ECLI:NL:RBZWB:2018:722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
02-700141-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop in Hulst, onder invloed van alcohol en medicatie, rijden zonder geldig rijbewijs

Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 17 juli 2017 in de gemeente Hulst. De verdachte, die onder invloed van alcohol en medicatie reed, had geen geldig rijbewijs en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Tijdens de zitting op 25 januari 2018 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden onder invloed, het rijden zonder geldig rijbewijs en het veroorzaken van de dood van een fietser door roekeloos rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag, wat leidde tot de dood van de fietser. De rechtbank sprak de verdachte vrij van doodslag, maar verklaarde hem schuldig aan overtredingen van de Wegenverkeerswet. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van 36 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 10 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de nabestaanden en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700141-17, 02/688179-17 en 96/163858-15 (vord. tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg - locatie Torentijd,
4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2018, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
02/700141-17
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2017 in de gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte
- toen aldaar met dat opzet, terwijl hij onder invloed was van alcohol (540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcohol en/of onder invloed van medicatie (te weten Valium en/of Methadon en/of Seroquel), althans na het gebruik van medicatie,
- en/of terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (ongeldig verklaard op 20 mei 2011), althans wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven,
- en/of terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspra(a)k(en) de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
- in een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo) heeft gereden over de Oud Ferdinandusdijk,
- terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke (gezien vanuit de rijrichting van verdachte) kenbaar werd gemaakt middels het bord C1 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorzien van de tekst “uitgezonderd bestemmingsverkeer”
- en/of welke weg voorzien was van een nieuwe laag split (op 3 juli 2017), en waar het verkeer middels de borden A1 (maximumsnelheid 30 km/u) en J20 (slipgevaar) en J25 (opspattende stenen) van bijlage 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op werd geattendeerd,
- waarbij hij, verdachte, heeft gereden met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, (veel) te hogesnelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur,
- en/of (vervolgens) met de rechter wielen in de - gelet op zijn, verdachtes, rijrichting, - oplopende rechterberm is gereden en/of (vervolgens) heeft tegengestuurd, waardoor de bestelauto in een schuine beweging de rijbaan van rechts naar links overstak en waarbij de bestelauto in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde [slachtoffer] , die op zijn fiets uit tegengestelde richting kwam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 17 juli 2017, in de gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo), daarmede rijdende over de weg, de Oud Ferdinandusdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
- terwijl hij onder invloed was van alcohol (540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcohol en/of onder invloed van medicatie (te weten Valium en/of Methadon en/of Seroquel), althans na het gebruik van medicatie,
- en/of terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (ongeldig verklaard op 20 mei 2011), althans wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven,
- en/of terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspra(a)k(en) de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
- in een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo) heeft gereden over de Oud Ferdinandusdijk,
- terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke (gezien vanuit de rijrichting van verdachte) kenbaar werd gemaakt middels het bord Cl van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorzien van de tekst “uitgezonderd bestemmingsverkeer”
- en/of welke weg voorzien was van een nieuwe laag split (op 3 juli 2017), en waar het verkeer middels de borden A1 (maximumsnelheid 30 km/u) en J20 (slipgevaar) en J25 (opspattende stenen) van bijlage 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op werd geattendeerd,
- waarbij hij, verdachte, heeft gereden met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur,
- en/of (vervolgens) met de rechter wielen in de - gelet op zijn, verdachtes, rijrichting, - oplopende rechterberm is gereden en/of (vervolgens) heeft tegengestuurd, waardoor de bestelauto in een schuine beweging de rijbaan van rechts naar links overstak en waarbij de bestelauto in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde [slachtoffer] , die op zijn fiets uit tegengestelde richting kwam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden, zulks terwijl hij, verdachte, toen aldaar, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef onder a van de Wegenverkeerswet
1994, 540 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
meer subsidiair:
A.
