ECLI:NL:RBZWB:2018:6542
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering persoonsgebonden budget zonder bestuursrechtelijke grondslag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarbij haar bezwaar tegen de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) niet-ontvankelijk is verklaard. De terugvordering vond plaats op basis van het Burgerlijk Wetboek, terwijl eiseres aanvoerde dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een toereikende grondslag biedt voor deze terugvordering. De rechtbank heeft op 13 november 2018 geoordeeld dat titel 4.2 van de Awb niet van toepassing is op de terugvordering van pgb-gelden, en dat het college op goede gronden het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Eiseres had eerder een indicatie voor huishoudelijke verzorging aangevraagd, die door het college was toegekend tot 8 juli 2015. Na deze datum is het pgb echter doorbetaald, terwijl de indicatie niet meer geldig was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van het pgb over de periode van 9 juli 2015 tot en met 31 december 2015, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bestuursrechtelijke grondslag bestaat voor de terugvordering van het pgb, en dat de bestuursrechter niet kan oordelen over onverschuldigde betalingen in deze context.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.