Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had op 27 oktober 2017 zijn auto geparkeerd aan een straat in Tilburg, waar betaald parkeren geldt. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag. De belanghebbende betwistte de aanslag en stelde dat het parkeerbord niet duidelijk zichtbaar was, waardoor hij niet op de hoogte was van de verplichting om parkeerbelasting te betalen.
De rechtbank oordeelde dat van een parkeerder verwacht mag worden dat hij zich op de hoogte stelt van het geldende parkeerregime. Het bord dat de betaald parkeren zone aangaf, stond op een zichtbare plaats aan het begin van de straat. De rechtbank wees erop dat, ondanks dat het donker was en de koplampen van de auto niet op het bord schenen, de belanghebbende redelijkerwijs had moeten begrijpen dat er betaald parkeren gold, gezien de nabijheid van het centrum. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. W.M.M.A. van der Vegt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.