ECLI:NL:RBZWB:2019:1236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
02-700050-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van politieagenten en illegaal vuurwerkbezit

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bedreigen van politieagenten en het in bezit hebben van illegaal vuurwerk. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 maart 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, presenteerde de aanklacht, die onder andere betrekking had op het inrijden op agenten met een auto en het in bezit hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat er wel sprake was van bedreiging. De verdachte werd vrijgesproken van de zwaarste aanklachten, maar werd wel schuldig bevonden aan de subsidiaire aanklachten van bedreiging en het in bezit hebben van vuurwerk. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde politieagenten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700050-15
vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 maart 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam 1] (hoofdagent van politie ZWB) opzettelijk van het leven te
beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk als bestuurder van een personenauto met volle snelheid is
ingereden op die [naam 1] en/of in de richting van het (politie)voertuig
waarachter die [naam 1] zich bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
[naam 1] (hoofdagent van politie ZWB) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met
aanzienlijke snelheid in de richting van die [naam 1] en/of het
(politie)voertuig waarachter die [naam 1] zich bevond te rijden.
2.
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 2] (hoofdagent van politie ZWB) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen
opzettelijk als bestuurder van een personenauto met volle snelheid is
ingereden op het (politie)voertuig waarin die [naam 2] was gezeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
[naam 2] (hoofdagent van politie ZWB) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met
aanzienlijke snelheid in de richting van het (politie)voertuig waarin die
[naam 2] was gezeten te rijden.
3.
hij op of omstreeks 23 december 2014, in elk geval in of omstreeks de maand
december 2014, te Rilland, gemeente Reimerswaal en/of te Antwerpen en/of te
Goes, in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd
voor particulier gebruik, te weten:
- 1 lawinepijl (Signalrakete nr 901, lijst III) en/of
- 140 kg Flowerbeds (lijst III) en/of
- 21 kg Shells (lijst III) en/of
- 20 lawinepijlen (Signalrakete, lijst III) en/of
- 22 stuks vuurpijlen (Fantasy 5 en New Revolution, lijst II) en/of
- 490 stuks knalvuurwerk (Elly Fellatio, lijst II),
in elk geval een (grote) hoeveelheid (lijst II/III) vuurwerk voorhanden heeft
gehad.
4.
hij op of omstreeks 01 april 2015 te Goes (een) wapen(s) van categorie I onder
7°, te weten een luchtdrukwapen (zgn balletjespistool, merk Jingyang Wanju),
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
5.
hij op of omstreeks 01 april 2015 te Goes een of meer wapens van categorie II,
te weten een patroonmagazijn, zijnde een specifiek onderdeel van een vuurwapen
geschikt om automatisch te vuren, en/of munitie van categorie III, te weten
50, in elk geval een hoeveelheid, centraalvuur (knal)patronen, voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 december 2014 de bestuurder is geweest van de witte Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] en dat het die auto was die op de Grensweg inreed op de politieagenten. Hij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Er is twijfel over de snelheid. De officier van justitie heeft daarom vrijspraak gevorderd van de onder feit 1 primair, impliciet primair, ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij acht wel bewezen poging tot zware mishandeling op beide verbalisanten, onder vrijspraak van het element ‘met volle snelheid’.
Het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario acht hij niet aannemelijk. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte, als dat scenario gevolgd zou worden, eenvoudig zijn onschuld zou kunnen aantonen door het verstrekken van verifieerbare informatie over onder meer zijn vliegreis van Duitsland naar Brazilië. Op de overgelegde kopiebon van een restaurant waaruit zou moeten blijken dat verdachte daar op 22 december 2014 heeft gegeten, is geen tijdstip te zien, zodat het ook zo kan zijn dat verdachte daar heeft geluncht en daarna vanuit Duitsland naar Nederland is gereden, waarna hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de witte Ford Fiësta van verdachte zijn in Antwerpen dozen met vuurwerk gehaald. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is gelijksoortig vuurwerk aangetroffen. In de auto van verdachte is tevens een lijstje aangetroffen met daarop aantekeningen betreffende vuurwerk.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Ook deze feiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De voorwerpen zijn aangetroffen in de woning van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De bekennende verklaring van verdachte op 26 maart 2015 bij de rechter-commissaris heeft hij enkel onder druk van de situatie, te weten het willen bijwonen van de begrafenis van zijn oma, afgelegd. Verdachte heeft in zijn overige verklaringen steeds verklaard dat hij niet degene was die in de avond van 22 december 2014 in zijn witte Ford Fiësta reed. Hij is op 20 december 2014 met [naam 3] naar Dortmund in Duitsland gereden. Vanuit daar heeft hij de trein naar Sondershausen genomen, waar hij naar zijn vakantiewoning is gegaan. [naam 3] is met de auto van verdachte teruggereden naar Nederland toen hij verdachte had afgezet in Dortmund. Verdachte had zijn telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer] ) en zijn portemonnee in de auto laten liggen. Om die reden had hij later met [naam 3] afgesproken in Keulen. [naam 3] heeft toen de telefoon aan verdachte teruggegeven. Daarna is verdachte vanuit Frankfurt naar Brazilië gevlogen. Het vliegticket en de treinkaartjes die hij in Duitsland heeft gekocht heeft hij contant betaald. Verdachte heeft zijn verklaring dat hij in Duitsland was op 22 december 2014 onderbouwd met een bon van een hotel in Sondershausen, om aan te tonen dat hij daar toen een maaltijd heeft genuttigd.
