Uitspraak
1.[verweerder]
[verweerder],
1.[gedaagde]
[gedaagde],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben de eisers in conventie, [verweerders], een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagden], met als doel ontruiming van hun perceel tot aan de kadastrale erfgrens. De zaak betreft percelen op een recreatiepark in Chaam, waar de partijen in geschil zijn over de erfgrenzen die gescheiden zijn door een haag en hekwerk. De eisers vorderen dat de gedaagden hun perceel ontruimen en de kosten van het kadaster vergoeden. De gedaagden hebben verweer gevoerd en zich beroepen op verkrijgende verjaring, stellende dat zij al meer dan 10 jaar in bezit zijn van het perceeldeel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de haag en het hekwerk zich op het perceel van de eisers bevinden en dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij het perceeldeel door verjaring hebben verkregen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van bezit in de zin van het Burgerlijk Wetboek, omdat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij gedurende 10 jaar feitelijke machtsuitoefening over het perceeldeel hebben gehad. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de kadasterkosten. De vordering in reconventie van de gedaagden om de eisers te verplichten een deugdelijke erfafscheiding te plaatsen wordt afgewezen. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van de eisers.