8.3.Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3393) staat het een bestuursorgaan, zoals het college, vrij om van het advies van een door hem geraadpleegde deskundige af te wijken, indien het dit advies of onderdelen ervan onjuist acht. Afwijking dient echter, al dan niet op basis van een ander deskundigenadvies, deugdelijk gemotiveerd te worden. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat de SAOZ als onafhankelijk deskundige op het gebied van planschade te beschouwen is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2203). Tussen partijen is dit overigens ook niet in geschil. De rechtbank stelt vast dat de SAOZ in een advies van 12 september 2017 naar aanleiding van de aanvragen om planschade voor de adressen Groenendaal 11 en Leeuwenstein 1 kaartmateriaal heeft samengesteld door het gebied “wonen nieuw” uit de plankaart behorend bij de vastgestelde Structuurvisie 2020 te projecteren op de kaart uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. In het samengestelde kaartmateriaal is het gebied “wonen nieuw” weergegeven als een blauw vlak. De woning aan de [adres] ligt in dit kaartmateriaal direct ten zuiden van het blauwe vlak.
Aanvrager heeft in bezwaar aangevoerd dat dit door de SAOZ samengestelde materiaal niet juist is, zodat daaraan niet de conclusie kan worden verbonden dat woningbouw direct ten noorden van zijn woning voorzienbaar was.
In het bestreden besluit heeft het college naar voren gebracht dat zelfs tijdens de hoorzitting niet geheel duidelijk is geworden hoe de ligging van de woning aan de [adres] is ten opzichte van het gebied “wonen nieuw” in de plankaart bij de vastgestelde Structuurvisie 2020. Die onduidelijkheid kan aanvrager volgens het college niet worden tegengeworpen, zodat met de Structuurvisie 2020 de voorzienbaarheid doorbroken is. Het college heeft daarnaast zelf kaartmateriaal samengesteld en heeft zich onder verwijzing naar dit kaartmateriaal in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het gebied “wonen nieuw” uit de vastgestelde Structuurvisie 2020 geacht moet worden op geruime afstand van de woning van aanvrager te liggen.
Ter zitting is het kaartmateriaal met partijen besproken. Volgens het college en aanvrager geeft het door het college samengestelde materiaal het juiste beeld. Volgens [naam eiseres] is die weergave niet juist, omdat in die weergave de woning aan de [adres] midden in het gebied “wonen bestaand” gelegen is, terwijl de woning in werkelijkheid aan de rand van de bestaande bebouwing ligt. Volgens [naam eiseres] is in de door de SAOZ samengestelde kaart de ligging van de woning aan de [adres] ten opzichte van het gebied “wonen nieuw” juist weergegeven.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen welk kaartmateriaal het juiste beeld weergeeft. Gelet op het feit dat ter zitting namens de SAOZ naar voren is gebracht dat de kaart van de Structuurvisie 2020 niet op schaal of maatvast was, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden uitgesloten dat het niet mogelijk is de locatie van het gebied “wonen nieuw” exact weer te geven op een stratenkaart.
Nu de ligging van de woning van aanvrager ten opzichte van het gebied “wonen nieuw” uit de Structuurvisie 2020 minder duidelijk is dan de SAOZ ook in het rapport van oktober 2017 heeft doen voorkomen, is het advies van de SAOZ op dat onderdeel onjuist en heeft het college daarvan mogen afwijken.
De onduidelijkheid over de exacte ligging van het gebied “wonen nieuw” rechtvaardigt echter níet de conclusie van het college dat woningbouw op de locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” ten tijde van de aankoop van de woning niet voorzienbaar was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de voormalige gemeente [naam woonplaats 2] na de gemeentelijke herindeling in 1997 onderdeel is gaan uitmaken van de gemeente [naam woonplaats 1] . De Structuurvisie 2020 is het eerste integrale ruimtelijke plan voor het hele grondgebied van de gemeente [naam woonplaats 1] , inclusief de voormalige gemeente [naam woonplaats 2] . Bovendien is de Structuurvisie 2020 vastgesteld kort voordat aanvrager zijn woning kocht. Dat de Structuurvisie 2020 kort voor de aankoop is vastgesteld en dat het het eerste integrale plan voor de hele gemeente vormt, zodat daaraan volgens het college veel waarde gehecht mag worden, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat er ten tijde van de aankoop ook rekening gehouden moest worden met andere concrete beleidsvoornemens, zoals de Structuurvisie 1993. Dit temeer gelet op de aard van een structuurvisie als planologisch instrument: de Structuurvisie 2020 was niet zodanig gedetailleerd dat die kon worden geacht de meest concrete en gewenste planologische invulling te geven. Naar het oordeel van de rechtbank was woningbouw voorzienbaar op grond van de Structuurvisie 1993. De rechtbank wijst daarbij met name op kaart 7 behorende bij de Structuurvisie 1993 die als bijschrift “omvang uitbreiding en fasering” heeft en op kaart 8, met als bijschrift “structuurbeeld”. Op beide kaarten is een vlak ingetekend ter hoogte van de locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Ten tijde van de vaststelling van de Structuurvisie 2020 gold de voorzienbaarheid die met de Structuurvisie 1993 was ontstaan onverkort. Na de vaststelling van de Structuurvisie 1993 was weliswaar het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” vastgesteld, maar, ondanks het feit dat daarin aan de gronden een agrarische bestemming was toegekend, werd met dat bestemmingsplan niet uitdrukkelijk afstand genomen van het uit de Structuurvisie 1993 voortvloeiende beleidsvoornemen tot woningbouw. De voorzienbaarheid uit de Structuurvisie 1993 was dan ook niet doorbroken door bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”.
Omdat ten tijde van de aankoop van de woning woningbouw op grond van de Structuurvisie 1993 voorzienbaar was, is dan ook niet de vraag of met de Structuurvisie 2020 voorzienbaarheid is ontstaan, maar is de vraag of met de Structuurvisie 2020 de voorzienbaarheid is bestendigd of doorbroken.
Juist vanwege de onduidelijkheid over de exacte ligging van het gebied “wonen nieuw” wanneer dat gebied op een stratenkaart wordt geprojecteerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat met de Structuurvisie 2020 uitdrukkelijk afstand is gedaan van het eerdere beleidsvoornemen om op de locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” woningbouw te realiseren. Steun daarvoor vindt de rechtbank ook in de mededeling in de Structuurvisie 2020: “Rondom de dorpen Berkel-Enschot en [naam woonplaats 2] worden de randen van de dorpen ‘afgemaakt’. Bij de invulling van dit gebied staat centraal op welke wijze beide dorpen verder uitgebouwd kunnen worden, waarbij zij hun eigen karakter behouden” (p. 43).
Zelfs als het mogelijk zou zijn het gebied “wonen nieuw” exact weer te geven op een stratenkaart, had daaruit niet automatisch kunnen worden afgeleid dat afstand is gedaan van het voornemen tot woningbouw buiten dat gebied. Een structuurvisie is naar zijn aard indicatief en vormt geen vaststaande uitwerking van de toekomstige invulling van een gebied, zodat rekening moet worden gehouden met wijzingen daarin. Daarvoor bestaat temeer aanleiding nu het gebied “wonen nieuw” op de plankaart van de vastgestelde Structuurvisie 2020 geen vastomlijnd vlak is.