hij, op of omstreeks 17 juli 2017, in de gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo), terwijl hij onder invloed was van alcohol (540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) en/of terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (ongeldig verklaard op 20 mei 2011) in een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo) heeft gereden over de Oud Ferdinandusdijk, terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke (gezien vanuit de rijrichting van verdachte) kenbaar werd gemaakt middels het bord C1 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorzien van de tekst
“uitgezonderd bestemmingsverkeer” en/of welke weg voorzien was van een nieuwe laag split (op 3 juli 2017), en waar het verkeer middels de borden A1 (maximumsnelheid 30 km/u) en J20 (slipgevaar) en J25 (opspattende stenen) van bijlage 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op werd geattendeerd, waarbij hij, verdachte, heeft gereden met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of (vervolgens) met de rechter wielen in de - gelet op zijn, verdachtes, rijrichting, - oplopende rechterberm is gereden en/of (vervolgens) heeft tegengestuurd, waardoor de
bestelauto in een schuine beweging de rijbaan van rechts naar links overstak en waarbij de bestelauto in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde [slachtoffer] , die op zijn fiets uit tegengestelde richting kwam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
B.
hij, op of omstreeks 17 juli 2017, in de gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto, Fiat Doblo), toen daar dat motorvoertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 540 microgram alcohol, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of in combinatie met het gebruik van valium en/of methadon en/of seroquel, (een) medicijn(en), als bedoeld in artikel 8, eerste
lid, van de Wegenverkeerswet 1994, dat de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden;
C.
hij op of omstreeks 17juli 2017, in de gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oud Ferdinandusdijk, als bestuurder een motorrijtuig (bestelauto Fiat Doblo), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
02/688179-17
2.
hij op of omstreeks 04 april 2017 te Terneuzen terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de
weg, de Kennedeylaan, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die
categorie of categorieën heeft bestuurd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gelet op het alcohol- en medicatiegebruik van verdachte, zijn ongeldige rijbewijs, zijn rijontzegging, het negeren van waarschuwingsborden en het negeren van de snelheidsbeperking door verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag en de onder 1 subsidiair tenlastegelegde roekeloosheid. Er kan niet worden vastgesteld wat de gereden snelheid van verdachte is en het is goed mogelijk dat deze 30 km/uur dan wel lager is geweest en er geen sprake is van een snelheidsovertreding. Daarnaast was de geslotenverklaring van de weg niet van toepassing op de plaats van het ongeval en is moeilijk verifieerbaar welke borden wanneer aanwezig waren en welke dus ook eventueel zichtbaar hadden kunnen zijn voor verdachte. Er kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Ook wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor roekeloosheid. Ten opzichte van het meer subsidiaire en het overige tenlastegelegde wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met inachtneming van de gemaakte opmerkingen ten aanzien van de snelheid en de bepalingen rondom het 30 km-verkeersbord en de geslotenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van feit 1
Op maandag 17 juli 2017 omstreeks 18.48 uur vond een verkeersongeval plaats op de Oud Ferdinandusdijk, buiten de bebouwde kom van Absdale in de gemeente Hulst. [1] Hierbij waren een bestelauto (Fiat Doblo) en een fiets betrokken. De fietser, [slachtoffer] , is bij dit ongeval overleden. [2]
De verbalisanten gingen ter plaatse naar aanleiding van een melding om 18.50 uur van een verkeersongeval. Daar, aan de Oude Ferdinandusdijk te Hulst, zagen zij een witte bestelauto in de sloot liggen. Ook zagen zij dat er een man op zijn buik in de berm lag en dat er achter de witte bestelauto een racefiets in de sloot lag. De bestuurder van de auto, verdachte, werd aangesproken. Hij verklaarde dat hij de macht over het stuur was verloren en een fietser had aangereden. Vervolgens zei hij: ‘Ik zal eerlijk tegen je zijn. Ik heb een ontzegging van de rijbevoegdheid’. De adem van verdachte rook naar alcohol. Verdachte zei dat hij vier à vijf biertjes had gedronken. [3]
Het alcoholgehalte van verdachte bleek bij de ademanalyse om 20.07 uur 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. [4]
