In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding aan een jeugdige met een autisme spectrum stoornis (ASS). Eiser, vertegenwoordigd door zijn ouders, had verzocht om een pgb zodat zijn ouders de zorg voor hem konden blijven verlenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst had echter besloten om de aanvraag voor een pgb af te wijzen en in plaats daarvan individuele thuisbegeleiding door een professionele zorgverlener aan te bieden. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat zijn ouders de aangewezen personen zijn om de zorg te verlenen, en dat zij dit op verantwoorde wijze doen.
De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat de begeleiding door de ouders niet meer passend was. De rapportages van de consulente en het onderzoek van het college voldeden niet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Er was onvoldoende inzicht in de specifieke problemen van de jeugdige en de benodigde hulp. De rechtbank concludeerde dat het college niet had voldaan aan zijn verplichtingen om zorgvuldig onderzoek te doen en dat het bestreden besluit niet goed gemotiveerd was. Daarom werd het besluit van het college vernietigd en werd het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en deskundigheid bij het beoordelen van aanvragen voor jeugdhulp en de rol van ouders in de zorg voor hun kinderen.