ECLI:NL:RBZWB:2018:6914

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
BRE 17_7884 einduitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de indeling van functies in Sbc-codes door het UWV

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 november 2017, waarin zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet werd afgewezen. De rechtbank heeft op 10 oktober 2018 een tussenuitspraak gedaan, waarin het UWV werd opgedragen om een gebrek in de motivering van het besluit te herstellen. Eiser betoogde dat de functies bestucker (Sbc-code 276050) en printmonteur (Sbc-code 111180) niet wezenlijk van elkaar verschillen, en dat het UWV onvoldoende had aangetoond dat deze functies voor tenminste 35% uiteenlopen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de aanvullende motivering van het UWV zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de werkzaamheden in beide functies voor minimaal 65% overeenkomen, en dat het UWV niet heeft aangetoond dat de functies afzonderlijk gebruikt mogen worden voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser en is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de uitkomst van het nieuwe besluit nog niet duidelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/7884 ZW

uitspraak van 10 december 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 november 2017 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het beroep is op 27 september 2018 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 10 oktober 2018 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak op 8 november 2018 een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft op 21 november 2018 schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het UWV.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft op 28 november 2018 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat door het UWV onvoldoende is gemotiveerd dat de functies bestucker (Sbc-code 267050) en printmonteur (Sbc-code 111180) zodanig van elkaar verschillen dat daarmee indeling in twee verschillende Sbc-codes juist is. Uit de resultaten functiebeoordeling maakt de rechtbank op dat in de functie bestucker sprake is van bestucken (80%), dat bestaat uit monteren en controleren. In de functie printmonteur is sprake van monteren componenten (65%) en controleren/handmatig solderen (15%). Deze werkzaamheden lijken voor 80% overeen te komen. Beide functies bestaan daarnaast voor 10% uit inrichten werkplek en voor 10% uit andere werkzaamheden. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat in de functie printmonteur solderen voorkomt als onderdeel van monteren componenten, maar heeft niet kunnen aangeven voor hoeveel procent het werk uit solderen bestaat. Daarom was de rechtbank er (nog) niet van overtuigd dat in beide functies minder dan 65% van de tijd wordt besteed aan dezelfde kenmerkende werksoorten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om alsnog deugdelijk te motiveren waarom de kenmerkende werkzaamheden in de functies bestucker met Sbc-code 276050 en printmonteur met Sbc-code 111180 zodanig (meer dan 35%) van elkaar verschillen dat sprake is van twee functies, die terecht onder verschillende Sbc-codes zijn ondergebracht en die beide afzonderlijk aan de arbeidsongeschiktheidsschatting ten grondslag mogen worden gelegd.
3. Het UWV heeft met de rapportage van 5 november 2018 van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) [naam arbeidsdeskundige] een nadere motivering gegeven. Deze rapporteert dat naast verschillende opleidingsvereisten, de kenmerkende werkzaamheden de belangrijkste basis vormen voor het onderbrengen in afzonderlijke Sbc-codes. Volgens de arbeidsdeskundige b&b kennen beide functies als meest kenmerkende werksoort dezelfde omschrijving namelijk handmatig samenstellen van (half)producten met behulp van handgereedschappen. In de functie bestucker komt het bedienen van eenvoudige machines voor alsmede pedaalbediening van de paternosterkast. Aan de functie printmonteur zijn deze werksoorten niet verbonden. Verder betreft een belangrijk verschil bij de uitvoering van de taken het wel of niet solderen. Solderen wordt niet gevraagd van de bestucker. Het solderen in de functie printmonteur betreft, samen met het controleren van het onderhanden werk, 15% van de taakomvang. Dit is als volgt toegelicht. Solderen komt voor tijdens het voor- en naproces. In het voorproces worden tijdens het monteren onderdelen, die niet automatisch gesoldeerd kunnen worden, handmatig gesoldeerd. In het naproces (na terugkomst uit de soldeermachine) wordt gecontroleerd of het solderen goed is gegaan en wordt het zo nodig handmatig hersteld. Afhankelijk van de opdracht/werkafspraken moet de functionaris dit meer of minder doen.
