ECLI:NL:RBZWB:2019:1496

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
02-800607-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een motorvoertuig op meerdere fietsers in 's-Hertogenbosch

Op 8 april 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2018 in 's-Hertogenbosch met een personenauto op meerdere fietsers is ingereden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke rijontzegging. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord op een fietsster, maar werd vrijgesproken van deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers, gezien de omstandigheden van de aanrijding en de snelheid van de auto. De verdachte had met hoge snelheid op de fietsers ingereden, wat leidde tot ernstig letsel bij een van hen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte onder invloed van stoffen verkeerde die zijn rijvaardigheid nadelig konden beïnvloeden. De rechtbank achtte de kans op overlijden van de slachtoffers aanmerkelijk en oordeelde dat de verdachte deze kans had aanvaard. De verdediging voerde aan dat er geen voorbedachte rade was en dat de verdachte niet de intentie had om de slachtoffers te doden, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers, wat leidde tot de uiteindelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800607-18
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te ‘s-Hertogenbosch
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. J.A.A. Vos, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 14 december 2018 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met hoge/verhoogde snelheid, althans (plotseling) accelererend, in de richting van die [naam 1] is gereden en/of
- in de richting van die [naam 1] is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en/of (tijdig) te remmen en/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die [naam 1] heeft gemaakt en/of
- tegen die [naam 1] is aangereden ten gevolge waarvan die [naam 1] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2018 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, aan [naam 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een (grote) beenwond heeft toegebracht met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met hoge/verhoogde snelheid, althans (plotseling) accelererend, in de richting van die [naam 1] is gereden en/of
- in de richting van die [naam 1] is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en/of (tijdig) te remmen en/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die [naam 1] heeft gemaakt en/of
- tegen die [naam 1] is aangereden ten gevolge waarvan die [naam 1] ten val is gekomen,
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2018 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met hoge/verhoogde snelheid, althans (plotseling) accelererend, in de richting van die [naam 1] is gereden en/of
- in de richting van die [naam 1] is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en/of (tijdig) te remmen en/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die [naam 1] heeft gemaakt en/of
- tegen die [naam 1] is aangereden ten gevolge waarvan die [naam 1] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2018 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met hoge/verhoogde snelheid, althans (plotseling) accelererend, in de richting van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen is gereden en/of
- in de richting van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en/of (tijdig) te remmen en/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2018 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
[naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met hoge/verhoogde snelheid, althans (plotseling) accelererend, in de richting van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen is gereden en/of
- in de richting van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en/of (tijdig) te remmen en/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [naam 1] , zoals onder
feit 1 primairten laste is gelegd. Hij baseert zich daarbij op de aangifte en aanvullende verklaringen van [naam 1] , de camerabeelden die ter zitting zijn getoond, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte dat hij op 14 december 2018 in Den Bosch de auto heeft bestuurd waarmee hij [naam 1] heeft aangereden, terwijl zij op de fiets zat. Ook acht de officier van justitie de onder
feit 2 primairten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangiften van de slachtoffers, de camerabeelden die ter zitting zijn getoond, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte dat hij op 14 december 2018 de auto heeft bestuurd. Met betrekking tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag op [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs, nu de modus operandi overeen stemt met wat op de camerabeelden te zien is en met hetgeen de aangevers en getuigen verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van hetgeen onder
feit 1 primairten laste is gelegd kan komen en voert daartoe het volgende aan. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte een vooropgezet plan heeft gehad om [naam 1] te doden, zodat van voorbedachte rade geen sprake kan zijn.