De verdediging heeft primair aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de auto op de Grensweg de auto op naam van verdachte was. Het feit dat de auto wit was is onvoldoende onderscheidend om te concluderen dat het de auto op naam van verdachte was.
Voorts staat niet vast dat verdachte die avond de bestuurder was van de auto op zijn naam.
Als deze beide omstandigheden niet kunnen worden vastgesteld moet vrijspraak volgen.
Subsidiair is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, omdat niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. De opzet hierop heeft ontbroken, zodat moet worden beoordeeld of sprake was van voorwaardelijk opzet. De witte auto is langs het dienstvoertuig gereden, terwijl dat geen schade heeft opgeleverd aan het dienstvoertuig en er in de berm geen aanwijzingen zijn gevonden dat de witte auto daarbij schade heeft opgelopen. Daarnaast is onduidelijk met wat voor snelheid de auto reed.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het in de woning van verdachte aangetroffen vuurwerk. Aangaande het vuurwerk aangetroffen in de auto is vrijspraak bepleit, omdat niet duidelijk is of verdachte de auto die avond heeft bestuurd en omdat verdachte in België niet is aangetroffen.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging staan lijnrecht tegenover elkaar over de volgende vragen:
- was verdachte de bestuurder van de op zijn naam gestelde witte Ford Fiësta in de avond van 22 december 2014?
- was het de op naam van verdachte gestelde witte Ford Fiësta die diezelfde avond op de Grensweg reed toen de verbalisanten daar met hun dienstauto stonden?
De officier van justitie heeft beide vragen met ‘ja’ beantwoord en heeft zich daartoe gebaseerd op bewijsmiddelen in het dossier. De verdediging heeft beide vragen beantwoord met ‘nee’ en heeft daartoe gewezen op het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario. Maar ook los van dit alternatieve scenario ziet de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de genoemde vragen met ‘ja’ te beantwoorden.
Het alternatieve scenario
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte zijn verklaring over de gang van zaken in de avond van 22 december 2014 – op een kopie van een bon uit een hotel na – niet met stukken heeft onderbouwd en verder zo weinig informatie heeft verstrekt dat onderdelen van die verklaring niet geverifieerd konden worden. Zo weet hij vrijwel niets concreets over [naam 3] te vertellen dat nader onderzoek naar die persoon mogelijk maakt. Door de politie is in de gemeentelijke basisadministratie onderzoek gedaan naar deze naam. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in Nederland twee personen met dezelfde achternaam (en met andere voornaam) hebben gewoond, die allebei in 1998 zijn geëmigreerd.
Verder heeft verdachte wisselend verklaard over de dag waarop hij vanuit Frankfurt naar Brazilië is gevlogen. Deze dag zou kunnen blijken uit stempels in het paspoort van verdachte. Hij beschikte over dit paspoort bij de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op 26 maart 2015. Hij heeft het paspoort toen meegekregen vanuit de fouillering in de penitentiaire inrichting. Hij heeft het paspoort bij beëindiging van de schorsing de volgende dag niet mee teruggenomen. Het paspoort is bij een doorzoeking van zijn woning op 1 april 2015 niet gevonden. Ondanks toezeggingen dat hij het paspoort naar de politie zou brengen heeft verdachte dat niet gedaan. Verdachte heeft zelf de sleutel in handen voor het geven van uitsluitsel over de dag waarop hij naar Brazilië zou zijn gevlogen, maar heeft die eenvoudige mogelijkheid tot onderbouwing van zijn verklaring onbenut gelaten.
Vanwege het ontbreken van het paspoort als de mogelijkheid tot bepaling van de datum van de vliegreis naar Brazilië heeft de politie verdachte bevraagd over onder meer de vliegmaatschappij waarmee hij is gevlogen, het logo en de kleur daarvan van de vliegmaatschappij en de kleur van de kleding van de stewardessen. Verdachte kon op al die vragen geen antwoord geven, zodat ook met die gegevens niet achterhaald kon worden op welke dag verdachte naar Brazilië is gevlogen.
Daarbij komt dat verdachte in Duitsland het vliegticket en diverse treinkaartjes cash zou hebben betaald, zodat geen girale betalingsgegevens beschikbaar zijn aan de hand waarvan de vliegdatum had kunnen worden bepaald.
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat op 22 december 2014 om 21:13 uur met de mobiele telefoon [telefoonnummer] van verdachte 222 seconden is gebeld met de telefoon van de vader van verdachte. Volgens verdachte moet het [naam 3] zijn geweest die heeft gebeld, terwijl hij ook verklaart dat niemand de swipe-code van zijn mobiele telefoon kent en dat [naam 3] en zijn vader elkaar niet kennen.
Het enige stuk dat verdachte ter onderbouwing van zijn verklaring heeft overgelegd is een slecht leesbare kopie van een bon van hotel Thuringerhof te Sondershausen, waarop te zien is een totaalbedrag voor het nuttigen van een maaltijd. De datum op deze bon is
22 december 2014, waarmee verdachte kennelijk heeft getracht aan te tonen dat hij die dag in Duitsland was en niet als bestuurder van zijn auto in Rilland kan hebben gereden.
Uit deze kopie bon blijkt niet dat het verdachte is geweest die op 22 december 2014 in hotel Thuringerhof een maaltijd heeft genuttigd. Als al zou worden aangenomen dat het verdachte was en hij dus op 22 december 2014 in Duitsland zou zijn geweest, dan stelt de rechtbank vast dat er geen tijdstip op de bon is vermeld en op grond van deze bon niet kan worden uitgesloten dat verdachte die dag vanaf circa 21:00 uur in de omgeving van Rilland was.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Was verdachte de bestuurder van de witte Ford Fiësta?
Uit processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam 2] en [naam 1] blijkt het volgende. Op maandag 22 december 2014, omstreeks 20:55 uur reden de verbalisanten in hun dienstvoertuig over de Oude Rijksweg in de richting van Rilland. Zij zagen een witte Ford Fiësta de carpoolplaats op rijden, gelegen aan de rotonde aangrenzend aan de Oude Rijksweg. De Ford parkeerde even in en reed daarop gelijk weer weg in de richting van het viaduct Valckenisseweg te Rilland. Hierop zijn de verbalisanten achter de auto aangereden. Uit bevraging van het kenteken van de auto kwam naar voren dat de auto op naam stond van verdachte en dat hij bekend staat voor handelen in illegaal vuurwerk. [1] + [2] Na het geven van een stopteken stopt de auto meteen op de vluchtstrook. Verbalisant [naam 1] is uitgestapt en naar de auto gelopen. Hij scheen met zijn zaklamp naar binnen en zag dat de achterzijde van de auto geheel gevuld was met grote kartonnen dozen [3] . Voor zover hij kon zien zat er niemand op de passagiersstoel [4] . Toen hij de handgreep van het bijrijdersportier wilde pakken reed de auto weg. De auto reed spookrijdend over de snelweg A58 in de richting van Rilland weg [5] + [6] . De verbalisanten zijn in de gewone rijrichting naar een afslag gereden om vervolgens de snelweg weer op te gaan richting Rilland. In de omgeving van Rilland hebben zij een zoekslag gemaakt. Omstreeks 21:45 uur reden ze de Grensweg te Rilland af. Deze weg loopt tot aan de Belgische grens. Aan het einde van de Grensweg zagen ze een witte auto dwars op de weg staan. [7] + [8] De afstand tussen de beide auto’s is tijdens de schouw op 9 maart 2016 na plaatsbepaling door de verbalisanten weergegeven op een schaaltekening. De afstand bedroeg ongeveer 100 meter. [9] De Grensweg is vier meter breed. [10]
Verbalisant [naam 1] is uitgestapt om een stopstick (een soort spijkermat) achter uit het dienstvoertuig te pakken. Verbalisant [naam 2] is in het dienstvoertuig blijven zitten. Terwijl verbalisant [naam 1] de stopstick aan het pakken was en achter het dienstvoertuig stond, kwam de witte auto met groot licht op het dienstvoertuig af rijden, met een snelheid die door de verbalisanten is geschat op ongeveer 70 kilometer per uur. De verbalisanten hadden de vrees dat de witte auto het dienstvoertuig zou rammen, omdat er volgens hen te weinig ruimte was om het dienstvoertuig te passeren. [11] + [12]
De witte auto is het dienstvoertuig op zeer korte afstand gepasseerd, zonder schade toe te brengen aan dat voertuig. [13] + [14] De witte auto had volgens verbalisant [naam 1] dezelfde uiterlijke kenmerken als de witte Ford Fiësta die ze eerder die avond hadden gezien en dat het een witte Ford Fiësta was met dezelfde wielen [15] . Het kenteken van de witte auto hebben beide verbalisanten op dat moment niet gezien.
De auto is daarna weggereden in de richting van België. De verbalisanten zijn nog achter de auto aan gereden, maar die was al snel uit het zicht verdwenen.
De witte Ford Fiësta die op naam van verdachte stond is in België om 22:21 uur voor het eerst door de Belgische wegpolitie opgemerkt en later op de avond om iets na 22:42 uur aangetroffen in de Tjalkstraat in Antwerpen. [16]
Uit onderzoek naar de zendmastgegevens van de mobiele telefoon [telefoonnummer] van verdachte is naar voren gekomen dat deze telefoon op 22 december 2014 tussen 21:12 uur en 21:18 uur aanstraalde op zendmasten in Woensdrecht, Bergen op Zoom en Hoogerheide. [17] Zoals hierboven al overwogen is om 21:13 uur met de mobiele telefoon [telefoonnummer] van verdachte gebeld naar het mobiele telefoonnummer op naam van de vader van verdachte. Die avond en nacht is overigens nog vaker telefonisch contact geweest tussen de mobiele telefoon
[telefoonnummer] van verdachte en de telefoon van de vader van verdachte. [18]
De rechtbank overweegt dat deze zendmasten zijn gelegen in de omgeving van Rilland en het grensgebied met België. Aangezien het alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, is evenmin aannemelijk geworden dat op die dag en dat tijdstip de door verdachte genoemde [naam 3] in de auto reed en met de vader van verdachte telefonisch contact heeft gehad. Het dossier bevat voorts geen aanwijzingen dat iemand anders dan verdachte met het op zijn naam gestelde telefoonnummer heeft gebeld naar zijn vader.
Zoals hierboven al gezegd sluit de kopiebon van het hotel in Sondershausen niet uit dat verdachte op 22 december 2014 in de avond in de omgeving van Rilland kon zijn.
De tomtom die in de auto van verdachte is aangetroffen is onderzocht. De laatst gekozen bestemming was het stadscentrum Stabroek (België) op 22 december 2014 om 22:30 uur. In de lijst van recente bestemmingen staat Stabroek bovenaan. Daaronder in deze volgorde: Lillo, Brielle, [adres 2] te Goes en Sondershausen. [19] Hieruit kan worden afgeleid – in omgekeerde volgorde – dat verdachte vanuit Sondershausen naar zijn woning in Goes is gereden en daarna – uiteindelijk – naar Lillo en Stabroek. Deze beide laatste plaatsen liggen in België, vlak over de grens met Nederland bij de Grensweg.
Hoewel er buiten de bestemming Stabroek geen gegevens beschikbaar zijn over de datum en het tijdstip waarop deze ‘recente bestemmingen’ zijn ingevoerd, sluiten deze onderzoeksgegevens aan bij het op basis van de bewijsmiddelen aannemelijke scenario dat verdachte op 22 december 2014 vanuit Sondershausen naar Nederland is gereden en daarna naar België in het grensgebied met Nederland.
In ieder geval sluiten de tomtomgegevens niet aan bij het alternatieve scenario dat verdachte vanuit Dortmund naar zijn vakantiewoning is doorgereisd, omdat Dortmund niet als ‘recente bestemming’ in de tomtom is ingevoerd.
Op grond van deze bewijsmiddelen in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het steeds verdachte is geweest die in de avond van 22 december 2014 de bestuurder was van de op zijn naam gestelde witte Ford Fiësta.
Was het de witte Ford Fiësta van verdachte die op de Grensweg reed?
Zoals hierboven al is opgenomen is door verbalisant [naam 1] gezien dat de witte auto die hij en zijn collega op de Grensweg zagen de uiterlijke kenmerken had van een Ford Fiësta. Toen de auto hun dienstvoertuig passeerde zag verbalisant [naam 1] dat het daadwerkelijk een Ford Fiësta was en dat die auto dezelfde banden had als de witte Ford Fiësta op naam van verdachte die ze eerder die avond hadden gezien.
De rechtbank stelt vast dat de Grensweg is gelegen tussen de locatie waar de verbalisanten de witte Ford Fiësta van verdachte voor het eerst zagen – Rilland – en de plaats waar hij uiteindelijk is aangetroffen over de Belgische grens, in Antwerpen. De rechtbank acht het daarbij van belang dat het tijdstip waarop de witte auto op de Grensweg is aangetroffen past in de route Rilland – Antwerpen, die door de witte Ford Fiësta op naam van verdachte is afgelegd, en tevens dat via de Grensweg de grens tussen Nederland en België kan worden gepasseerd en dat de witte Ford Fiësta van verdachte die avond op enig moment ook daadwerkelijk de grens is gepasseerd, gezien het feit dat deze in Antwerpen is aangetroffen.
Verder kent de rechtbank betekenis toe aan het rijgedrag van de witte auto op de Grensweg. Dit rijgedrag – los van de vraag hoe dit juridisch gekwalificeerd moet worden – kan in ieder geval worden aangeduid als risicovol en lijkt als doel te hebben gehad om te ontkomen aan de politie. Dit sluit aan bij het rijgedrag zoals dat door de verbalisanten [naam 2] en [naam 1] is waargenomen, nadat de witte Ford Fiësta wegreed toen verbalisant [naam 1] op de A58 bij die auto stond. De witte Ford Fiësta is toen spookrijdend over de snelweg gaan rijden. Nadat de witte Ford Fiësta door de Belgische wegpolitie in België is gezien heeft de auto bij het opmerken van de politie onmiddellijk de vlucht genomen, waarbij hij verschillende zware verkeersovertredingen heeft gemaakt. [20]
Dat verdachte op 22 december 2014 in de avond de bestuurder was van de op zijn naam gestelde witte Ford Fiësta en dat hij met die auto op de Grensweg heeft gereden is ook in overeenstemming met de bekennende verklaring die verdachte heeft afgelegd op 26 maart 2015. Hij heeft die verklaring in het bijzijn van zijn raadsman afgelegd tegenover een rechter, waarbij, zo blijkt uit de door de rechter-commissaris vastgestelde gang van zaken, alle waarborgen in acht zijn genomen. De rechtbank kent aan deze verklaring, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, dan ook betekenis toe.
Op grond van deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het de witte Ford Fiësta op naam van verdachte was die op de Grensweg heeft gereden, met verdachte als bestuurder, zoals hierboven al is vastgesteld.
Was er sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten?
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte het opzet had om de verbalisanten te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet. Omdat verdachte zich in zijn bekennende verklaring niet heeft uitgelaten over de bedoeling die hij had met zijn rijgedrag kan de verklaring van verdachte in de beantwoording van die vraag niet worden betrokken. Er moet dan worden gekeken naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen, gegeven de omstandigheden waaronder die plaatsvonden.
Daarvoor moet worden beoordeeld of er een aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door het rijgedrag van verdachte gedood zouden worden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat de snelheid waarmee verdachte op de Grensweg op de dienstauto is afgereden niet vastgesteld kan worden. Door de verbalisanten is in eerste instantie een schatting gegeven van 70 kilometer per uur, en verdachte heeft dat in zijn bekennende verklaring bevestigd. De snelheid is echter niet objectief verifieerbaar. Daarnaast blijkt uit de latere verklaring van [naam 1] dat hij het moeilijk vindt om een schatting van de snelheid te kunnen geven. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de factor snelheid niet als één van de bepalende factoren meewegen in de beoordeling of al dan niet sprake is van de genoemde aanmerkelijke kans.
Gebleken is dat verdachte met zijn auto langs het dienstvoertuig is gereden, en dat kennelijk heeft kunnen doen zonder het dienstvoertuig te raken of het aan de andere kant staande hekwerk. Uit het dossier blijkt immers niet van schade aan het dienstvoertuig aan de zijde waar verdachte het dienstvoertuig is gepasseerd en ook niet van schade aan het hekwerk.
Als er schade was geweest dan had dat kunnen bijdragen aan het oordeel dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten.
Nu er geen schade is geconstateerd en er niets kan worden vastgesteld over de snelheid waarmee is gereden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geoordeeld dat door het rijgedrag van verdachte sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Was sprake van bedreiging?
De onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank wel bewezen. Doordat verdachte in het donker met zijn auto op een relatief smalle weg met groot licht aan, af kwam rijden op het midden op die weg geparkeerde dienstvoertuig, en het dienstvoertuig op zeer korte afstand passeerde, kon bij verbalisant [naam 2] in het dienstvoertuig en bij verbalisant [naam 1] achter het dienstvoertuig de redelijke vrees ontstaan dat verdachte hen zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door dergelijk rijgedrag te vertonen met grove onachtzaamheid, gevaarzettend en daardoor bedreigend heeft gehandeld.
Omdat verbalisant [naam 2] in het dienstvoertuig zat en er voor verbalisant [naam 1] achter het dienstvoertuig ruimte was om uit te wijken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat er een redelijke vrees was dat zij door de gedraging van verdachte gedood zouden worden.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft ten aanzien van het vuurwerk dat in zijn woning is aangetroffen op
23 december 2014 een bekennende verklaring afgelegd [21] . Bij die doorzoeking is in ieder geval een stuk vuurwerk aangetroffen met daarop in de Duitse taal de tekst Signalrakete nr. 901 Zink Feuerwerk GmbH [22] . Het NFI heeft over dergelijk vuurwerk een deskundigenverklaring opgesteld. Deze deskundigenverklaring, die in het dossier is gevoegd, dateert van 29 maart 2010. Sinds die datum zijn het Vuurwerkbesluit en daarmee samenhangende regelingen ter bepaling of vuurwerk kan worden gecategoriseerd als consumentenvuurwerk dan wel als professioneel vuurwerk, waaraan in de deskundigenverklaring is getoetst, gewijzigd. Ten tijde van de inbeslagname gold het Vuurwerkbesluit dat in werking is getreden op 13 december 2014 en dat heeft gegolden tot 21 september 2015. Door de verbalisant die het vuurwerk heeft onderzocht is echter vastgesteld dat het in de woning van verdachte aangetroffen vuurwerk niet voldeed aan het huidige Vuurwerkbesluit. [23] Het proces-verbaal is door deze verbalisant opgemaakt op
18 februari 2015. Het in dit proces-verbaal bedoelde ‘huidige’ Vuurwerkbesluit is derhalve het Vuurwerkbesluit zoals dat gold ten tijde van de inbeslagname van het vuurwerk in de woning van verdachte.
Het vuurwerk waarmee verdachte in de avond van 22 december 2014 in zijn auto heeft gereden, en dat op 23 december 2014 in België in beslag is genomen, is in Nederland verder onderzocht. Ter onderbouwing van de (illegale) aard van het vuurwerk zijn met betrekking tot de diverse soorten inbeslaggenomen vuurwerk NFI-deskundigenverklaringen in het dossier gevoegd. In deze deskundigenverklaringen is steeds getoetst aan het Vuurwerkbesluit en daarmee samenhangende regelingen van (ver) vóór de datum van het Vuurwerkbesluit dat gold ten tijde van de inbeslagneming van het vuurwerk, te weten het Vuurwerkbesluit dat in werking is getreden op 13 december 2014 en heeft gegolden tot 21 september 2015.
Nu ten aanzien van dit vuurwerk in het dossier niet is opgenomen dat dat niet voldeed aan het ten tijde van de inbeslagname geldende Vuurwerkbesluit, kan niet worden vastgesteld dat artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit zoals dat gold op 23 december 2014 is overtreden.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit voor wat betreft het in België in beslag genomen vuurwerk.
Ten aanzien van feit 4
Aangezien de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage een overzicht van de op 1 april 2015 in de woning van verdachte inbeslaggenomen voorwerpen [24] ;
- het proces-verbaal van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven. [25]
Ten aanzien van feit 5
Aangezien de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage een overzicht van de op 1 april 2015 in de woning van verdachte inbeslaggenomen voorwerpen [26] ;
- het proces-verbaal van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven. [27]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair.
op
of omstreeks22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
[naam 1] (hoofdagent van politie ZWB) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto
met
aanzienlijke snelheidin de richting van die [naam 1] en
/ofhet
(politie)voertuig waarachter die [naam 1] zich bevond te rijden.
2 subsidiair.
op
of omstreeks22 december 2014 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
[naam 2] (hoofdagent van politie ZWB) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met
aanzienlijke snelheid in de richting van het (politie)voertuig waarin die
[naam 2] was gezeten te rijden.
3.
op
of omstreeks23 december 2014,
in elk geval in of omstreeks de maand
december 2014, te Rilland, gemeente Reimerswaal en/of te Antwerpen en/ofte
Goes,
in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd
voor particulier gebruik, te weten:
- 1 lawinepijl (Signalrakete nr 901, lijst III)
en/of
- 140 kg Flowerbeds (lijst III) en/of
- 21 kg Shells (lijst III) en/of
- 20 lawinepijlen (Signalrakete, lijst III) en/of
- 22 stuks vuurpijlen (Fantasy 5 en New Revolution, lijst II) en/of
- 490 stuks knalvuurwerk (Elly Fellatio, lijst II),
in elk geval een (grote) hoeveelheid (lijst II/III) vuurwerkvoorhanden heeft
gehad.
4.
op
of omstreeks01 april 2015 te Goes
(een
)wapen
(s)van categorie I onder
7°, te weten een luchtdrukwapen (zgn balletjespistool, merk Jingyang Wanju),
zijnde
(een
)voorwerp
(en)dat
/die voor wat betreft zijn
/hunvorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde
(n)met
(een
)vuurwapen
(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
5.
op
of omstreeks01 april 2015 te Goes een
of meerwapen
svan categorie II,
te weten een patroonmagazijn, zijnde een specifiek onderdeel van een vuurwapen
geschikt om automatisch te vuren, en
/ofmunitie van categorie III, te weten
50,
in elk geval een hoeveelheid,centraalvuur (knal)patronen, voorhanden
heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Hierbij heeft hij tevens rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Hij heeft in verband met deze strafeis tevens de gevangenneming van verdachte gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voor de feiten die volgens de verdediging bewezen kunnen worden in combinatie met de overschrijding van de redelijke termijn, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. Wanneer het tot een strafoplegging komt die naar het oordeel van de rechtbank de duur van het voorarrest te boven moet gaan, kan deze straf gecombineerd worden met een geldboete of een voorwaardelijk strafdeel. Een taakstraf is moeilijk uit te voeren, omdat verdachte in Brazilië woont.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee politieagenten door met zijn auto op hen af te rijden. Verdachte was op dat moment alleen maar bezig om zo snel mogelijk weg te komen van de situatie en heeft nauwelijks oog voor de politieagenten gehad. De ervaring leert dat dit soort feiten grote impact op slachtoffers kan hebben. Dat de handelingen van verdachte ook bij de politieagenten een grote impact hebben veroorzaakt blijkt uit hun onderbouwing van de vorderingen tot schadevergoeding.
Daarnaast heeft verdachte professioneel vuurwerk dat niet voldeed aan de Nederlandse voorschriften voorhanden gehad. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten is gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en schade. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onverantwoord risico in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van personen en hun omgeving. Door illegaal vuurwerk af te nemen houdt de verdachte bovendien de handel in dergelijk vuurwerk in stand.
Verder heeft verdachte een patroonhouder, kogelpatronen en een nepwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie is gevaarlijk en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De reclassering heeft in haar adviesrapport van 25 maart 2015 naar voren gebracht dat verdachte een stabiele leefsituatie schetst waarin weinig problemen waarneembaar zijn. Verdachte heeft een vriendin in Brazilië.
Uit het verloop van de procedure is gebleken dat verdachte hoofdzakelijk in Brazilië verblijft en dat hij daar ook werkt.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn voor berechting van een zaak, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is overschreden.
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak binnen de redelijke termijn van twee jaar is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. Op 19 januari 2015 is tijdens een telefonisch contact tussen de politie en verdachte met verdachte de afspraak gemaakt dat hij zich na terugkomst in Nederland zou melden bij de politie voor zijn aanhouding. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem ter zake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Sinds die datum zijn inmiddels meer dan vier jaar verstreken. Dat betekent een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaar.
De overschrijding van de redelijke termijn is niet uitsluitend te wijten aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking. De rechtbank hanteert hierbij de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, zoals in deze zaak, naar bevind van zaken wordt gehandeld.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, en daarnaast van bewezenverklaring van de feiten 3 tot en met 5.
Nu de rechtbank, naast de feiten 4 en 5, slechts de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen acht en voor wat betreft feit 3 verdachte vrijspreekt van het grootste deel van dat feit, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op het feit dat verdachte in Brazilië woont en volgens de verdediging over onvoldoende financiële middelen beschikt om naar Nederland te vliegen, maar ook vanwege de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf en een geldboete geen geschikte strafmodaliteiten zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze gevangenisstraf verlagen tot zeven maanden.
De rechtbank wijst de vordering tot gevangenneming af nu zij toewijzing niet opportuun acht.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 500,- voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 500,- voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen voorwerpen ‘acht stuks vuurwerk’ zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar het onder 3 bewezenverklaarde feit, zijn aangetroffen in de woning van verdachte in Goes. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8.2
De verbeurdverklaring
De in beslag genomen auto is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort. De feiten 1 en 2 zijn begaan met dat voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, de artikelen de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:Bedreiging met zware mishandeling;
feit 2 subsidiair:Bedreiging met zware mishandeling;
feit 3:Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1,
eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 4:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie;
feit 5:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 8 stuks vuurwerk (G1326077);
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 personenauto [kenteken] , Ford Fiësta 2011, kl: wit (G1267978);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 500,- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 1] (feit 1 subsidiair), € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 500,- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 2] (feit 2 subsidiair), € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering gevangenneming
- wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. T. van de Poll en
mr. E.J. Zuijdweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2019.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 2] (hoofdagent van politie), pagina 179, eerste, derde en vierde alinea.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] (hoofdagent van politie), pagina 182, eerste, derde tot en met vijfde alinea.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 182, de op één na laatste alinea.