Uit het informatiesysteem van de politie kwam naar voren dat het rijbewijs van verdachte ten aanzien van categorie B vanaf 20 mei 2011 ongeldig was verklaard. [5] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij voorlopig uit de rijbevoegdheid is gezet. [6]
Naar aanleiding van het ongeval werd een onderzoek op de plaats van het ongeval uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat de Oud Ferdinandusdijk voor de plaats van het ongeval een flauwe bocht naar rechts maakte. Op de Oud Ferdinandusdijk waren afwijkende verkeersmaatregelen van kracht. De maximumsnelheid ter plaatse bedroeg in verband met wegwerkzaamheden 30 kilometer per uur in plaats van 60 kilometer per uur. Dit was door middel van de borden A1 (30), J20 (slipgevaar) en J25 (opspattende stenen) van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangegeven voor het verkeer op de Oud Ferdinandusdijk. Deze borden waren geplaatst na het bord geslotenverklaring C1 met onderbord nabij de kruising Oud Ferdinandusdijk / Heuvelstraat. Ter plaatse van het ongeval was het wegdek van de Oud Ferdinandusdijk verhard en dit bestond uit Dicht Asfalt Beton (DAB), dat droog en schoon was. Er was recent een nieuwe laag split aangebracht. Bij navraag bij het Waterschap Scheldestromen bleek dat het wegdek van de Oud Ferdinandusdijk op maandag 3 juli 2017 omstreeks 13.30 uur voorzien was van een nieuwe laag split. Na ongeveer vier weken wordt het wegdek geveegd en de borden worden na ongeveer acht weken verwijderd. Het was ter plaatse droog en zonnig weer. Vastgesteld werd dat de zonstand ten tijde van het ongeval vermoedelijk geen invloed heeft gehad op het ontstaan van dit ongeval. Uit de aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van de voertuigen en de schade aan de voertuigen kon worden geconcludeerd dat de bestuurder van de bestelauto met de rechterwielen in de oplopende rechterberm is gereden en hierna heeft tegengestuurd, waardoor de bestelauto in een schuine beweging de rijbaan van rechts naar links overstak. Tijdens deze overstekende beweging is de bestelauto in aanraking gekomen met de fiets, die uit tegenovergestelde richting kwam. De bestuurder van de fiets is tegen de rechterzijkant van de bestelauto gekomen. De auto is de aan de linker zijde van de rijbaan gelegen sloot ingereden en tegen het sloottalud gebotst. De bestuurder van de fiets is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Ten aanzien van de onderzochte hypothese mens werd vastgesteld dat door onverklaarbare reden de bestuurder van de Fiat aan de rechterzijde de berm in is gereden om vervolgens op de verkeerde zijde van de rijbaan terecht te komen. Tijdens deze manoeuvre heeft de bestuurder van de Fiat de bestuurder van de fiets en de fiets geraakt. Ten aanzien van de onderzochte hypothese voertuig werd vastgesteld dat, voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, geen gebreken c.q. omstandigheden aanwezig waren die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. Ten aanzien van de weg, het wegdek, de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen en de wegbeheerder, waren geen omstandigheden aanwezig die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. [7]
Uit onderzoek aan de airbag van de auto van verdachte kwam naar voren dat de snelheid van het voertuig ten tijde van het botsmoment – de rechtbank begrijpt: met het sloottalud –
18 kilometer per uur bedroeg. [8]
Door een forensisch geneeskundige is vastgesteld dat [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. De doodsoorzaak is ernstig schedel- en hersenletsel ten gevolge van de inwerking van heftig botsend geweld door een voertuig. [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet had mogen rijden, omdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en hij ook een stuk of zes biertjes had gedronken. Daarnaast gebruikte hij als medicatie Valium, Methadon en Seroquel. Valium en Seroquel nam hij
’s avonds in bij thuiskomst en Methadon, dat hij vanuit de verslavingszorg kreeg, nam hij ’s ochtends in. Verdachte was ter plaatse bekend. Hij had diezelfde weg de week daarvoor ook gereden. Toen lag de nieuwe laag split er al en heeft hij de borden ook gezien. Op 17 juli 2017 heeft hij de geplaatste verkeersborden ook gezien, behalve het ronde verbodsbord met daaronder ‘uitgezonderd bestemmingsverkeer na 700 m’ en het bord dat als maximumsnelheid 30 kilometer per uur aangaf. Verdachte reed voor hij de bocht doorkwam 50 kilometer per uur, maar is aanzienlijk afgeremd en reed vervolgens aanzienlijk langzamer dan 50 kilometer per uur, omdat die bocht niet met 50 kilometer per uur kan worden genomen. Toen hij in de slip raakte, heeft hij uit alle macht (verder) (af)geremd.