Evenmin had verdachte de intentie om [naam 1] te doden, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Daarnaast heeft verdachte niet rustig kunnen nadenken, gezien zijn psychische toestand. Wel kan hetgeen verdachte
subsidiairten laste is gelegd bewezen verklaard worden. Ten aanzien van
feit 2 primairbepleit de verdediging dat verdachte niet het opzet had om de slachtoffers te doden, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Daarnaast waren het willekeurige slachtoffers en stuurde verdachte zijn auto steeds op tijd weg om een aanrijding te voorkomen. Wel kan hetgeen verdachte
subsidiairten laste is gelegd bewezen verklaard worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 14 december 2018 [1] kreeg de politie de melding dat een bestuurder van een auto op de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch bewust op meerdere mensen zou zijn ingereden en daarbij ook iemand daadwerkelijk had aangereden. Ter plaatse werd een gewonde vrouw aangetroffen en het bleek dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto en de fietser genaamd [naam 1] . [naam 1] heeft aangifte gedaan [2] . Getuige [naam 7] [3] liep op 14 december 2018 op het trottoir van de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch en hoorde een harde klap en een luid gegil. Zij zag een persoon op het trottoir liggen en zag dat een personenauto met kenteken [kenteken] vervolgens weg reed in de richting van het centrum. Op 14 december 2018 omstreeks 18.37 uur [4] werd voornoemde auto door de verbalisanten rijdend aangetroffen, waarna een stopteken werd gegeven. Hieraan werd voldaan en vervolgens werd de bestuurder aangehouden. Deze bestuurder was [Verdachte] (verdachte).
Het ongeval is door de politie onderzocht [5] . Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat de remlichten van de auto op het moment van de aanrijding met [naam 1] oplichtten, waardoor geconcludeerd kan worden dat verdachte pas tijdens de aanrijding gebruik maakte van zijn reminrichting.
In het dossier bevinden zich camerabeelden. Hierop is onder andere te zien [6] dat verdachte met de personenauto richting een fietser met een rode rugzak fietst. [naam 2] heeft hiervan aangifte gedaan [7] . [naam 2] verklaart dat zij op 14 december 2018 over de Hinthamerstraat reed en dat er een auto naast haar kwam rijden. Zij keek de bestuurder aan en had meteen de indruk dat er iets niet klopte. Hierna zag zij dat de bestuurder haar met zijn auto afsneed. [naam 2] kon nog net blijven fietsen en had de indruk dat hij haar zou hebben aangereden als zij niet geremd had. Vervolgens zag [naam 2] dat de bestuurder iets op trok en in de richting van een tegemoetkomende fietser reed. De bestuurder wilde de fietser aanrijden, maar net op tijd reed hij weer de weg op. De fietser moest uitwijken en van zijn fiets afstappen en viel bijna. Vervolgens zag [naam 2] dat de bestuurder van de auto de eerstvolgende fietser weer wilde aanrijden. [naam 2] droeg een bordeaux rode rugzak op haar rug. De auto reed verder en stuurde wederom richting een fietser. Hiervan deed [naam 3] [8] aangifte. Hij reed op 14 december 2018 met de fiets over de Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch. [naam 3] zag een auto ineens dicht op hem afkomen, omdat hij de auto hoorde versnellen doordat het gaspedaal werd ingeduwd als gevolg waarvan de auto begon te accelereren en sneller begon te rijden. De bestuurder reed abrupt in de richting van [naam 3] . Op het moment dat de auto zo’n 1,5 tot 2 meter bij [naam 3] vandaan was, hoorde hij dat het gaspedaal nog verder werd ingetrapt. [naam 3] stuurde naar rechts en duwde zo hard als hij kon de remmen in, waardoor een aanrijding werd voorkomen. De auto reed verder en toen hij omkeek, zag [naam 3] dat de bestuurder van de auto tot twee keer toe fietsers van de weg wilde rijden. Aangeefster [naam 4] [9] fietste op 14 december 2018 op het fietspad van de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch. Zij zag een auto aan komen rijden. De bestuurder gaf gas en reed bewust op [naam 4] af. [naam 4] reed helemaal naar rechts om uit te wijken. De bestuurder had haar op een centimeter na gemist. Korte tijd later hoorde [naam 4] een klap en een gil. Zij liep in de richting van het geluid en zag een aangereden vrouw op de stoep liggen. Verder fietste ook [naam 5] [10] [11] over de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch. Hij zag dat de bestuurder van een auto een plotselinge stuurbeweging in de richting van een fietser voor hem maakte, maar dat deze niet werd geraakt. Vervolgens zag hij dat de bestuurder opeens een stuurbeweging in zijn richting maakte, maar voelde dat hij niet geraakt werd. Op het moment dat hij omkeek, zag [naam 5] dat de auto naar een fietser toe stuurde en dat hij haar met de voorzijde van de auto raakte als gevolg waarvan de vrouw op de stoep viel. Tenslotte fietste [naam 6] op 14 december 2018 in de Hinthamerstraat. Zij zag een voertuig zeer dicht op haar af komen rijden. De snelheid van dit voertuig was niet hoog. Nadat het voertuig van haar wegreed, zag en hoorde zij dat dit voertuig steeds sneller ging rijden. Zij zag dat dit voertuig van links naar rechts over de weg reed. Vervolgens hoorde zij een harde klap en een luid gegil. Zij zag een vrouw op de grond liggen. [12]
