Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven op een klaagschrift tot teruggave van een ingevorderd rijbewijs, ingediend door klager, geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]. Het klaagschrift was ingekomen ter griffie op 30 november 2018. Klager was niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder het klaagschrift, het proces-verbaal van de politie en de beslissing van het openbaar ministerie van 26 oktober 2018, waarin werd besloten het rijbewijs niet terug te geven aan klager.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager werd op 12 november 2018 in Vlissingen als bestuurder van een auto gecontroleerd. Tijdens deze controle bleek klager niet mee te werken aan een onderzoek naar het gebruik van verdovende middelen. Er waren aanwijzingen van rijden onder invloed, waaronder vergrote pupillen en een penetrante hennepgeur uit de auto. Klager had een strafblad met eerdere veroordelingen voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. Het verweer van klager, dat er geen grond was voor de politieactie en dat er sprake was van een hetze tegen hem, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de politie op basis van de omstandigheden en het strafblad van klager terecht had gehandeld.
De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ernstige overtreding van de Wegenverkeerswet, waarbij de verkeersveiligheid in het geding was. Het verzoek tot teruggave van het rijbewijs werd afgewezen, omdat het herstel van het rijbewijs een bedreiging voor de verkeersveiligheid zou vormen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en wees het verzoek tot teruggave af. Deze beslissing werd genomen door mr. G.H. Nomes, rechter, in aanwezigheid van R. de Moor, griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 13 december 2018.