ECLI:NL:RBZWB:2019:1332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
C/02/354925 JERK 19-228
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met ouderstrijd en niet-gecontracteerde zorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 februari 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam 1] en [naam 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, vanwege een ernstige ouderstrijd die de ontwikkeling van de kinderen bedreigt. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, hebben elk hun eigen verhaal over de scheiding en de gevolgen daarvan voor de kinderen. De Raad heeft geconstateerd dat de kinderen opgroeien zonder contact met hun moeder, wat leidt tot een negatief beeld van haar, vooral bij [naam 1]. De vader heeft aangegeven niet bereid te zijn om met de moeder in gesprek te gaan, wat de situatie verder compliceert.

Tijdens de zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorgen over de kinderen weg te nemen en dat hulpverlening in het vrijwillige kader niet afdoende is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarigen ernstig in hun sociaal-emotionele ontwikkeling worden bedreigd door de ouderstrijd en dat een gedwongen ondertoezichtstelling noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken en de Stichting Jeugdbescherming Brabant aangewezen als de gecertificeerde instelling die de zorg voor de kinderen op zich zal nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 8 maart 2019 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/354925 / JE RK 19-228
datum uitspraak: 19 februari 2019

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [naam 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [naam 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres, bijgestaan door mr. A. Kurt-Geҫoğlu, advocaat,

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 6 februari 2019, ingekomen bij de griffie op 7 februari 2019.
Op 19 februari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de heer [naam 3].
De moeder werd tevens vergezeld door haar persoonlijk begeleidster, werkzaam bij
ContourdeTwern,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam 1] en [naam 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam 1] en [naam 2] wonen bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam 1] en [naam 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De Raad heeft als toelichting en aanvulling op het verzoek aangevoerd dat er sprake is van een forse ouderstrijd, hetgeen voor [naam 1] en [naam 2] erg belastend is en is geweest. Beide ouders hebben elk hun geheel eigen verhaal over de wijze waarop zij uiteen zijn gegaan. Een van de gevolgen van de ouderstrijd is dat [naam 1] en [naam 2] momenteel opgroeien zonder hun moeder en dat zij beiden, in het bijzonder [naam 1] , een negatief beeld van hun moeder hebben ontwikkeld. De Raad vindt het zorgelijk dat door de vader een beeld wordt geschetst van de moeder als iemand waar de kinderen bang voor moeten zijn. De Raad heeft niet de verwachting dat de ouders binnen het vrijwillige kader een positieve verandering zullen kunnen aanbrengen in de situatie. Zo wil de vader niet met de moeder in gesprek gaan. Naar de mening van de Raad ligt het eerst en vooral op de weg van de vader, als dagelijks verzorgende ouder, om te zorgen voor contact van [naam 1] en [naam 2] met hun moeder, omdat de minderjarigen geheel afhankelijk zijn van hem. De Raad heeft het verzoek gehandhaafd.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij zijn best doet om [naam 1] en [naam 2] te bieden wat de minderjarigen nodig hebben. De vader heeft beaamd dat hij niet voornemens is om met de moeder het gesprek aan te gaan. Volgens de vader heeft de moeder hem onterecht van vele dingen beschuldigd en doet hem dat pijn. De vader heeft er geen bezwaar tegen als er een gezinsvoogd gaat komen die een zorg- en contactregeling gaat opzetten ten gunste van de moeder met [naam 1] en [naam 2] . Indien dat voor de minderjarigen op een veilige wijze kan gebeuren, verklaart de vader daaraan zijn medewerking te zullen verlenen. Of hij ook mee zal werken indien de minderjarigen niet naar de moeder willen, weet de vader nog niet.
Mr. Kurt heeft aangevoerd dat de moeder in een ondertoezichtstelling voor de gerezen problematiek een oplossing ziet. Volgens de moeder verzet de vader zich er hevig tegen dat zij weer in het leven van [naam 1] en [naam 2] zal komen. Inmiddels heeft de moeder sinds 6 september 2018 geen contact meer met [naam 1] en [naam 2] . Met name [naam 1] heeft daardoor een negatief beeld van zijn moeder opgedaan. Naar de mening van de moeder dient de vader zich in het belang van de minderjarigen over zijn eigen pijn heen te zetten om als ouders samen verder te kunnen komen. Tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling heeft de moeder geen bezwaar.
De GI heeft naar voren gebracht dat indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken zij zal trachten om met Avicenna verder te gaan om te komen tot een verbetering van de oudercommunicatie en herstel van het contact tussen de moeder en de minderjarigen. Het probleem is dat Avicenna geen gecontracteerde zorg is in de regio Tilburg. De GI zal dus met de gemeente Tilburg in overleg moeten om deze zorg tóch te kunnen krijgen.
De GI heeft het verzoek van de Raad in het belang van de minderjarigen ondersteund.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam 1] en [naam 2] klem zitten in de ouderstrijd, waardoor zij naar het oordeel van de kinderrechter ernstig in hun sociaal-emotionele ontwikkeling worden bedreigd.
Gevolgen van de ouderstrijd zijn onder meer dat de minderjarigen, maar met name [naam 1] , een erg negatief beeld van zijn moeder heeft ontwikkeld en dat het contact tussen hen en de moeder sinds een aantal maanden geheel verbroken is geraakt. Dit kan geenszins in het belang van de minderjarigen worden geacht.
Gebleken is dat de ouders op dit moment vanwege hun onderlinge strijd onvoldoende in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid de zorgen over de minderjarigen weg te nemen en dat hulpverlening in het vrijwillige kader (zoals vanuit Avicenna) daardoor niet afdoende is geweest om de ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen te kunnen afwenden. Tekenend is dat de vader aangeeft, hetgeen hij tijdens de zitting heeft herhaald, niet bereid is zijn om met de moeder om de tafel te gaan. Om die reden wordt een maatregel binnen een gedwongen kader noodzakelijk geacht.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en de kinderrechter zal [naam 1] en [naam 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
De doelen van de ondertoezichtstelling waaraan in het kader van de bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen in ieder geval gewerkt moeten worden zijn:
- [naam 1] en [naam 2] hebben een onbelast contact met beide ouders, met als eerste stap dat [naam 1]
een neutraler beeld van zijn moeder zal krijgen;
- [naam 1] en [naam 2] ervaren emotionele veiligheid bij beide ouders, met als eerste stap dat zij
gebeurtenissen uit het verleden kunnen verwerken;
- De ouders verwerken hun conflictueuze relatie;
- De ouders krijgen zicht op het effect van hun gedrag op de minderjarigen, als het gaat om
conflicten, loyaliteit en veiligheid (deelname psycho-educatie);
- Er is sprake van een constructief contact tussen de ouders over de minderjarigen.
In het kader van verbetering van de oudercommunicatie en herstel van het contact tussen de moeder en de minderjarigen heeft Avicenna reeds een hulpverleningstraject ingezet. Gebleken is dat alle betrokkenen er belang aan hechten, dat dit traject kan worden voorgezet.
Echter, blijkt Avicenna voor de gemeente waar de vader met de minderjarigen woonachtig is geen gecontracteerde zorg te zijn.
De kinderrechter hecht er niettemin groot belang aan dat de hulp vanuit Avicenna kan worden voortgezet, omdat deze reeds in kaart heeft gebracht wat nodig is voor de minderjarigen en de ouders. Dit helpt eraan bij dat de situatie sneller zou kunnen worden vlot getrokken.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam 1] en [naam 2] onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg, met ingang van 19 februari 2019 tot 19 februari 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
MvD
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 maart 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch