ECLI:NL:RBZWB:2018:7391

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
700099/18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in asielzoekerscentrum met steekincident

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond plaats in een asielzoekerscentrum in Middelburg, waar de verdachte op 10 juni 2018 de aangever met een mes in de rug stak. De rechtbank behandelde de zaak op 18 oktober 2018, waarbij de officier van justitie vrijspraak voor poging tot doodslag vorderde, maar wel zware mishandeling bewezen achtte. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en dat de verdachte handelde uit zelfverdediging.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk letsel had toegebracht aan de aangever, maar dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklachten, maar legde hem wel een gevangenisstraf van vier weken op, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg parketnummer: 02/700099-18
[---]
[---]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats] ,
wonende te [adres] raadsman mr. J. Wouters, advocaatte Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 oktober 2018, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Middelburg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [adres] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een mes, in elk geval scherp en/of puntig voorwerp in zijn rug, in elk geval in het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Middelburg aan [adres] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding met mogelijk blijvend neurologisch letsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in de rug, in elk geval het lichaam te steken;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder I niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Middelburg [adres] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in de rug, in elk geval het lichaam te steken,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding met mogelijk blijvend neurologisch letsel ten gevolge heeft gehad.
Parketnummer: 02/700099-l 8 Vonnis d.d. l november 2018

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de (primair ten laste gelegde) poging tot doodslag . Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de (subsidiair ten laste gelegde) zware mishandeling heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de poging tot doodslag, omdat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[adres] (hierna: aangever) heeft op 20 juni 2018 aangifte gedaan van een poging tot doodslag, gepleegd op 10 juni 2018 in Middelburg. Hij heeft hierover het volgende
verk laard. Aangever en de dader delen een kamer in het asielzoekerscentrum in Middelburg . Aangever weet niet hoe de kamergenoot heet. Tussen hen bestonden al langer problemen , omdat zijn kamergenoot rommel maakt , niet schoonmaakt en dingen kapot maakt. Aangever is die dag boodschappen gaan doen en toen hij terugkwam zag hij dat de koelkast kapot was. Even later zag hij zijn kamergenoot in de keuken. Aangever sprak hem aan over de kapotte koelkast. Hij zag dat zijn kamergenoot heel boos werd. Zijn kamergenoot zei dat hij zich niet met hem moest bemoeien en gooide vervolgens een pan met daarin kokend water en rijst op de grond. Aangever zag dat zijn kamergenoot een mes pakte en hem daarmee wilde steken. Aangever heeft toen zijn hand vastgepakt, maar het lukte hem niet om hem tegen te houden. Zijn kamergenoot stak aangever in de rug en in de buurt van zijn rechteroor, waarna aangever op de grond is gevallen. Het mes was ongeveer 20 centimeter lang en blauw van kleu r.1
In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring van 11 juni 2018, waaruit blijkt dat sprake is van een steekverwonding in de rug, met ernstig uitwendig bloedverlies. Er is een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel en een vermoeden van inwendig
bloe dverlies . Er heeft geen operatie plaatsgevonden en er is mogelijk blijvend neurologisch letsel. Geschat wordt dat er sprake is van minimaal één jaar reva lideren .2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2018133497 van de politie Zeeland - West-Brabant, district Zeeland, basisteam Walcheren, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 58.
1 Het proces-verbaal van aangifte van [adres] van 20 juni 2018, pagina's 4, een na laatste alinea en 5, achtste en elfde alinea.
2 Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 11 juni 2018, pagina 11.
Getuige [getuige] verklaart dat hij op 10 juni 2018 samen met aangever aan het koken was in de keuken van het asielzoekerscentrum. Aangever is een vriend van hem. In de keuken was hij samen met aangever en een andere Afrikaanse man, waarvan hij de naam niet weet. Opeens kwam de kamergenoot van aangever de keuken in. De getuige weet zijn echte naam niet, maar iedereen noemt hem· ' [alias] . [alias] begon zich te bemoeien met aangever over het eten. Aangever had een pan gepakt en daar ingrediënten in gedaan, maar [alias] wilde de pan hebben. Hij pakte de pan af en gooide de pan tegen de muur. Hierdoor werd aangever boos en vroeg aan [alias] waarom hij zijn pan tegen de muur gooide. De getuige zag dat [alias] een mes pakte. Het mes was groen van kleur en in totaal 30 centimeter groot. De getuige zag dat [alias] aangever met dat mes in zijn rug stak. Aangever viel op de grond. De getuige zag vervolgens dat [alias] opnieuw het mes in aangever wilde steken. De getuige en de Afrikaanse man riepen tegen hem dat hij dat niet mocht doen.3
Getuige [initialen] [getuige 2] verklaart dat hij met een Arabische man in de keuken stond. Verdachte kwam de keuken binnen. Hij had een pan bij zich om rijst in te koken. Er kwam nog een man binnen. Dit was het slachtoffer. Het slachtoffer bleek de eigenaar van de pan te zijn en wilde die terug om zelf te gebruiken. De verdachte wilde de pan niet geven en gooide de pan op de grond. De getuige zag dat de verdachte een mes van het aanrecht pakte. Het slachtoffer pakte de verdachte vast en gaf hem een duw. Ze duwden elkaar heen en weer. De Arabische man probeerde de mannen uit elkaar te halen. De verdachte stak het slachtoffer bijna in zijn nek met het mes. Het mes viel op de grond. De verdachte pakte het mes weer van de grond. Op dat moment zat het slachtoffer op de grond en kon niet opstaan. Het slachtoffer heeft zijn handen gebruikt om te vechten en zichzelf te verdedigen. De verdachte had toen het mes in zijn hand. Hij kreeg de overhand en heeft het slachtoffer in zijn rug gestoken.4
Verdachte verklaart dat hij ook wel ' [alias] wordt genoemd. Hij bekent dat hij aangever in de rug heeft gestoken met een mes, maar dat hij dit uit zelfverdediging heeft gedaan. Hij verklaart dat er geen spanningen waren vanwege een kapotte koelkast of rommel in de kamer, maar dat hij dagenlang door aangever is uitgescholden vanwege zijn geaardheid.
Toen verdachte de keuken in kwam lopen, begon aangever weer met schelden. Hij begon terug te schelden, waarop aangever hem op de grond duwde. Hierdoor heeft verdachte zijn pols gebroken. Verdachte stond op en probeerde zichzelf te verdedigen. Aangever pakte als eerste een mes, waarna ook verdachte een mes pakte. Het was een aardappelschilmesje van ongeveer 8 centimeter. Verdachte duwde aangever op de grond en stak hem in zijn rug.
Verdachte stak aangever niet met de bedoeling hem te doden, anders had hij hem wel ergens anders gestoken. Als hij dat niet had gedaan en was weggelopen, was aangever misschien achter hem aan gegaan en had aangever hém neergestoken. 5
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er tussen aangever en verdachte een conflict is ontstaan in de keuken, met het over en weer uiten van bewoordingen. Hoewel de toedracht daarvan onduidelijk is, blijkt uit de verklaringen van aangever en beide getuigen dat het verdachte was die boos werd, een pan op de grond gooide en vervolgens een mes pakte. Als reactie daarop heeft aangever zich proberen te verdedigen door de hand van verdachte vast te pakken. Vervolgens kwamen zij in een worsteling terecht, waarbij
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 10 juni 2018, pagina's 28 en 29.
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [initialen] [getuige 2] van 10 juni 2018, pagina 30, laatste twee alinea's, en pagina 31, eerste alinea.
5De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 18 oktober 2018.
zowel verdachte als aangever op enig moment op de grond is gevallen. Toen aangever op de grond lag, heeft verdachte hem in de rug gestoken en is weggelopen.
Gelet hierop is het verdachte geweest die op 10 juni 2018 te Middelburg met een mes in de rug van aangever heeft gestoken. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte is aan te merken als een poging tot doodslag, zware mishandeling of mishandeling (met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
Letsel
Aangever is na het steekincident op dezelfde dag onderzocht door een arts. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er geen operatie heeft plaatsgevonden en dat er mogelijk blijvend neurologisch letsel is bij aangever. De arts heeft voor wat betreft de geschatte duur van de genezing vastgesteld dat er sprake is van minimaal één jaar revalideren.
