Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een woning voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Halderberge had de waarde van de woning vastgesteld op € 416.000, maar de belanghebbende betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 378.000 voor. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de woning op de waardepeildatum een waarde in het economische verkeer had van € 416.000. De rechtbank stelde vast dat de heffingsambtenaar geen rekening had gehouden met het principe van afnemend grensnut bij de waardebepaling, wat leidde tot de conclusie dat de waarde van de woning niet aannemelijk was gemaakt.
De rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk in goede justitie vastgesteld op € 402.000. Daarnaast heeft de rechtbank de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en de WOZ-waarde en de bijbehorende OZB-aanslag dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar werd ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.256,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.