Hij is eerder veroordeeld voor rijden onder invloed, is bij een aantal van die zittingen aanwezig geweest en heeft verschillende ontzeggingen van de rijbevoegdheid opgelegd gekregen. Ook is hij al meerdere keren veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs. Desondanks reed hij dagelijks in een auto om naar zijn werk te gaan. Het was vast gebruik om na afronding van de werkzaamheden samen met collega’s bier te drinken en vervolgens naar huis te gaan. [10]
bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verdachte op 17 juli 2017 in de bij het ongeval betrokken bestelauto heeft gereden onder invloed van alcohol en medicatie, Valium, Methadon en Seroquel, met een ongeldig verklaard rijbewijs voor categorie B en terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Verdachte heeft verklaard dagelijks voornoemde medicatie te gebruiken, waardoor naar het oordeel van de rechtbank verdachte ten tijde van het ongeval een bepaalde spiegel van deze medicatie in zijn bloed had. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van bepaalde medicatie, waaronder de door verdachte gebruikte Valium en Seroquel, de rijvaardigheid kan beïnvloeden. Dit neemt nog toe in combinatie met het gebruik van alcohol. Ook verdachte moet geacht worden daarmee bekend te zijn geweest. Bovendien blijkt dat uit de bijsluiter die verdachte bij het (voor de eerste keer) verstrekken van Valium en Seroquel in ieder geval moet hebben verkregen. Aangezien Methadon vanuit de verslavingszorg wel zonder bijsluiter wordt geleverd, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich er in ieder geval bewust van had moeten zijn geweest dat zijn rijvaardigheid werd beïnvloed door het gebruik van Valium en Seroquel, te meer in combinatie met zijn alcoholgebruik. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij met deze medicatie op moest passen met het gebruik van alcohol schuift de rechtbank dan ook terzijde.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen met welke snelheid verdachte heeft gereden.
Gelet echter op de informatie uit de airbag dat bij de botsing van de auto met het sloottalud de snelheid 18 kilometer per uur bedroeg; de verklaring van verdachte dat hij vóór de botsing nadat de auto in de slip raakte heeft afgeremd en voor de bocht 50 kilometer met uur reed; en de vaststelling in de verkeersongevallenanalyse dat de bocht die verdachte op dat moment net had genomen een flauwe bocht betrof, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Verdachte had de geldende maximumsnelheid kunnen en moeten weten, nu het bord dat als maximumsnelheid 30 kilometer per uur aangeeft blijkens de foto en de vaststelling van de verbalisanten in de verkeersongevallenanalyse op pagina 70 van het eindproces-verbaal duidelijk zichtbaar was geplaatst. Behalve dat verdachte harder reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte onvoldoende alert is geweest, gelet op wat van een verkeersdeelnemer verwacht mag worden, vanwege de vastgestelde invloed van alcohol en medicatie en het feit dat hij het bord dat als maximumsnelheid 30 kilometer per uur aangeeft, niet heeft gezien.
- Is er sprake van doodslag?
Aan de rechtbank ligt allereerst de vraag voor of er wettig en overtuigend bewijs is voor doodslag. Daartoe is vereist dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie heeft gehad om de heer [slachtoffer] van het leven te beroven. Van opzet op de dood van het slachtoffer kan echter ook sprake zijn bij voorwaardelijk opzet. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan die aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij een verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gereden onder invloed van 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en onder invloed van medicatie die de rijvaardigheid beïnvloedt, met een ongeldig verklaard rijbewijs voor categorie B, tijdens een rijontzegging en zonder acht te slaan op alle geplaatste verkeersborden. De rechtbank acht het daarbij aannemelijk dat verdachte harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Ten aanzien van het rijgedrag van verdachte zijn er geen getuigen die hierover hebben kunnen verklaren en dus is er geen zicht op hoe en met welke snelheid verdachte exact heeft gereden. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze vaststellingen onvoldoende basis om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het overlijden van andere verkeersdeelnemers. Er kan dan ook niet bewezen worden dat verdachte opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - heeft gehad op de dood van de heer [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag.
- Is er sprake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
In artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) wordt het veroorzaken van de dood of (zwaar) lichamelijk letsel van een ander in het verkeer verboden. Het vereist een zogenoemd tweeledig causaal verband. Enerzijds dient er een causaal verband te zijn tussen de verweten gedraging en het verkeersongeval. Anderzijds dient er een causaal verband te zijn tussen het verkeersongeval en de dood van het slachtoffer. Dat laatste staat vast gelet op het verslag van de forensisch geneeskundige en wordt door de verdediging ook niet betwist. Het eerstgenoemde causale verband tussen de verweten gedraging en het verkeersongeval ziet op het schuldvereiste in de relatie tussen het gedrag en het verkeersongeval. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW valt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van dit artikel. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder die is begaan. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin, hoe ernstig ook die gevolgen kunnen zijn. Van schuld is sprake indien de verdachte zich roekeloos, dan wel in hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend of ondeskundig heeft gedragen.
Met roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW wordt gedoeld op de zwaarste schuldvorm in geval van overtreding van artikel 6 WVW. Het gaat dan om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid worden - gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad - strenge (motiverings)eisen gesteld. Dat geldt met name ook in de gevallen waarin de roekeloosheid in de kern bestaat uit de in artikel 175, derde lid, WVW omschreven gedragingen (waaronder ook het rijden onder invloed van alcohol), omdat die gedragingen grond vormen voor een verdere verhoging van het op basis van artikel 175, tweede lid, WVW voor roekeloosheid geldende strafmaximum. Van dergelijk - in juridische zin - roekeloos handelen zal slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de term roekeloosheid in de zin van de WVW een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met de betekenis die in het normale spraakgebruik onder die term wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in dit concrete geval sprake is van roekeloosheid, moeten zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedraging(en) van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat in dit verband doorgaans niet volstaat de enkele vaststelling dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer van de in artikel 175, derde lid, WVW omschreven zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen, zoals het rijden onder invloed van alcohol.
De rechtbank acht het rijden onder invloed van alcohol en medicatie op zichzelf reeds zeer onvoorzichtig en onachtzaam. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen voor andere weggegebruikers en de verkeersveiligheid volledig heeft veronachtzaamd. Zo kan, zoals hiervoor is overwogen, niet worden vastgesteld met welke snelheid verdachte exact heeft gereden. Aldus is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte roekeloos in de zin van artikel 6 WVW heeft gehandeld en wordt hij hiervan vrijgesproken.
Ten aanzien van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig rijgedrag overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hiervoor reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het rijden onder invloed van alcohol en medicatie op zichzelf al als zeer onvoorzichtig en onachtzaam gedrag moet worden aangemerkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het moeilijker wordt om recht te blijven rijden. Het risico op een ongeval neemt aanzienlijk toe. In dat kader merkt de rechtbank ook op dat verdachte, zoals hij ter zitting ook heeft verklaard, al een aanzienlijk aantal keren door de politierechter is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Verdachte is ook bij meerdere van deze zittingen, waarvan het de rechtbank ambtshalve bekend is dat bij die gelegenheid de gevaren van het rijden onder invloed en de mogelijke onomkeerbare gevolgen daarvan steeds indringend aan een verdachte worden voorgehouden, aanwezig geweest. Door de politierechter zijn onder andere meerdere onvoorwaardelijke rijontzeggingen opgelegd. Ook heeft verdachte verklaard dat hij al meerdere keren is veroordeeld door de politierechter voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Ondanks al deze waarschuwingen stapte verdachte vrijwel dagelijks toch weer in de auto, om naar en van zijn werk te kunnen rijden. Op de terugweg naar huis gebeurde dit dan vaak onder invloed van drank en de hiervoor genoemde medicatie aangezien het volgens verdachte vast gebruik was om na afronding van de werkzaamheden samen met collega’s bier te drinken en verdachte (dagelijks) deze medicatie nam. Voorts acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte harder heeft gereden dan de toegestane snelheid van 30 kilometer per uur en daarnaast onvoldoende alert is geweest, met de aanrijding met de heer [slachtoffer] tot gevolg. Daar komt bij dat verdachte ter plaatse bekend was en hij wist van de wegwerkzaamheden, zodat van verdachte verwacht had mogen worden dat hij extra voorzichtigheid en oplettendheid had betracht. Blijkens de verkeersongevallenanalyse werd het ongeval uitsluitend veroorzaakt door de factor ‘mens’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vermijdbaarheid van het ongeval hiermee vast is komen te staan. Onder deze omstandigheden leidt de combinatie van de hiervoor weergegeven gedragingen tot het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gedragen waardoor de heer [slachtoffer] is komen te overlijden. Er is derhalve sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat de geslotenverklaring al van kracht was op de plaats van het ongeval. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
ten aanzien van feit 2
Nu verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- het ZSM Artikel 9 WvW Proces-Verbaal van 4 april 2017, inhoudende de waarneming van de verbalisanten die verdachte op voornoemde datum hebben zien rijden; [11]
- het schriftelijk stuk inhoudende het besluit tot ongeldigverklaring rijbewijs vanaf de
zevende dag na dagtekening van dit besluit van 13 mei 2011; [12]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2018. [13]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/700141-17
1.
subsidiair:
hij,op
of omstreeks17 juli 2017, in de gemeente Hulst,
in elk geval in Nederland,als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo), daarmede rijdende over de weg, de Oud Ferdinandusdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalin hoge
, althans aanzienlijkemate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam en
/ofonnadenkend en
/ofondeskundig,
- terwijl hij onder invloed was van alcohol (540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht)
althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholen
/ofonder invloed van medicatie (te weten Valium en
/ofMethadon en
/ofSeroquel),
althans na het gebruik van medicatie,
- en
/ofterwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (ongeldig verklaard op 20 mei 2011),
althans wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven,
- en
/ofterwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat hem bij rechterlijke uitspra
(a
)k
(en)de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
- in een motorrijtuig (bestelauto, Fiat Doblo) heeft gereden over de Oud Ferdinandusdijk,
- terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke (gezien vanuit de rijrichting van verdachte) kenbaar werd gemaakt middels het bord Cl van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welk bord was voorzien van een onderbord als bedoeld in artikel 67, eerste lid onder c reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorzien van de tekst “uitgezonderd bestemmingsverkeer”
- en
/ofwelke weg voorzien was van een nieuwe laag split (op 3 juli 2017), en waar het verkeer middels de borden A1 (maximumsnelheid 30 km/u) en J20 (slipgevaar) en J25 (opspattende stenen) van bijlage 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op werd geattendeerd,
- waarbij hij, verdachte, heeft gereden
met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, (veel) te hoge snelheid, in elk gevalmet een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur,
- en
/of(vervolgens) met de rechter wielen in de - gelet op zijn, verdachtes, rijrichting, - oplopende rechterberm is gereden en
/of(vervolgens) heeft tegengestuurd, waardoor de bestelauto in een schuine beweging de rijbaan van rechts naar links overstak en waarbij de bestelauto in botsing
/aanrijdingis gekomen met
voornoemde[slachtoffer] , die op zijn fiets uit tegengestelde richting kwam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden, zulks terwijl hij, verdachte, toen aldaar, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef onder a van de Wegenverkeerswet
1994, 540 microgram
, in elk geval hoger dan 220 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
02/688179-17
2.
