4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 14 december 2018kreeg de politie de melding dat een bestuurder van een auto op de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch bewust op meerdere mensen zou zijn ingereden en daarbij ook iemand daadwerkelijk had aangereden. Ter plaatse werd een gewonde vrouw aangetroffen en het bleek dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto en de fietser genaamd [naam 1] . [naam 1] heeft aangifte gedaan. Getuige [naam 7]liep op 14 december 2018 op het trottoir van de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch en hoorde een harde klap en een luid gegil. Zij zag een persoon op het trottoir liggen en zag dat een personenauto met kenteken [kenteken] vervolgens weg reed in de richting van het centrum. Op 14 december 2018 omstreeks 18.37 uurwerd voornoemde auto door de verbalisanten rijdend aangetroffen, waarna een stopteken werd gegeven. Hieraan werd voldaan en vervolgens werd de bestuurder aangehouden. Deze bestuurder was [Verdachte] (verdachte).
Het ongeval is door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat de remlichten van de auto op het moment van de aanrijding met [naam 1] oplichtten, waardoor geconcludeerd kan worden dat verdachte pas tijdens de aanrijding gebruik maakte van zijn reminrichting.
In het dossier bevinden zich camerabeelden. Hierop is onder andere te ziendat verdachte met de personenauto richting een fietser met een rode rugzak fietst. [naam 2] heeft hiervan aangifte gedaan. [naam 2] verklaart dat zij op 14 december 2018 over de Hinthamerstraat reed en dat er een auto naast haar kwam rijden. Zij keek de bestuurder aan en had meteen de indruk dat er iets niet klopte. Hierna zag zij dat de bestuurder haar met zijn auto afsneed. [naam 2] kon nog net blijven fietsen en had de indruk dat hij haar zou hebben aangereden als zij niet geremd had. Vervolgens zag [naam 2] dat de bestuurder iets op trok en in de richting van een tegemoetkomende fietser reed. De bestuurder wilde de fietser aanrijden, maar net op tijd reed hij weer de weg op. De fietser moest uitwijken en van zijn fiets afstappen en viel bijna. Vervolgens zag [naam 2] dat de bestuurder van de auto de eerstvolgende fietser weer wilde aanrijden. [naam 2] droeg een bordeaux rode rugzak op haar rug. De auto reed verder en stuurde wederom richting een fietser. Hiervan deed [naam 3]aangifte. Hij reed op 14 december 2018 met de fiets over de Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch. [naam 3] zag een auto ineens dicht op hem afkomen, omdat hij de auto hoorde versnellen doordat het gaspedaal werd ingeduwd als gevolg waarvan de auto begon te accelereren en sneller begon te rijden. De bestuurder reed abrupt in de richting van [naam 3] . Op het moment dat de auto zo’n 1,5 tot 2 meter bij [naam 3] vandaan was, hoorde hij dat het gaspedaal nog verder werd ingetrapt. [naam 3] stuurde naar rechts en duwde zo hard als hij kon de remmen in, waardoor een aanrijding werd voorkomen. De auto reed verder en toen hij omkeek, zag [naam 3] dat de bestuurder van de auto tot twee keer toe fietsers van de weg wilde rijden. Aangeefster [naam 4]fietste op 14 december 2018 op het fietspad van de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch. Zij zag een auto aan komen rijden. De bestuurder gaf gas en reed bewust op [naam 4] af. [naam 4] reed helemaal naar rechts om uit te wijken. De bestuurder had haar op een centimeter na gemist. Korte tijd later hoorde [naam 4] een klap en een gil. Zij liep in de richting van het geluid en zag een aangereden vrouw op de stoep liggen. Verder fietste ook [naam 5]over de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch. Hij zag dat de bestuurder van een auto een plotselinge stuurbeweging in de richting van een fietser voor hem maakte, maar dat deze niet werd geraakt. Vervolgens zag hij dat de bestuurder opeens een stuurbeweging in zijn richting maakte, maar voelde dat hij niet geraakt werd. Op het moment dat hij omkeek, zag [naam 5] dat de auto naar een fietser toe stuurde en dat hij haar met de voorzijde van de auto raakte als gevolg waarvan de vrouw op de stoep viel. Tenslotte fietste [naam 6] op 14 december 2018 in de Hinthamerstraat. Zij zag een voertuig zeer dicht op haar af komen rijden. De snelheid van dit voertuig was niet hoog. Nadat het voertuig van haar wegreed, zag en hoorde zij dat dit voertuig steeds sneller ging rijden. Zij zag dat dit voertuig van links naar rechts over de weg reed. Vervolgens hoorde zij een harde klap en een luid gegil. Zij zag een vrouw op de grond liggen.
