In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 februari 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam 1] en [naam 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, vanwege een ernstige ouderstrijd die de ontwikkeling van de kinderen bedreigt. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, hebben elk hun eigen verhaal over de scheiding en de gevolgen daarvan voor de kinderen. De Raad heeft geconstateerd dat de kinderen opgroeien zonder contact met hun moeder, wat leidt tot een negatief beeld van haar, vooral bij [naam 1]. De vader heeft aangegeven niet bereid te zijn om met de moeder in gesprek te gaan, wat de situatie verder compliceert.
Tijdens de zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorgen over de kinderen weg te nemen en dat hulpverlening in het vrijwillige kader niet afdoende is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarigen ernstig in hun sociaal-emotionele ontwikkeling worden bedreigd door de ouderstrijd en dat een gedwongen ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken en de Stichting Jeugdbescherming Brabant aangewezen als de gecertificeerde instelling die de zorg voor de kinderen op zich zal nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 8 maart 2019 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.