De camerabeelden zijn ook ter zitting getoond. De rechtbank heeft op grond van eigen waarneming het volgende vastgesteld. De bestuurder van de auto (verdachte) stuurt naar rechts in de richting van een fietser met een rode rugzak. Daarna zwenkt hij met zijn auto drie maal in de richting van de fietsers (film 2, waarbij het incident van de achterzijde is gefilmd). Vervolgens maakt hij twee maal een stuurbeweging naar rechts in de richting van een fietser (film 1, waarbij het incident van de voorzijde is gefilmd). De bestuurder van de auto maakt vervolgens een bewuste stuurbeweging in de richting van een fietser en raakt deze met de linker voorzijde van de auto, waardoor de fietser op het trottoir terecht komt. De bestuurder rijdt vervolgens rustig door en na deze aanrijding zwenkte de bestuurder van de auto nog zes maal in de richting van een fietser (film 2, waarbij het incident van de achterzijde is gefilmd).
Ter zitting heeft verdachte verklaard [13] dat hij op 14 december 2018 met een auto over de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch reed. Verdachte heeft hierbij een aanrijding veroorzaakt door een fietser aan te rijden en daarnaast zou het kunnen dat hij met zijn auto meermalen in de richting van fietsers is ingereden, maar deze niet heeft geraakt.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [naam 1] te doden.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt niet dat de verdachte een plan had beraamd om [naam 1] van het leven te beroven.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er sprake was van voorbedachten rade, reden waarom zij de verdachte van de onder primair tenlastegelegde poging moord vrijspreekt.
Ook zal verdachte vrijgesproken worden voor het rijden onder invloed van een stof of stoffen welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van [naam 1] . De vraag is vervolgens of verdachte mogelijk voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 1] heeft gehad.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de intentie had om [naam 1] aan te rijden, zodat hij niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij zou komen te overlijden en er dus geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verweer voorop dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm het handelen van de verdachte er op was gericht om het slachtoffer met de door hem bestuurde auto te raken. Immers, is de verdachte op het slachtoffer ingereden terwijl de relatief hoge stoep ter plaatse niet toeliet dat het slachtoffer hem zou ontwijken.
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of met dit handelen de kans op het overlijden van het slachtoffer onder de gegeven omstandigheden als aanmerkelijk is te beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat een fietser als een kwetsbare verkeersdeelnemer ten opzichte van een auto is te beschouwen – een auto wordt in dit verband wel als een wapen gezien – en neemt daarbij in aanmerking dat niet alleen de impact met een auto tot letsel of de dood kunnen leiden maar dat een botsing in de regel ook tot gevolg heeft dat de fietser ongecontroleerd ten val komt en mogelijk (zelfs) wordt overreden. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is daarnaast meer in het bijzonder gebleken dat de verdachte met een behoorlijke snelheid heeft gereden, dat het slachtoffer uit de tegengestelde richting kwam fietsen hetgeen de impact van de aanrijding verder heeft vergroot en dat het slachtoffer als gevolg van die aanrijding ook (ongecontroleerd) ten val is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat gelet op de genoemde ervaringsregels en de overigens gebleken feiten in de onderhavige zaak de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden en dat de verdachte de kans daarop heeft aanvaard. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2018 te ’s-Hertogenbosch heeft schuldig gemaakt aan de onder
1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 1] .
