ECLI:NL:RBZWB:2019:1334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
C/02/350893 FARK 18-5597
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling tussen grootmoeder en kleinkind afgewezen wegens gebrek aan nauwe persoonlijke betrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een grootmoeder om een omgangsregeling met haar kleinkind. De grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.A. Leijser, verzocht de rechtbank om een zorg- en contactregeling vast te stellen, waarbij zij iedere woensdag van 12.00 uur tot 19.00 uur contact zou hebben met haar kleinkind. De ouders van het kind, bijgestaan door hun advocaat mr. N.A. Boelhouwer, verzetten zich tegen dit verzoek en vroegen de rechtbank om de grootmoeder niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en het kleinkind, zoals vereist op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De grootmoeder stelde dat zij een belangrijke rol had gespeeld in de verzorging van het kleinkind, maar de ouders betwistten dit en gaven aan dat de grootmoeder slechts sporadisch contact had met het kind. De rechtbank concludeerde dat het contact tussen de grootmoeder en het kleinkind niet zodanig intensief was dat het verzoek tot omgang gerechtvaardigd was.

Daarnaast merkte de rechtbank op dat de verstandhouding tussen de ouders en de grootmoeder ernstig verstoord was, wat het voor het kleinkind onveilig maakte om contact met zijn grootmoeder te hebben. De rechtbank besloot de grootmoeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een veilige omgeving voor het kind en de noodzaak om te werken aan herstel van de onderlinge verhoudingen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/350893 / FA RK 18-5597
datum uitspraak: 22 maart 2019
beschikking betreffende omgang
in de zaak van
[verzoekster],
hierna te noemen de grootmoeder,
wonende te Tilburg,
bijgestaan door mr. E.M.A. Leijser, advocaat te Tilburg,
tegen
[verweerster],
hierna te noemen de moeder dan wel de vrouw,
en
[verweerster],
hierna te noemen de vader dan wel de man,
hierna gezamenlijk te noemen de ouders,
beiden wonende te Tilburg,
beiden bijgestaan door mr. N.A. Boelhouwer, advocaat te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 24 oktober 2018 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 18 februari 2019 ontvangen verweerschrift;
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- het proces-verbaal van de zitting van 20 februari 2019.
1.2
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 februari 2019. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
- De vrouw en de man hebben een affectieve relatie.
- Uit deze relatie is geboren de minderjarige [naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
- De man heeft de minderjarige erkend.
- De man en de vrouw zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
- [minderjarige] woont bij zijn ouders.
- Verzoekster is de moeder van de vader van [minderjarige], dus de grootmoeder van [minderjarige].

