ECLI:NL:RBZWB:2019:1613
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis wegens het ontbreken van ernstige bezwaren
Op 11 april 2019 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek behandeld tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in verband wordt gebracht met de dood van een slachtoffer. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, heeft ontkend verantwoordelijk te zijn voor de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft in eerdere bevelen tot gevangenhouding ernstige bezwaren geconstateerd, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een ruzie waarbij een mes werd getoond. Getuigen hebben verklaard dat de verdachte en een andere mannelijke verdachte bij het slachtoffer stonden, dat er ruzie was en dat de verdachte later heeft gezegd dat hij het slachtoffer had gestoken. Een medeverdachte heeft verklaard dat zij een mes had gepakt om de situatie te de-escaleren, maar dat het mes uiteindelijk door een andere medeverdachte op het slachtoffer is gebruikt. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen van de verdachten geconcludeerd dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn om de voorlopige hechtenis te handhaven. Daarom heeft de rechtbank op 15 april 2019 de voorlopige hechtenis opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelast.