8.2Gevolgen van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ”
Voorafgaand aan de datum van aankoop van de woning was bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” vastgesteld. Het plangebied daarvan grensde niet aan de percelen van de woningen aan de [adres 2] , maar lag achter de strook grond waarvoor bestemmingplan “ [naam bestemmingsplan 2] ” gold, op de gronden verder ten noorden en noordoosten van de woningen aan de [adres 2] . Die gronden waren in bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” voornamelijk bestemd voor agrarische doeleinden.
Volgens het college is de eerdere voorzienbaarheid uit de Structuurvisie 1993 niet doorbroken met de vaststelling van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ”. Hoewel de gronden in het bestemmingsplan bestemd zijn voor agrarische doeleinden, is dat onvoldoende om aan te nemen dat met het bestemmingsplan ook afstand is genomen van het eerdere beleidsvoornemen om ter plaatse woningbouw te realiseren. Daarvan is volgens het college juist geen afstand genomen, integendeel. Het college heeft daarbij onder verwijzing naar het advies van de SAOZ gewezen op de toelichting bij het bestemmingsplan, waarin is opgenomen “De ontwikkeling van stedelijke functies is reeds in de paraplunota TALUD in kaart gebracht en beschreven (hoofdstuk 10 van de paraplunota). Voorzover ontwikkelingen al vastliggen zijn deze buiten dit bestemmingsplan gelaten”. Dat betekent dat het eerdere beleidsvoornemen zoals dat volgde uit de Structuurvisie Udenhout 1993 (Structuurvisie 1993) onverkort geldt. Daarnaast is op de kaart “Hoofdgebiedsindeling”, die bij de toelichting bij het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” hoort, een gebied aangeduid als “zoekrichting verstedelijking 2005”. Ook de locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” behoort tot dat gebied, zodat ook daaruit volgt dat geen afstand is gedaan van het eerdere voornemen tot woningbouw, aldus het college.
Aanvragers hebben aangevoerd dat op grond van de Structuurvisie 1993 woningbouw ter plaatse niet voorzienbaar was. In de Structuurvisie 1993 zijn alleen de locaties oostelijk en noordoostelijk van de wijk Achthoeven als uitbreidingslocaties genoemd en voorzien van een vlak met een nummer (in kaart 4 “uitbreidingslocaties”). Het vlak dat direct ten noorden van de huidige woningen aan de [adres 2] is gelegen, is niet voorzien van een nummer en wordt in de eindconclusie ook niet als een uitbreidingslocatie genoemd. Woningbouw was niet voorzienbaar op grond van de Structuurvisie 1993. De vraag is dan ook niet of voorzienbaarheid met bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” is bestendigd of doorbroken, maar of met dat bestemmingsplan voorzienbaarheid is ontstaan, aldus aanvragers.
De rechtbank volgt aanvragers hierin niet. Hetzelfde vlak waarbinnen het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” gelegen is, staat ook op kaart 7 behorend bij de Structuurvisie 1993 die als bijschrift “omvang uitbreiding en fasering” heeft. De locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” is daarin verdeeld in twee vlakken: een vlak ten noorden van de huidige Baksenbosch en Huysacker met de aanduiding “fase 2” en “10 ha”, en een vlak ten noorden van de [adres 2] met de aanduiding “4 ha”. Dit is hetzelfde vlak als het ongenummerde vlak uit kaart 4. In kaart 7 staat “2004 – 2010” geschreven met pijlen naar de twee vlakken. Daarnaast is het ongenummerde vlak uit kaart 4 ook weergegeven op kaart 8 behorende bij de Structuurvisie, die als bijschrift “structuurbeeld” heeft. Ondanks het feit dat het vlak op kaart 4 niet voorzien is van een nummer, moest een redelijk denkend en handelend koper naar het oordeel van de rechtbank op grond van het kaartmateriaal rekening houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen.
Omdat woningbouw op grond van de Structuurvisie 1993 voorzienbaar was, is niet de vraag of met bestemmingplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” voorzienbaarheid is ontstaan, maar is de vraag of met dat bestemmingsplan voorzienbaarheid is bestendigd of doorbroken.
Aanvragers hebben terecht opgemerkt dat op “plankaart 3: ontwikkelingen” bij bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” woningbouw niet als ontwikkeling benoemd is. Dat betekent echter niet dat moet worden aangenomen dat afstand is gedaan van het eerdere beleidsvoornemen tot woningbouw. Het bestemmingsplan zag op het buitengebied en was overwegend conserverend van aard, in die zin dat daarin vooral het bestaande gebruik werd opgenomen. De ontwikkeling van woningbouw ter plaatse was ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan nog niet concreet aan de orde, zodat niet onbegrijpelijk is dat woningbouw ook niet expliciet als ontwikkeling werd genoemd.
