2.1De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
a. Eisers zijn de erven, en daarmee de rechtsopvolgers onder algemene titel, van mevrouw [naam] (hierna: de moeder).
b. De moeder is op 4 juli 2016 terminaal ziek verklaard door haar huisarts.
c. De moeder was tegen ziektekosten verzekerd bij [gedaagde] .
d. Op 29 juli 2016 heeft [eiser sub 3] (hierna: de zoon) telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] over zorg en medicatie voor de moeder. In de gespreksnotitie die [gedaagde] van dit gesprek heeft gemaakt is het volgende vermeld:
“(…)
Achtergrond:
Zoon belt moeder is terminaal heeft maagkanker ivm veel last van darmkrampen is mw gestart met buscopan daar heeft ze veel baat bij en is een stuk rustiger. Moeder woont bij dhr in sinds 1 juli 2016. Mw zou ip naar hospice gaan maar daar was geen plek. Moeder blijft nu ook bij hem. Dhr heeft thuiszorg.
(…)
Vraag:
Is er Vergoeding buscopan en mantelzorgvergoeding?
Antwoord:
Toegezegd dat we de buscopan gaan vergoeden dit kan met een akkoordverkl ZILL. Die maak ik aan voor moeder per 1/7/16. Dhr mag de nota insturen naar het adres welke staat in de brief die hij van mij gaat krijgen per e-mail. Nog wel verrekening met ER, is nog niet helemaal op.
(…)”
e. Op 29 augustus 2016 heeft de zoon [gedaagde] per e-mail verzocht om toekenning van een persoonsgebonden budget (hierna: PGB), met terugwerkende kracht vanaf begin juli 2016, conform het Reglement Persoonsgebonden Budget Verpleging en Verzorging van 1 januari 2016 (hierna: Reglement PGB). Het Reglement PGB is van toepassing op de verzekeringsovereenkomst tussen de moeder en [gedaagde] .
f. Over het Reglement PGB wordt in een brief van [gedaagde] van 18 november 2016 het volgende vermeld:
“In het Reglement is, voor zover relevant opgenomen dat men een indicatie moet hebben voor verpleging en verzorging en langer dan een jaar op de zorg aangewezen moet zijn. De pgb-houder moet daarnaast in staat zijn de taken en verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn op verantwoorde wijze uit te voeren (…).
Voldoet men aan voorgaande, heeft men de juiste indicatie en kiest men er bewust voor om geen gebruik te maken van zorg door onze gecontracteerde zorgverleners? Dan kan men in aanmerking komen voor een pgb als de zorgvraag aan minimaal één van de volgende voorwaarden voldoet:
men heeft vaak (meer dan drie keer per week) zorg nodig op wisselende en ongebruikelijke tijdstippen en/of op meerdere locaties;
men heeft zorg nodig die vooraf slecht is in te plannen. Dit omdat deze nodig is op telkens verschillende tijden en/of op korte momenten op de dag en/of op afroep;
men heeft zorg nodig die 24 uur per dag direct beschikbaar moet zijn in de nabijheid of op afroep;
er is een noodzaak voor vaste zorgverleners door de specifieke zorgverlening die men nodig heeft, of in verband met gebruik van specifieke (eigen) hulpmiddelen.”
g. [gedaagde] heeft een PGB toegekend met ingang van 6 september 2016, zijnde de datum van indicatiestelling.
h. Op 3 oktober 2016 is de moeder overleden.
i. [gedaagde] heeft het herhaalde verzoek om toekenning van een PGB met terugwerkende kracht vanaf begin juli 2016 bij brief van 18 november 2016 definitief afgewezen.