hijop
of omstreeks04 april 2017 te Terneuzen terwijl hij wist
of
redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de
weg, de Kennedeylaan, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die
categorie
of categorieënheeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijkomende straf vordert hij oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de straf voor een groot gedeelte voorwaardelijk op te leggen zodat verdachte zich in dat kader kan laten opnemen in een kliniek. Verdachte hoopt binnen afzienbare termijn te kunnen starten aan behandeling. Gezien zijn gemoedstoestand en de rapportage van de reclassering wordt verzocht het onvoorwaardelijke deel van een gevangenisstraf beperkt te houden en daar waar mogelijk verdachte de ruimte te geven voor opname.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 17 juli 2017 met zijn auto de heer [slachtoffer] op zijn fiets aangereden. Als gevolg van de aanrijding is de heer [slachtoffer] ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Door onder invloed van alcohol en medicatie, met een ongeldig verklaard rijbewijs, tijdens een rijontzegging en harder dan toegestaan te rijden, zonder acht te slaan op geplaatste verkeersborden, heeft verdachte in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig rijgedrag vertoond. Het leed dat verdachte als gevolg daarvan heeft veroorzaakt, is zeer ingrijpend en onherstelbaar. De heer [slachtoffer] was een man die midden in het leven stond en hij is door het gedrag van verdachte uit het leven weggerukt. Ter zitting is namens de echtgenote van de heer [slachtoffer] verwoord wat dit verlies voor haar, hun zoon, de familie en haar omgeving betekent en is uiting gegeven aan het intense verdriet. Het gevoel door middel van het spreekrecht slechts in één kwartier te mogen proberen samen te vatten wat dit verlies heeft betekend voor een ieder die de heer [slachtoffer] heeft gekend, heeft de rechtbank getroffen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs op
4 april 2017.
Verdachte was een gewaarschuwd man. Meermalen is hij veroordeeld voor het rijden onder invloed en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, waarbij verdachte ook bij meerdere zittingen aanwezig is geweest. Steeds is hem gezegd niet te rijden onder deze omstandigheden en is hij gewezen op de risico’s, maar desondanks ging hij door met daarvoor het enkele argument dat hij op zijn werk moest kunnen komen. Verdachte heeft daarmee jarenlang de aan hem opgelegde veroordelingen en gegeven waarschuwingen in de wind geslagen. Bij de politie heeft verdachte verklaard zo’n 1.000 kilometer per week te rijden en dit dus blijkens zijn verklaring ter zitting veelal onder invloed van drank en medicatie. De rechtbank rekent dit verdachte bijzonder zwaar aan en neemt dit als sterk strafverzwarende omstandigheid mee.
Voornoemde eerdere justitiële contacten van verdachte, die uit het strafblad naar voren komen, laat de rechtbank eveneens meewegen bij de bepaling van de strafmaat.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 10 januari 2018 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit komt naar voren dat verdachte op jonge leeftijd in aanraking is gekomen met alcohol en drugs. Dit gebruik ontwikkelde zich al snel tot een afhankelijkheid. Hij is hiervoor meerdere malen behandeld, zowel klinisch als ambulant, met wisselend effect. De laatste jaren was er sprake van een afhankelijkheid van alcohol en heroïne en misbruik van cocaïne en speed. Ten gevolge van het delict heeft verdachte te kennen gegeven dat hij klinische behandeling wenst. Dit wordt, gebaseerd op de verdiepingsdiagnostiek van FZZ, ook gezien als meest passend. Op basis van het functioneren van verdachte op de diverse leefgebieden wordt de kans op recidive, zonder passende behandeling, ingeschat als hoog. Vanuit het oogpunt van de verslavingsreclassering wordt een klinisch behandeltraject voor verdachte noodzakelijk geacht, gericht op het voorkomen van recidive en het toewerken naar een middelenvrij bestaan. Dit traject kan worden vormgegeven als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijk strafdeel of gekaderd worden binnen detentiefasering en/of de voorwaardelijke invrijheidstelling (verder: V.I.) bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Indien de rechtbank aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijk strafdeel oplegt, worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de verslavingsreclassering, een klinische behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod geadviseerd.