Ten aanzien van feit 2
Op grond van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde reed, terwijl hij onder invloed verkeerde van een stof of stoffen welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . De vraag is vervolgens of verdachte mogelijk voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] heeft gehad.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de intentie had om de fietsers aan te rijden, zodat hij niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fietsers zouden kunnen komen te overlijden en er dus geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de gedragingen van verdachte onder de gegeven omstandigheden en mede gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 – de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de fietsers bij een aanrijding zouden komen te overlijden. Dit mede gelet op de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam ten opzichte van een auto zoals hiervoor overwogen, en de omstandigheid dat een auto in de onderhavige situatie als een wapen gezien kan worden. Door de korte afstand tussen de auto en de fietsers en door met verhoogde snelheid op iemand af te rijden, zoals verdachte heeft gedaan, was de kans aanmerkelijk dat de fietsers – als zij niet hadden afgeremd of waren afgestapt – onder de auto terecht zouden zijn gekomen dan wel dat de auto hen zodanig zou hebben geraakt dat zij daarbij en reeds daardoor zouden kunnen overlijden. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard door te rijden op de wijze zoals hij heeft gedaan.
Dit betekent dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel bij [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2018 te ’s-Hertogenbosch schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van hetgeen hem ten aanzien van [naam 6] en de één of meer onbekend gebleven personen ten laste is gelegd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt in dit verband dat [naam 6] tegenover de politie heeft verklaard dat zij niet het idee had dat de bestuurder van de auto haar had willen aanrijden en dat als hij dat gewild zou hebben, hij hiervoor de kans heeft gehad. Daarnaast maakte hij een stuurbeweging van haar af. Verder heeft [naam 6] tegenover de politie aangegeven dat zij geen aangifte wenst te doen. Ten aanzien van de één of meer onbekend gebleven personen overweegt de rechtbank dat zij geen aangifte hebben gedaan. Hierdoor kan ook niet vastgesteld worden hoe zij het incident hebben ervaren en meer in het bijzonder of het handelen van de verdachte er in hun beleving op was gericht om hen te raken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 (primair)
hijop
of omstreeks14 december 2018 te 's-Hertogenbosch
, in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radevan het leven te beroven met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met
hoge/verhoogde snelheid
, althans (plotseling) accelererend,in de richting van die [naam 1] is gereden en
/of
- in de richting van die [naam 1] is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en
/of(tijdig) te remmen en
/of
- een
(plotselinge)stuurbeweging in de richting van die [naam 1] heeft gemaakt en
/of
- tegen die [naam 1] is aangereden ten gevolge waarvan die [naam 1] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 (primair)
hijop
of omstreeks14 december 2018 te 's-Hertogenbosch
, in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] en
/of[naam 5]
en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personenopzettelijk van het leven te beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden,
- met
hoge/verhoogdesnelheid
, althans (plotseling) accelererend,in de richting van die [naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] en
/of[naam 5]
en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personenis gereden en
/of
- in de richting van die [naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] en
/of[naam 5]
en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personenis blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te verminderen en
/of(tijdig) te remmen en
/of
- een (plotselinge) stuurbeweging in de richting van die die [naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] en
/of[naam 5]
en/of [naam 6] en/of één of meer onbekend gebleven personenheeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest en een rijontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 10 jaren met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd. Bij de bepaling van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijnen die door het openbaar ministerie worden gehanteerd. In strafverhogende mate heeft hij rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, het aantal slachtoffers en met het verkeersgedrag van verdachte. In strafverlagende mate heeft hij rekening gehouden met de zorgen die er volgens het reclasseringsrapport over verdachte zijn. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat eventueel reclasseringstoezicht en behandelingen in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling gerealiseerd kunnen worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een groot gedeelte voorwaardelijk dient te zijn, zodat verdachte zo snel mogelijk door een psycholoog behandeld kan worden. Verdachte is bereid om aan een reclasseringstoezicht mee te werken en zal zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden houden. Tevens wordt bij de bepaling van de op te leggen straf verzocht om rekening te houden met de tijdelijk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, omdat hij al enige tijd onder de echtscheiding van zijn ouders te lijden heeft waardoor hij met forse psychische klachten kampt en vanwege het gebruik van cannabis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 14 december 2018 in ‘s-Hertogenbosch met een personenauto
[naam 1] aangereden, waarbij zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast is verdachte met een personenauto op [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ingereden. Dit zijn buitengewoon ernstige misdrijven, waarbij verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat voornoemde personen hierbij om het leven zouden komen. Dat dit niet gebeurd is, is een omstandigheid die geenszins aan hem te danken is.