Aan de andere kant constateert de rechtbank dat het dossier geen aanvullende (actuele) informatie bevat over het letsel en het verloop van het herstel. Ook ontbreekt in het dossier eenduidige informatie over de grootte (van het lemmet) van het mes waarmee het feit is begaan, de exacte locatie van de steekwond in de rug, de diepte van de wond, de omvang van het daadwerkelijk veroorzaakte (inwendige en uitwendige) letsel, en de vaststelling of het handelen van verdachte potentieel dodelijk letsel met zich bracht.
Is er sprake van een poging tot doodslag?
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in het dossier onvoldoende concrete informatie aanwezig is om aan te nemen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedraging van verdachte zou komen te overlijden. Zij komt daarom niet tot het oordeel dat bij verdachte op het moment van handelen het (voorwaardelijk) opzet aanwezig was aangever van het leven te beroven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de (primair ten laste gelegde) poging tot doodslag op aangever.
Is er sprake van zware mishandeling?
Door het ontbreken van de genoemde informatie kan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft veroorzaakt. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de (subsidiair ten laste gelegde) zware
mish andeling .
Is er sprake van mishandeling?
Wel acht de rechtbank op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met een mes in de rug te steken. Uit de verklaring van verdachte, namelijk dat hij zich wilde verdedigen en zich ervan wilde verzekeren dat aangever niet achter hem aan zou komen, volgt dat verdachte ook opzet had op het toebrengen van pijn of letsel. Nu de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, niet kan vaststellen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
tweede subsidiair
[omstreeks] op
[omstreeks][..]10 juni 2018 te Middelburg [adres] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een
mes, [omstreeks]in de rug
[omstreeks]te steken,
[omstreeks]
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De stratbaarheid

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie komt verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toe, nu er geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval op hem heeft plaatsgevonden. De verdediging met een mes was daarnaast niet proportioneel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is een beroep gedaan op noodweer. Volgens verdachte was het aangever die hem als eerste sloeg en op hem aflcwam met een mes, waartegen verdachte zich moest verweren. Verdachte zou daardoor een gebroken pols hebben opgelopen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde noodweersituatie zoals door verdachte geschetst niet aannemelijk geworden. Daartoe wordt als volgt overwogen. Bij een noodweersituatie moet allereerst sprake zijn van een ogenblikkelijke (dreigende) wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3. vastgesteld wat er volgens de rechtbank is gebeurd. Behalve verdachte, verklaren geen van de overige aanwezigen bij het incident over het slaan van verdachte door aangever of het gebruiken van een mes door aangever. Zij merken juist verdachte aan als agressor in het conflict. De handelingen van verdachte kunnen, gelet op diens bedoeling en de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag, daarom niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Zijn handelingen moeten - naar de kern bezien - als aanvallend worden aangemerkt.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Voor zover de verdediging een beroep heeft gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, slaagt dat beroep niet. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste strafte zwaar is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in het AZC waar hij als asielzoeker verbleef schuldig gemaakt aan de mishandeling van een andere asielzoeker, zijn kamergenoot [adres] , door hem met een mes in zijn rug te steken. Dit heeft letsel en pijn bij het slachtoffer veroorzaakt. Hij heeft daarmee een ernstig geweldsincident gepleegd. Door zijn handelen heeft verdachte een beangstigende situatie gecreëerd, niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de andere bewoners van het as iel zoekerscentrum. Dit neemt de rechtbank verdachte dan ook zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van zware mishandeling. Nu de rechtbank eenvoudige mishandeling bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gezien de ernst van het feit en de persoon van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tweede subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt in dit verband vast dat verdachte de opgelegde gevangenisstraf reeds heeft ondergaan;
Voorlopige hechtenis
- stelt vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven bij afzonderlijke beschikking van 18 oktober 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 november 2018.