Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling en de daartoe ingediende stukken
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorgaanbieder, aangeduid als [eiseres], en een zorgkantoor, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde dat het zorgkantoor zou worden verboden om te weigeren een overeenkomst te sluiten voor de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de jaren 2019-2020. De eiseres stelde dat zij voldeed aan de voorwaarden die golden voor zorgaanbieders, met betrekking tot het toezichthoudend orgaan en onderaanneming. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat de eiseres niet voldeed aan de eisen, met name dat zij niet beschikte over een meervoudig samengesteld toezichthoudend orgaan, zoals vereist in de inkoopvoorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat de eiseres ten tijde van de inschrijving niet voldeed aan de voorwaarde dat het toezichthoudend orgaan uit ten minste twee personen moest bestaan. De rechtbank benadrukte dat de voorwaarden duidelijk waren geformuleerd en dat de eiseres had verklaard akkoord te gaan met deze voorwaarden. De eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden binnen de gestelde termijn en had ook niet tijdig gemeld dat zij niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde de weigering om een overeenkomst te sluiten met de eiseres op juiste gronden had gehandhaafd.
De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de zorgplicht van het zorgkantoor om kwalitatief goede zorg te bieden niet in het geding was en dat de eiseres de mogelijkheid had om opnieuw in te schrijven wanneer zij aan de voorwaarden voldeed.