Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een rekening motorrijtuigenbelasting (MRB). De belanghebbende ontving een rekening van € 142, maar heeft deze niet betaald en bezwaar aangetekend. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat tegen een niet-betaalde rekening geen bezwaar kan worden gemaakt. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 maart 2019 in Eindhoven was de belanghebbende niet aanwezig, ondanks een verzoek om uitstel dat door de rechtbank werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rekening MRB geen voor bezwaar vatbare beschikking is volgens artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende verantwoordelijk is voor de tijdige voldoening van de MRB en dat het verzenden van een rekening enkel een herinnering is aan de betalingsverplichting. De rechtbank verwierp ook het beroep van de belanghebbende op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat dit niet van toepassing is op belastinggeschillen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.