3.Het verzoek

3.1
De grootmoeder verzoekt, zakelijk weergegeven, om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat tussen haar en de minderjarige de volgende zorg- en contactregeling wordt vastgesteld:
- iedere woensdag van 12.00 uur tot 19.00 uur, dan wel een andere dag of dagdeel dan wel een ander dag of dagdeel als de rechtbank dat juist acht.
3.2
De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootmoeder. Zij verzoeken haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit verzoek af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid grootmoeder
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de grootmoeder in haar verzoek kan worden ontvangen, indien sprake is (geweest) van gezinsleven (family life) als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarvoor is het biologisch grootouderschap op zichzelf ontoereikend en komt het aan op de vraag of sprake is van bijkomende omstandigheden waaruit voortvloeit dat een zo nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouder en het kleinkind bestaat dat een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling gerechtvaardigd is. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het onderhavige verzoek dient zij eerst deze vraag te beantwoorden.
4.2
De grootmoeder stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en [minderjarige]. Zij stelt dat deze persoonlijke betrekking verder gaat dan alleen de rol vervullen van grootmoeder. De ouders hebben direct na de geboorte van [minderjarige] een groot beroep op haar gedaan waaraan zij gehoor heeft gegeven. [minderjarige] verbleef veelvuldig in de woning van de grootmoeder. Op de momenten dat de moeder moest werken, bracht zij [minderjarige] bij de grootmoeder of de vader kwam met [minderjarige] bij haar langs. [minderjarige] bleef op die dagen ook soms logeren en hij heeft ook een weekend bij haar gelogeerd. De grootmoeder stelt dat er maanden zijn geweest dat [minderjarige] dagelijks bij haar verbleef.
4.3
De ouders betwisten dat de grootmoeder een grotere rol in het leven van [minderjarige] heeft (gehad) dan de rol vervullen van een grootmoeder. [minderjarige] heeft gedurende zijn eerste levensjaar ongeveer acht keer bij zijn grootmoeder gelogeerd, dit op dringend verzoek van haar zijde. De contacten tussen de grootmoeder en met name de moeder zijn verstoord. De vader erkend dat hij met [minderjarige] veel bij zijn moeder op bezoek is geweest, maar het is niet zo dat hij op tijdens deze bezoeken de volledige zorg voor [minderjarige] aan zijn moeder overliet.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de door de grootmoeder gestelde feiten en omstandigheden, welke door de ouders grotendeels zijn betwist, geconcludeerd moet worden dat geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en [minderjarige]. Hoewel vaststaat dat er in het eerste levensjaar van [minderjarige] regelmatig contact is geweest tussen de grootmoeder en [minderjarige], is niet komen vast te staan dat dit contact zodanig was dat de grootmoeder een substantieel deel van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] voor haar rekening heeft genomen of dat er sprake was van een zodanige structurele en intensieve oppasregeling dat deze het gebruikelijke contact tussen een grootmoeder en een kleinkind oversteeg. Dat de vader veelvuldig met [minderjarige] bij de grootmoeder op bezoek ging, [minderjarige] ongeveer eenmaal per maand bij de grootmoeder logeerde en een keer een weekend bij haar heeft gelogeerd, acht de rechtbank niet ongebruikelijk in een relatie tussen een grootmoeder en een kleinkind.
4.5
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de grootmoeder niet kan worden ontvangen in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en [minderjarige] wegens het ontbreken van een nauwe persoonlijke betrekking. Zij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
Ten overvloede
4.6
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. De verstandhouding tussen de ouders en de grootmoeder is in deze zaak ernstig verstoord. Beide ouders vertonen forse weerstand ten aanzien van een vaste omgangsregeling tussen de grootmoeder en [minderjarige] en daarnaast heeft de grootmoeder zich ter zitting ook niet onbetuigd gelaten van kritiek ten aanzien van met name de moeder van [minderjarige]. De rechtbank kan zich dan ook geheel vinden in hetgeen de Raad ter zitting naar voren heeft gebracht. De Raad heeft aangegeven dat [minderjarige] heel jong is en zich midden in zijn hechtingsfase bevindt. Hij is nog geheel afhankelijk van zijn ouders voor het contact met anderen. Zijn ouders moeten ervoor zorgen dat de contacten met anderen, zoals zijn grootmoeder, veilig voor [minderjarige] verlopen. Zoals hiervoor vermeld zijn de onderlinge verhoudingen met de grootmoeder ernstig verstoord. Dit maakt dat het voor [minderjarige] niet mogelijk is om een onbelast contact met zijn grootmoeder op dit moment aan te gaan. Dit is te onveilig voor hem. De rechtbank overweegt, gelet op het voorgaande, daarom ten overvloede dat in de situatie waarin de grootmoeder wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar verzoek, de rechtbank zou hebben geoordeeld dat omgang niet in het belang van [minderjarige] zou zijn geweest.
Wel roept de rechtbank beide partijen op om te werken aan het herstel van de onderlinge verhoudingen. In beginsel is het in het kader van de identiteitsontwikkeling wenselijk dat een kind onbelast contact heeft met zijn grootmoeder. Het zou dan ook in de ontwikkeling van [minderjarige] wenselijk zijn dat verzoekster een rol van grootmoeder in zijn leven kan vervullen op den duur, mits dit op een onbelaste wijze kan plaatsvinden.
4.7
Gelet op de aard van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.8
Het voorgaande betekent dat als volgt zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
verklaart de grootmoeder niet-ontvankelijk in haar verzoek;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D.M. van der Linden, en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2019.
SB
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.