ECLI:NL:RBZWB:2018:6402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3556
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete bij niet gebruik handelaarskenteken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die een autobedrijf exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd voor de periode van 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016, alsook een verzuimboete van gelijke hoogte. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de belanghebbende een auto, die tot zijn bedrijfsvoorraad behoorde, zonder handelaarskenteken op de openbare weg had geparkeerd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, aangezien de auto niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het gebruik op de openbare weg. De rechtbank verwierp ook het verweer van de belanghebbende dat hij geen schuld had aan het niet gebruiken van het handelaarskenteken, en oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3556
uitspraak van 30 oktober 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016 een naheffingsaanslag ( [aanslagnummer] .Y.5.90001) motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd, ten bedrage van € 426, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 426.
1.2.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 april 2017 de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op 12 mei 2017, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2018 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld door [tolk A] die als tolk heeft opgetreden en namens de inspecteur, [inspecteur A] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende exploiteert een autobedrijf. De werkzaamheden bestaan onder andere uit schadeherstel, reparatie en inbouw van automaterialen. Tot de bedrijfsvoorraad van het bedrijf behoort een auto, van het merk Opel, type Astra, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Op 21 augustus 2016 om omstreeks 14.21 uur is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond op de [Straat A] . De auto was op dat moment niet voorzien van een handelaarskenteken. Voor de auto was ook geen motorrijtuigenbelasting voldaan.
2.3.
Naar aanleiding van deze constatering heeft de inspecteur op 26 januari 2017 aangekondigd voornemens te zijn een naheffingsaanslag en een verzuimboete op te leggen.
2.4.
Belanghebbende heeft bij brief van 6 februari 2017 op dit voornemen gereageerd.
2.5.
De inspecteur heeft met dagtekening 3 maart 2017 een naheffingsaanslag MRB over de periode 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016 van € 426 en gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete van eveneens € 426 opgelegd.
2.6.
Bij uitspraken op bezwaar van 7 april 2017 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag MRB en de boetebeschikking gehandhaafd.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.4. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid bezwaar
4.1.
De inspecteur heeft op 26 januari 2017 een vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking naar belanghebbende verzonden. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 6 februari 2017, ontvangen door de inspecteur op 13 februari 2017. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 7 april 2017, waarbij de inspecteur de brief van 6 februari 2017 als bezwaarschrift heeft aangemerkt op grond van artikel 6:10, eerste lid, onder b, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te oordelen en acht het (prematuur) bezwaar ontvankelijk.
Naheffingsaanslag MRB
4.2.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) en artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 zijn met betrekking tot het gebruik van tot een bedrijfsvoorraad behorende motorrijtuigen de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing. Vervolgens is in artikel 44, derde lid, van het Kentekenreglement bepaald dat een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
4.3.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de hiervoor vermelde bepalingen, met de auto gebruik mocht worden gemaakt van de openbare weg onder de voorwaarde dat deze voorzien zou zijn van het handelaarskenteken. Nu dit niet het geval was, heeft de inspecteur terecht een naheffingsaanslag MRB aan belanghebbende opgelegd. De door belanghebbende aangedragen omstandigheden dat de auto slechts heel kort geparkeerd heeft gestaan en belanghebbende al jaren auto’s die tot de bedrijfsvoorraad noodgedwongen kort buiten het bedrijfsterrein parkeert, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op artikel 69, tweede lid van de Wet MRB, heeft de inspecteur de aanslag terecht opgelegd over de periode 22 augustus 2015 tot en met 21 augustus 2016.
Verzuimboete
4.4.
De inspecteur heeft de verzuimboete opgelegd met toepassing van artikel 70 van de Wet MRB, juncto artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Op grond van § 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst bedraagt de verzuimboete maximaal 100% van het bedrag aan belasting dat niet of gedeeltelijk niet is betaald, met een minimum van € 50 en maximaal het wettelijk maximum van artikel 67c van de AWR (zijnde € 5.278). Bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Avas doet zich voor als belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het achterwege blijven van de betaling van de belasting.
4.5.
Ter zitting heeft de inspecteur erop gewezen dat de RDW op haar website een informatiemap voor de voertuigbranche heeft gepubliceerd waarin onder meer nadere uitleg over het gebruik van het handelaarskenteken is opgenomen. Deze informatiemap wordt ook aan houders van een handelaarskentekenplaat verstrekt, aldus de inspecteur. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het plaatsen van het handelaarskenteken meer tijd in beslag neemt dan dat de auto buiten het bedrijfsterrein is geparkeerd. De rechtbank leidt uit deze stelling af dat belanghebbende wist, althans behoorde te weten, dat hij tegen de wet- en regelgeving in handelde door de auto zonder het handelaarskenteken op de openbare weg te parkeren. De rechtbank is van oordeel dat van avas geen sprake is. De rechtbank is voorts van oordeel dat de opgelegde verzuimboete passend en geboden is.
Conclusie
4.6.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2018 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.C.A. de Kort, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.