5.2Eiser voert als nieuwe grond aan, dat ook de printmonteur onder een Sbc 267 code behoort te worden ondergebracht. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na de tussenuitspraak kan worden gevoerd in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die tot dan toe zijn aangevoerd. De rechtbank acht het in beginsel in strijd met de goede procesorde als na de tussenuitspraak nieuwe geschilpunten worden ingebracht. Met deze beroepsgrond voert eiser juist wel zo’n geheel nieuwe grond aan. De reactie van het UWV op de tussenuitspraak geeft geen aanleiding voor het nu aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond. Ook verder ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding af te wijken van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk.
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de arbeidskundige beoordeling wegens strijd met het motiveringsbeginsel.
Nu het UWV het gebrek niet heeft hersteld, ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
8. Eiser heeft verzocht het UWV te veroordelen tot schadevergoeding. Het verzoek wordt afgewezen omdat thans de uitkomst van het nieuwe besluit op bezwaar nog niet duidelijk is. Voor zover hieruit een nabetaling van de uitkering voortvloeit, dient het UWV het verzoek om schadevergoeding bij het nieuw te nemen besluit mee te nemen.
9. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).