Al het vorenstaande maakt dat naar het oordeel van de rechtbank slechts een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie bij zijn eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van doodslag ten aanzien van feit 1. Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich bij feit 1 schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ten aanzien van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en slaat zij acht op de wet, de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden voor schending van de artikelen 6 en 9 WVW alsmede op jurisprudentie op dit gebied en aldus met straffen die eerder in soortgelijke situaties zijn opgelegd. Voornoemde oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor de onderhavige schending van artikel 6 WVW een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 36 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie tot vier jaar. De rechtbank zal, gelet op de hiervoor genoemde overwegingen, in deze zaak de maximale duur van de in de oriëntatiepunten vermelde gevangenisstraf opleggen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden noodzakelijk is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen ruimte voor een deels voorwaardelijke straf en merkt op dat de klinische behandeling die verdachte behoeft binnen detentiefasering en/of het V.I.-traject plaats zal moeten vinden.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is geboden om enerzijds recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds om de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode tegen verdachte te beschermen. Wat de duur van deze ontzegging betreft, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op alle eerdere veroordelingen en waarschuwingen die verdachte terzijde heeft geschoven, uitsluitend de maximale duur op zijn plaats is. Met inachtneming van artikel 179, eerste en vierde lid, WVW zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaar.
De rechtbank realiseert zich terdege dat geen enkele straf, in welke vorm of mate dan ook, voor de nabestaanden het gemis van de heer [slachtoffer] zal kunnen wegnemen. Daarin schiet het strafrecht tekort, net zoals ook de uitoefening van het spreekrecht ter zitting, hoe indrukwekkend ook, feitelijk onvoldoende recht doet aan het verdriet en leed dat door zijn dierbaren wordt ervaren en aan wat de heer [slachtoffer] voor hen betekende. Met inachtneming van deze beperkingen is de volgende strafoplegging passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, zodat de mogelijkheid tot eventueel nader onderzoek blijft bestaan.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Middelburg van 10 november 2015 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 9, 175, 176, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het
een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 (tien) jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd G1749400;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd G1750504 en G1761390;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 10 november 2015 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 96/163858-15
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen en
mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2018.
Mr. Vermolen is niet in staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2017171042-1 van de politie eenheid Zeeland - West-Brabant, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur (ZB), team verkeer (ZB), opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 0 tot en met 125.
2.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf van 27 november 2017, pagina 3.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2017, pagina 11, tweede, derde, vijfde en zesde alinea.
4.Het schriftelijk stuk inhoudende een afschrift van de ademanalyse van 17 juli 2017, pagina 21.
5.Het schriftelijk stuk inhoudende een afschrift van het informatiesysteem van de politie van 17 juli 2017, pagina 43 en 44.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 juli 2017, pagina 29, tiende alinea.
7.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict d.d. 15 november 2017, pagina 67, 70 tot en met 72 en 106.
8.Het schriftelijk stuk inhoudende de ‘Special Case Analysis Airbag ECU’ van Bosch van
9.Het schriftelijk stuk inhoudende het ‘Verslag betreffende een niet natuurlijke dood’ van forensisch geneeskundige E.M. Bakker van 17 juli 2017, pagina 41 en 42.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2018.
11.Het ZSM Artikel 9 WvW Proces-Verbaal van 4 april 2017, van de politie Zeeland - West-Brabant, Zeeland, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Het los toegevoegd schriftelijk stuk inhoudende het besluit tot ongeldigverklaring rijbewijs van
13.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2018.