De camerabeelden zijn ook ter zitting getoond. De rechtbank heeft op grond van eigen waarneming het volgende vastgesteld. De bestuurder van de auto (verdachte) stuurt naar rechts in de richting van een fietser met een rode rugzak. Daarna zwenkt hij met zijn auto drie maal in de richting van de fietsers (film 2, waarbij het incident van de achterzijde is gefilmd). Vervolgens maakt hij twee maal een stuurbeweging naar rechts in de richting van een fietser (film 1, waarbij het incident van de voorzijde is gefilmd). De bestuurder van de auto maakt vervolgens een bewuste stuurbeweging in de richting van een fietser en raakt deze met de linker voorzijde van de auto, waardoor de fietser op het trottoir terecht komt. De bestuurder rijdt vervolgens rustig door en na deze aanrijding zwenkte de bestuurder van de auto nog zes maal in de richting van een fietser (film 2, waarbij het incident van de achterzijde is gefilmd).
Ter zitting heeft verdachte verklaarddat hij op 14 december 2018 met een auto over de Hinthamerstraat in ‘s-Hertogenbosch reed. Verdachte heeft hierbij een aanrijding veroorzaakt door een fietser aan te rijden en daarnaast zou het kunnen dat hij met zijn auto meermalen in de richting van fietsers is ingereden, maar deze niet heeft geraakt.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [naam 1] te doden.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt niet dat de verdachte een plan had beraamd om [naam 1] van het leven te beroven.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er sprake was van voorbedachten rade, reden waarom zij de verdachte van de onder primair tenlastegelegde poging moord vrijspreekt.
Ook zal verdachte vrijgesproken worden voor het rijden onder invloed van een stof of stoffen welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van [naam 1] . De vraag is vervolgens of verdachte mogelijk voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 1] heeft gehad.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de intentie had om [naam 1] aan te rijden, zodat hij niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij zou komen te overlijden en er dus geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verweer voorop dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm het handelen van de verdachte er op was gericht om het slachtoffer met de door hem bestuurde auto te raken. Immers, is de verdachte op het slachtoffer ingereden terwijl de relatief hoge stoep ter plaatse niet toeliet dat het slachtoffer hem zou ontwijken.
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of met dit handelen de kans op het overlijden van het slachtoffer onder de gegeven omstandigheden als aanmerkelijk is te beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat een fietser als een kwetsbare verkeersdeelnemer ten opzichte van een auto is te beschouwen – een auto wordt in dit verband wel als een wapen gezien – en neemt daarbij in aanmerking dat niet alleen de impact met een auto tot letsel of de dood kunnen leiden maar dat een botsing in de regel ook tot gevolg heeft dat de fietser ongecontroleerd ten val komt en mogelijk (zelfs) wordt overreden. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is daarnaast meer in het bijzonder gebleken dat de verdachte met een behoorlijke snelheid heeft gereden, dat het slachtoffer uit de tegengestelde richting kwam fietsen hetgeen de impact van de aanrijding verder heeft vergroot en dat het slachtoffer als gevolg van die aanrijding ook (ongecontroleerd) ten val is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat gelet op de genoemde ervaringsregels en de overigens gebleken feiten in de onderhavige zaak de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden en dat de verdachte de kans daarop heeft aanvaard. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2018 te ’s-Hertogenbosch heeft schuldig gemaakt aan de onder
1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 1] .
Ten aanzien van feit 2
Op grond van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde reed, terwijl hij onder invloed verkeerde van een stof of stoffen welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . De vraag is vervolgens of verdachte mogelijk voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] heeft gehad.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de intentie had om de fietsers aan te rijden, zodat hij niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fietsers zouden kunnen komen te overlijden en er dus geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de gedragingen van verdachte onder de gegeven omstandigheden en mede gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 – de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de fietsers bij een aanrijding zouden komen te overlijden. Dit mede gelet op de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam ten opzichte van een auto zoals hiervoor overwogen, en de omstandigheid dat een auto in de onderhavige situatie als een wapen gezien kan worden. Door de korte afstand tussen de auto en de fietsers en door met verhoogde snelheid op iemand af te rijden, zoals verdachte heeft gedaan, was de kans aanmerkelijk dat de fietsers – als zij niet hadden afgeremd of waren afgestapt – onder de auto terecht zouden zijn gekomen dan wel dat de auto hen zodanig zou hebben geraakt dat zij daarbij en reeds daardoor zouden kunnen overlijden. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard door te rijden op de wijze zoals hij heeft gedaan.
Dit betekent dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel bij [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2018 te ’s-Hertogenbosch schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van hetgeen hem ten aanzien van [naam 6] en de één of meer onbekend gebleven personen ten laste is gelegd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt in dit verband dat [naam 6] tegenover de politie heeft verklaard dat zij niet het idee had dat de bestuurder van de auto haar had willen aanrijden en dat als hij dat gewild zou hebben, hij hiervoor de kans heeft gehad. Daarnaast maakte hij een stuurbeweging van haar af. Verder heeft [naam 6] tegenover de politie aangegeven dat zij geen aangifte wenst te doen. Ten aanzien van de één of meer onbekend gebleven personen overweegt de rechtbank dat zij geen aangifte hebben gedaan. Hierdoor kan ook niet vastgesteld worden hoe zij het incident hebben ervaren en meer in het bijzonder of het handelen van de verdachte er in hun beleving op was gericht om hen te raken.