Aanvragers hebben daarnaast gewezen op de toelichting bij het bestemmingsplan waarin staat “Gebieden waar ingrijpende ontwikkelingen worden verwacht zijn buiten het plangebied gehouden om te voorkomen dat procedures elkaar gaan doorkruisen” (p. 1 van de toelichting). De locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” maakte ook onderdeel uit van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ”, zodat aanvragers ervan uit mochten gaan dat er dus geen ingrijpende ontwikkelingen te verwachten waren in het gebied.
De rechtbank wijst erop dat naast het door aanvragers geciteerde deel uit de toelichting, in de toelichting ook is opgenomen “De ontwikkeling van stedelijke functies is reeds in de paraplunota TALUD in kaart gebracht en beschreven (hoofdstuk 10 van de paraplunota). Voorzover ontwikkelingen al vastliggen zijn deze buiten dit bestemmingsplan gelaten” en dat in de toelichting is gewezen op de kaart “Hoofdgebiedsindeling”. In de toelichting is daarover opgemerkt dat op die kaart de hoofdlijnen van de paraplunota samenvattend in beeld zijn gebracht. Op de kaart met de bijbehorende overlay is een gebied, waaronder de locatie van het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ”, aangeduid als “zoekrichting verstedelijking na 2005”.
Aanvragers hebben aangevoerd dat in de toelichting enkel is verwezen naar de paraplunota en de inhoud daarvan niet integraal in de toelichting is verwerkt. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat onduidelijk is wat verstaan wordt onder “zoekrichting verstedelijking 2005”.
In reactie daarop heeft het college gesteld dat bij de terinzagelegging van het voorontwerp van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” ook de overlay bij de kaart “Hoofdgebiedsindeling” en de paraplunota ter inzage zijn gelegd. Aanvragers hebben dat niet betwist. Bovendien laten de opmerkingen van aanvragers naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat reeds met de enkele verwijzing naar de ontwikkeling van stedelijke functies in de paraplunota en de aanduiding van het gebied in de kaart “zoekrichting verstedelijking na 2005”, volgt dat niet uitdrukkelijk afstand is gedaan van het eerdere beleidsvoornemen tot woningbouw.
Daarnaast volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de zin “Voorzover ontwikkelingen al vastliggen zijn deze buiten dit bestemmingsplan gelaten” niet alleen dat met bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 3] ” geen afstand is gedaan van het eerdere beleidsvoornemen, maar dat het beleidsvoornemen daarin zelfs is bestendigd. Dat in de toelichting niet expliciet is bepaald dat de voorgenomen ontwikkeling van woningbouw in de Structuurvisie 1993 moet worden aangemerkt als een ontwikkeling die vastligt, doet niets af aan het feit dat de Structuurvisie 1993 in het licht van de vraag naar de voorzienbaarheid als zodanig kan worden aangemerkt. Op grond van de Structuurvisie 1993 was woningbouw immers een voorzienbare ontwikkeling.
Gelet op het voorgaande mochten aanvragers aan de opmerking dat gebieden waar ingrijpende ontwikkelingen worden verwacht buiten het plangebied werden gehouden, niet de conclusie verbinden dat afstand was gedaan van het eerdere beleidsvoornemen tot woningbouw.
Aanvragers hebben ten slotte aangevoerd dat zij op grond van het ontwerp van de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 (Structuurvisie 2020) mochten aannemen dat afstand was gedaan van het eerdere beleidsvoornemen. In het ontwerp was het zoekgebied voor woningbouw niet meer gelegen in het plangebied van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ”, maar was het zoekgebied ten oosten van Udenhout geprojecteerd.
Tussen partijen staat vast dat het ontwerp van de Structuurvisie 2020 vanaf 19 maart 2004 ter inzage heeft gelegen. Aanvragers hebben hun woning gekocht op 16 december 2003. Aanvragers hebben aangevoerd dat de Structuurvisie 2020 op 17 november 2003 in concept door het college is behandeld en dat er daaraan voorafgaand een consultatieronde heeft plaatsgevonden.
Nog los van de vraag of het concept inhoudelijk hetzelfde was als het ontwerp van de Structuurvisie 2020, kan het concept naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt. Uit het feit dat er een consultatieronde heeft plaatsgevonden, kan niet worden afgeleid dat het concept openbaar is gemaakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit het bericht dat door aanvragers is overgelegd volgt dat diverse organisaties in de consultatieronde zijn betrokken. Niet gebleken is dat sprake was van burgerconsultatie waarbij het gebruikelijk is dat het onderwerp van de consulatie breder bekend wordt gemaakt.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de voorzienbaarheid niet was doorbroken, zodat aanvragers ten tijde van de aankoop van de woning rekening moesten houden met woningbouw op de gronden verder ten noorden en noordoosten van hun woning. Woningbouw was in zoverre voorzienbaar.