4.De verklaring van [naam 1] bij de rechter-commissaris op 9 september 2015, blad 2, derde alinea (na ‘De getuige verklaart:’).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 2] , pagina 179, laatste alinea.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 182, laatste alinea, en pagina 183, eerste alinea.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 2] , pagina 180, derde alinea.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 183, vierde en vijfde alinea.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2016 (van de schouw op 9 maart 2016), blad 2, onder ‘reconstructie’, en ‘Tekening 1 Betreft overzicht’, waarvan de schaal is 1:500 (1 cm = 500 cm), en de afstand tussen het voertuig aan het einde van de Grensweg (linksonder) en de politievoertuigen (midden boven) 20-21 centimeter bedraagt. Deze 20-21 centimeter komt gezien de schaal overeen met een afstand van 100 tot 105 meter.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014, pagina 329, derde en vierde alinea van de bevindingen (derhalve na “…verklaren het volgende:”).
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 2] , pagina 180, vierde alinea.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 183, vijfde en zesde alinea.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 2] , pagina 180, vierde alinea “ik zag dat de witte Ford ons dienstvoertuig aan de bijrijderskant met hoge snelheid rakelings passeerde”.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 183, zesde alinea “ik hoorde geen klap en zag de witte auto voorbij flitsen”.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014 van verbalisant [naam 1] , pagina 183, vijfde alinea, laatste zin.
16.Het proces-verbaal van de Politie Antwerpen van 23 december 2014, pagina 205, vanaf onder ‘Aanhef:’ tot en met de eerste alinea onder ‘Aantreffen verdacht voertuig:’.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2015 op pagina 277, en een afbeelding van de zendmastlocaties en de omgeving op pagina 278.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2015, pagina 305, en het overzicht van uitgaande en inkomende telefonische contacten van de mobiele telefoon van de vader van verdachte op pagina 306, telefonische contacten op 22 december 2014 vanaf 21:13 uur tot en met 23 december 2014, 02:58 uur.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2015, pagina 194, met kleurenfoto’s van de tomtom op pagina 195 en pagina 196.
20.Het proces-verbaal van de Politie Antwerpen van 23 december 2014, betreffende gebeurtenissen op 22 december 2014, pagina 203 (voor wat betreft datum en tijdstip), en pagina 205, onder ‘aanhef’ (het gaat om een witte Ford Fiësta met het Nederlandse kenteken [kenteken] ) en onder ‘opmerken verdacht voertuig’.
21.De verklaring van verdachte van 24 maart 2015, pagina 31, zesde alinea.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014, pagina 52, eerste alinea van de bevindingen (derhalve na “…verklaren het volgende:”), en pagina 53, eerste alinea “in de plastic krat zagen wij tevens een stuk vuurwerk met daarop in de Duitse taal de tekst Signalrakete Nr 901 Zink-Feuerwerk GmbH”.
23.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 18 februari 2015, pagina 96, pagina 102, tweede tabel, en pagina104, de aangekruiste passage.
24.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 2 april 2015, pagina 126 en 127, met bijbehorende lijst met een nadere specificatie van de inbeslaggenomen voorwerpen op pagina 128, waarop onder ‘vuurwerk + wapen/munitie’ is opgenomen ‘Smith & wesson balletjespistool’.
25.Het proces-verbaal van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven van de Politie Eenheid Zeeland – West-Brabant van 20 mei 2015, pagina 130, onder ‘omschrijving ibn imitatie pistool’, en pagina 131.
26.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 2 april 2015, pagina 126 en 127, met bijbehorende lijst met een nadere specificatie van de inbeslaggenomen voorwerpen op pagina 128, waarop onder ‘vuurwerk + wapen/munitie’ is opgenomen ‘50x patronen + magazijn’.
27.Het proces-verbaal van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven van de Politie Eenheid Zeeland – West-Brabant van 20 mei 2015, pagina 129, onder ‘omschrijving patroonmagazijn’, en pagina 130, onder ‘omschrijving munitie’ en onder ‘strafbaarheidstelling patroonhouder’.