ECLI:NL:RBZWB:2018:6881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
rk 18-009492 96-225128-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift invordering rijbewijs op basis van artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven op een klaagschrift tot teruggave van een ingevorderd rijbewijs, ingediend door klager, geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]. Het klaagschrift was ingekomen ter griffie op 30 november 2018. Klager was niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder het klaagschrift, het proces-verbaal van de politie en de beslissing van het openbaar ministerie van 26 oktober 2018, waarin werd besloten het rijbewijs niet terug te geven aan klager.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager werd op 12 november 2018 in Vlissingen als bestuurder van een auto gecontroleerd. Tijdens deze controle bleek klager niet mee te werken aan een onderzoek naar het gebruik van verdovende middelen. Er waren aanwijzingen van rijden onder invloed, waaronder vergrote pupillen en een penetrante hennepgeur uit de auto. Klager had een strafblad met eerdere veroordelingen voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. Het verweer van klager, dat er geen grond was voor de politieactie en dat er sprake was van een hetze tegen hem, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de politie op basis van de omstandigheden en het strafblad van klager terecht had gehandeld.

De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ernstige overtreding van de Wegenverkeerswet, waarbij de verkeersveiligheid in het geding was. Het verzoek tot teruggave van het rijbewijs werd afgewezen, omdat het herstel van het rijbewijs een bedreiging voor de verkeersveiligheid zou vormen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en wees het verzoek tot teruggave af. Deze beslissing werd genomen door mr. G.H. Nomes, rechter, in aanwezigheid van R. de Moor, griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 13 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 96/225128-18
rk-nummer: 18-009492
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingekomen ter griffie op 30 november 2018 strekkende tot teruggave van het
ingevorderde rijbewijs in de zaak:
[klager] ,
[geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] .
[adres] .

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift;
  • het proces-verbaal van de politie;
  • de beslissing van het openbaar ministerie van 26 oktober2 018 het rijbewijs niet terug te geven aan klager;
  • het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 11 december 2018,waaruit blijkt dat de officier van justitie en de raadsman van klager, mr. R.K. Verkaart, advocaat te Breda, zijn gehoord.
Klager is niet verschenen.

2.De beoordeling

Klager reed op 12 november 2018 in Vlissingen als bestuurder in een auto. Ter controle van de Wegenverkeerswet is de auto stilgehouden. Nadat klager mee had gewerkt aan een voorlopig onderzoek uitgeademde lucht is gevorderd medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek speeksel. In het proces-verbaal rijden onder invloed is gerelateerd dat bij klager sprake was van vergrote pupillen, een woordenvloed, onrustig gedrag/bewegingsdrang en dat uit de auto een penetrante hennepgeur kwam. Tevens is vermeld dat klager antecedenten heeft voor het bezit, dan wel handelen in harddrugs en dat ambtshalve bekend is dat hij gebruiker is van verdovende middelen. Ondanks daartoe bij herhaling in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft klager geen gevolg gegeven aan genoemde vordering. Aan het vervolgens gegeven bevel mee te werken aan een bloedonderzoek is ook geen gevolg gegeven. De verdenking is dan ook dat verdachte medewerking aan een bloedproef heeft geweigerd. Uit het strafblad van 4 december 2018, dat 29 pagina’s beslaat, blijkt dat aan klager bij herhaling en veelvuldig straffen zijn opgelegd voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Voorts is sprake van veroordelingen ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Het verweer komt er samengevat op neer dat er op 12 november 2018 geen grond was voor uitoefening van de in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 gegeven bevoegdheden en dat sprake is van een hetze tegen klager. Dat verweer treft geen doel aangezien de in het proces-verbaal rijden onder invloed vermelde kenmerken en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zonder meer grondslag bieden voor het instellen van een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Dat klager het optreden van de politie kennelijk als een tegen hem gerichte hetze ervaart, mag zo zijn maar de rechtbank heeft op basis van het voorliggende dossier geen aanwijzingen voor een hetze. Feit is nu eenmaal dat het strafblad van klager, zoals hiervoor vermeld, een jarenlange geschiedenis laat zien van overtredingen betreffende de deelname van klager aan het verkeer. Daarbij is sprake van overtredingen van de Opiumwet. Gelet daarop is het goed verklaarbaar en in verband met de verkeersveiligheid ook terecht dat klager de aandacht heeft van de politie als hij aan het verkeer deelneemt.
Gelet op het voorgaande is er sprake van verdenking van zeer ernstige overtreding van de Wegenverkeerswet, waarbij de veiligheid van het verkeer in hoge mate is betrokken. Indien klager de beschikking over zijn rijbewijs zou herkrijgen is nog steeds een zodanige bedreiging van de veiligheid op de weg te duchten dat daarom de verdere inhouding van het ingevorderde rijbewijs wordt gerechtvaardigd. Het klaagschrift zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond en wijst het verzoek tot teruggave af.
Deze beslissing is op 13 december 2018 gegeven door mr. G.H. Nomes, rechter, in tegenwoordigheid van R. de Moor, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2018.
De griffier is buiten staat om deze beslissing te ondertekenen.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande
beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Middelburg,
De officier van justitie,