In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda inzake de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet. Eiseres had zich op 17 februari 2017 gemeld voor een uitkering, maar de aanvraag werd pas op 21 april 2017 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de uitkering door het college op 12 april 2017 was vastgesteld, omdat eiseres niet tijdig had gereageerd op de melding. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet zo spoedig mogelijk na de melding de aanvraag heeft ingediend, wat binnen haar risicosfeer valt. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de uitkering toe te kennen met ingang van de datum van de aanvraag. Daarnaast is er geschil over de hoogte van de uitkering, waarbij het college de bijstand heeft verlaagd met 10% van de gehuwdennorm wegens het ontbreken van woonkosten. Eiseres heeft geen bewijs kunnen leveren voor haar woonkosten, waardoor de verlaging niet onredelijk wordt geacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1002,--.