In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting voor bijzonder onderwijs en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. De stichting, eiseres, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 17 augustus 2017, waarin het college een bedrag van € 147.964,88 terugvorderde in verband met de kosten voor het vervangen van het dak van een schoolgebouw. De gemeente had eerder alle kosten voor de asbestsanering en dakvervanging betaald, maar vorderde nu een deel van deze kosten terug van de stichting, stellende dat deze kosten voor rekening van de stichting kwamen op basis van de Wet op het primair onderwijs (WPO). De rechtbank oordeelde dat de terugvordering geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormde, en dat het college het bezwaar van de stichting tegen de terugvordering niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de stichting.