4. Eiser heeft in zijn reactie op de herstelpoging van het UWV aangevoerd dat hij blijft bij zijn standpunt dat de verschillen tussen beide functies niet wezenlijk zijn. Beide functies kennen als kenmerkende belasting dat er met zeer kleine elementen gewerkt moet worden en dat ze beiden hetzelfde product assembleren, namelijk printplaten. Eiser wijst er op dat in de beschrijvingen een verschillende terminologie wordt gebruikt voor hetzelfde nu het monteren van onderdelen op een printplaat in goed Nederlands bestucken heet. Verder komt volgens eiser, anders dan de arbeidsdeskundige b&b beschrijft, in beide functies solderen voor. Dat bedrijven verschillen kennen in de organisatie, indeling van de werkplek en apparatuur is volgens eiser niet van invloed op de uit te voeren kenmerkende werkzaamheden. Eiser stelt verder dat ook de printmonteur onder een Sbc 267 code behoort te worden ondergebracht en dat het verschil in opleidingsniveau in beide functies naar zijn mening niet beslissend is voor indeling in verschillende bestandscodes.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het gebruik van verschillende benamingen voor dezelfde werkzaamheden verwarrend is. De rechtbank begrijpt dat bestucken hetzelfde is als het monteren van componenten en de rechtbank zal om verwarring te voorkomen bij de verdere beoordeling slechts de term ‘monteren van componenten’ gebruiken.
Voor het antwoord op de vraag of functies voldoende van elkaar verschillen zodat zij in verschillende bestandcodes kunnen worden ondergebracht, is doorslaggevend de in het kader van die functies te verrichten taken in combinatie met het niveau waarop die taken moeten worden verricht. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 mei 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM5771).
De rechtbank maakt uit de nadere toelichting van de arbeidsdeskundige b&b, zoals verwoord in zijn rapportage van 5 november 2018, op dat in de functie printmonteur handmatig solderen voorkomt. Het percentage solderen wordt niet duidelijk, nu slechts is aangegeven, dat het solderen, samen met de controle van het onderhanden werk, 15% van de taakomvang bedraagt. De rechtbank leidt uit de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b af dat solderen, anders dan door het UWV op de zitting is gezegd, daarnaast niet ook nog als onderdeel van het monteren van componenten voorkomt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de werkzaamheden van de printmonteur voor 65% bestaan uit monteren en controleren zonder solderen en voor 15% uit controleren en handmatig solderen.
In de functie bestucker bestaan de werkzaamheden voor 80% uit monteren en controleren zonder solderen.
Op grond hiervan komt het de rechtbank voor dat in beide functies de kenmerkende werksoorten minimaal voor 65% overeenkomen, te weten het deel dat bestaat uit monteren en controleren zonder solderen. Dat in de functie van bestucker ook sprake is van het bedienen van eenvoudige machines en het werken met een paternosterkast maakt dit niet anders omdat voor het onderbrengen in een Sbc-code naar het oordeel van de rechtbank doorslaggevend is de te verrichten taken en niet de wijze waarop die taken worden verricht omdat die bij verschillende werkgevers van elkaar kan verschillen.
Verder is onder meer beslissend het niveau waarop de taken moeten worden uitgevoerd. Daarmee wordt volgens de rechtbank niet bedoeld het opleidingsniveau dat voor de functie vereist is, maar het functieniveau dat in dit geval voor beide functies niveau 2 is. Ook daarin ziet de rechtbank aanknopingspunten voor het standpunt van eiser dat beide functies niet wezenlijk van elkaar verschillen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat door het UWV niet is aangetoond dat de functies bestucker en printmonteur voor tenminste 35% uiteenlopen. De functies hadden dan ook niet afzonderlijk gebruikt mogen worden voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.2
Eiser voert als nieuwe grond aan, dat ook de printmonteur onder een Sbc 267 code behoort te worden ondergebracht. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na de tussenuitspraak kan worden gevoerd in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die tot dan toe zijn aangevoerd. De rechtbank acht het in beginsel in strijd met de goede procesorde als na de tussenuitspraak nieuwe geschilpunten worden ingebracht. Met deze beroepsgrond voert eiser juist wel zo’n geheel nieuwe grond aan. De reactie van het UWV op de tussenuitspraak geeft geen aanleiding voor het nu aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond. Ook verder ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding af te wijken van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk.
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de arbeidskundige beoordeling wegens strijd met het motiveringsbeginsel.
Nu het UWV het gebrek niet heeft hersteld, ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
8. Eiser heeft verzocht het UWV te veroordelen tot schadevergoeding. Het verzoek wordt afgewezen omdat thans de uitkomst van het nieuwe besluit op bezwaar nog niet duidelijk is. Voor zover hieruit een nabetaling van de uitkering voortvloeit, dient het UWV het verzoek om schadevergoeding bij het nieuw te nemen besluit mee te nemen.
9. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op om binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.252,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.L.J. Martens, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.