Door het handelen zoals bewezen is verklaard, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam 1] . Verdachte heeft door zijn handelen onder meer het leven van [naam 1] , die tijdelijk voor haar studie in Nederland verbleef, in een nachtmerrie veranderd. Ook nu ervaart zij nog de negatieve consequenties van het handelen van verdachte. Tijdens de zitting heeft zij onder meer aangegeven dat zij in een periode van drie maanden na de aanrijding drie operaties heeft moeten ondergaan en dat zij vele malen het ziekenhuis en klinieken heeft moeten bezoeken. Daarnaast heeft zij aan het ongeval een litteken overgehouden, dat pijnlijk en ongevoelig is, en heeft zij last van duizeligheid. Verder verliest zij door een whiplash haar balans. Naast de fysieke problemen kampt zij ook met emotionele problemen, zoals een gediagnosticeerde depressie, de onzekerheid die ervoor zorgt dat zij haar been altijd wil verbergen en negatieve gevoelens wanneer zij in de spiegel kijkt. Ook heeft zij angst bij het oversteken van de straat, als auto’s haar naderen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met de tijdelijk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat zij op basis van de voorhanden zijnde rapportages niet kan vaststellen dat hiervan sprake is geweest en ook overigens het verweer door de verdediging niet is onderbouwd.
Bij de bepaling van de hierna op te leggen straf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op het strafblad van verdachte. Op dit strafblad staan 5 strafbeschikkingen in verband met het binnen de bebouwde kom harder rijden dan de toegestane snelheid en 2 strafbeschikkingen voor onverzekerd rijden. Alle strafbeschikkingen stammen uit het najaar van 2018. Daarnaast houdt zij rekening met het proces-verbaal waarin staat gerelateerd dat verdachte in oktober/november 2018 verdacht wordt van betrokkenheid bij verkeersincidenten (het inrijden op mensen en hard remmen op het moment dat verdachte net voor andere automobilisten reed), waarbij hij ook in een auto reed en zich daarbij misdroeg.
Over verdachte is een rapport opgemaakt door GZ-psycholoog M. de Klerk. Uit dit rapport komt naar voren dat onvoldoende zicht is gekregen op de persoon van verdachte om een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vast te kunnen stellen dan wel uit te sluiten. De psycholoog rapporteert dat verdachte te weinig inzicht geeft in zijn gedachtes om te kunnen bepalen of zijn huidige gedachtegang als pathologisch te duiden is, dat wil zeggen psychotisch of waanachtig. Omdat verdachte onvoldoende inzicht geeft in zijn gevoelens en gedachtes, wordt het diagnostisch onvoldoende duidelijk of er sprake is van een stoornis. Verdachte laat weliswaar symptomen zien van een depressie, maar dit zijn tevens symptomen, in combinatie met zijn achterdocht en paranoïde gekleurde aannames, die wijzen op de prodomen van een schizofrene ontwikkeling. Hierbij slaat de psycholoog tevens acht op de gedragsverandering van de laatste maanden en het gegeven dat de vader van verdachte lijdt aan schizofrenie. Pas als verdachte meer openheid geeft over zijn gedachtes, aannames en interpretaties kan er een diagnose gesteld dan wel uitgesloten worden. Zij stelt daarom een diagnose uit. Wel roept het vermoeden van een mogelijk schizofrene ontwikkeling zorg op.
