AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Zedenzaak met langdurig misbruik van minderjarige dochter door vader
In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen vleselijke gemeenschap met zijn dochter, die op het moment van de feiten onder de twaalf jaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het misbruik zich heeft voorgedaan in de periode van 1981 tot en met 1988, waarbij de dochter op dat moment tussen de vijf en vijftien jaar oud was. De zaak kwam aan het licht door een aangifte van het slachtoffer in 2016. Tijdens de zitting op 4 januari 2018 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en voldoende detail bevatten. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor ook impliciet erkend dat er ongepaste handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, rekening houdend met het aanzienlijke tijdsverloop sinds de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, maar deze was beperkt tot een bedrag van €680,67, omdat de feiten vóór de inwerkingtreding van de Wet-Terwee waren gepleegd.
De rechtbank heeft in haar beslissing ook de impact van het misbruik op het slachtoffer benadrukt en de ernst van de feiten onderstreept. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.
Voetnoten
1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Politie Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, proces-verbaalnummers 2016094551/ZBRBC 16108 en 2016120222/ZBRBC 16108, dossierpagina’s 1 tot en met 181.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 19 mei 2016, pagina 17, derde, vierde en zesde alinea.
3.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 19 mei 2016, pagina 17, achtste alinea.
4.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 19 mei 2016, pagina 19, laatste twee alinea’s, pagina 20, eerste, vijfde en negende alinea, en pagina 21, zevende alinea.
5.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 19 mei 2016, pagina 23, negende alinea.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 november 2016, pagina 110, tweede en derde alinea.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 december 2016, bij de rechter-commissaris.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 december 2016, pagina 163, twaalfde alinea.