Ook de reclassering heeft een rapport over verdachte opgemaakt. Daaruit blijkt dat het sinds een half jaar slechter met verdachte gaat, maar dat hij de oorzaak hiervan niet goed kan benoemen. De praktische leefgebieden zijn in disbalans. Zo heeft verdachte geen bron van inkomsten en spreekt hij de wens uit om zelfstandig te gaan wonen, terwijl er vraagtekens zijn rondom de haalbaarheid van dit plan. Verdachte praat niet graag met vreemden over privéproblemen, maar de problemen die door de psycholoog worden gesignaleerd (paranoïde gekleurde en irreële aannames en het vermoeden van een mogelijk schizofrene ontwikkeling) laten een zorgelijk beeld zien. De problemen die door de moeder en zus van verdachte worden omschreven, maken duidelijk dat verdachte gebaat zou zijn bij verdere begeleiding en/of behandeling. Een dergelijk plan kan worden opgesteld in het kader van een reclasseringstoezicht. Hierbij zou alsnog onderzocht kunnen worden of aanvullend onderzoek haalbaar is, teneinde meer zicht te krijgen op de al dan niet aanwezige noodzaak voor een behandeltraject. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan een intake bij een forensische polikliniek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling en indien geïndiceerd, een traject gericht op dagbesteding.
De rechtbank neemt het advies uit het reclasseringsrapport over en zal hiermee, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, bij de strafoplegging reeds thans rekening houden. De rechtbank overweegt hiertoe dat zij, mede gelet op de persoon van verdachte, diens jeugdige leeftijd en de aanwezige rapportages, voldoende aanknopingspunten ziet om de behandeling en begeleiding na de detentie richting te geven, zodat recidive wordt voorkomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van voorarrest noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte van de onder 1 tenlastegelegde poging tot moord vrijspreekt. Wel ziet de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, aanleiding een deel daarvan, te weten 8 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden gesteld, zoals door de reclassering geadviseerd. Met de deels voorwaardelijke straf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het rapport van de reclassering en de psycholoog en de vastgestelde problematiek bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – indien hij niet behandeld wordt – wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Nu verdachte wordt veroordeeld wegens pogingen tot doodslag en hij het bewezenverklaarde heeft gepleegd met een motorvoertuig dat hij ten tijde van de feiten bestuurde, is de rechtbank van oordeel dat ook een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd, passend en geboden is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[naam 6]vordert een schadevergoeding van
€ 572,00voor
feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179a en 188 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Poging tot doodslag;
feit 2 primair:Poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Verdachte meldt zich binnen 48 uren na het onherroepelijk zijn van het vonnis tussen 09.00 uur en 12.00 uur telefonisch bij Reclassering Nederland op telefoonnummer 088-8041504. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controles en de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan een intake bij een forensische polikliniek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte, indien geïndiceerd, meewerkt aan een traject gericht op dagbesteding (scholing en/of werk), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Benadeelde partij
-
verklaartde benadeelde partij
[naam 6] niet-ontvankelijkin haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij
[naam 6]in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, mr. I.M. Josten en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van P.J.F.M. Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2019.
mr. Kempen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met documentcode 8610-EIND-01, onderzoek Tessin/OB1R018170, onderzoeksnummer OB1R018170 van de Districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 214.
2.Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] , pagina’s 133 tot en met 135;
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] , pagina 163;
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 40 en 41;
5.Het proces-verbaal, pagina’s 92 en 103;
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 72 tot en met 78;
7.Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] , pagina’s 157 en 158;
8.Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , pagina’s 154 en 155;
9.Het proces-verbaal van aangifte [naam 4] , pagina’s 151 en 152;
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , pagina 161;
11.Het proces-verbaal van aangifte [naam 5] , pagina 159;
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , pagina 166;
13.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 maart 2019.