ECLI:NL:RBZWB:2018:6297

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
7300798 VV EXPL 18-67
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onterechte ontruiming en terugkeer naar woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Stichting Stadlander. [eiser] vorderde een voorlopige voorziening om zijn woning terug te krijgen na een onterechte ontruiming door Stadlander op 19 oktober 2018. De ontruiming vond plaats zonder een ontruimingstitel, wat door de kantonrechter als eigenrichting werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat Stadlander niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een gevaarzetting die de ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter stelde vast dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien hij door de ontruiming zonder woonruimte zat en zijn persoonlijke bezittingen niet kon terugkrijgen. De rechtbank heeft Stadlander veroordeeld om [eiser] zijn woning onverwijld ter beschikking te stellen en zijn eigendommen terug te geven. Daarnaast werd Stadlander veroordeeld tot betaling van een voorschot op de vermogensschade van € 2.840,00 en een dwangsom van € 150,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. De proceskosten werden ook aan Stadlander opgelegd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 2 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 7300798 VV EXPL 18-67
vonnis in kort geding d.d. 26 oktober 2018 (uitgewerkte versie)
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda,
tegen
de stichting
Stichting Stadlander,
gevestigd en kantoorhoudende te (4624 DE) Bergen op Zoom, Rooseveltlaan 150,
gedaagde,
verschenen bij: de heer J.M. den Boer en mevrouw S.E. Boone.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “Stadlander” worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1
In verband met het spoedeisend karakter van de zaak is op 26 oktober 2018, de dag van de mondelinge behandeling, vonnis bepaald op diezelfde middag. In dat vonnis is aangekondigd dat de feiten, de vordering en de beoordeling waarop de beslissing in het vonnis steunt, op een latere datum worden vastgelegd. Dit vonnis omvat voornoemde uitwerking.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Stadlander te veroordelen [eiser] onverwijld zijn eigen woning weer ter beschikking te stellen, een gemeubileerde woning ter beschikking te stellen, althans tijdelijk een woning ter beschikking te stellen welke in ieder geval in zulke staat verkeert dat [eiser] in deze woning kan verblijven, er maaltijden kan nuttigen en er kan slapen;
Stadlander te veroordelen de eigendommen van [eiser] die uit de woning aan de [adres] zijn verwijderd aan hem terug te geven door deze eigendommen de woning in te laten dragen door verhuizers;
Stadlander te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 2.840,00 voor de vermogensschade doordat [eiser] niet in zijn eigen woning heeft kunnen verblijven en buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt;
Stadlander te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 150,00 per dag met een maximum van € 30.000,00 aan [eiser] voor iedere keer dat Stadlander in strijd handelt met het gevorderde onder a. b. en c, althans een zodanige beslissing te nemen die de voorzieningenrechter geraden acht;
Stadlander te veroordelen in de proceskosten.
2.2
Stadlander voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat in rechte het volgende vast:
[eiser] huurt sinds 15 mei 2018 van Stadlander de woning te (4623 AR) Bergen op Zoom, aan de [adres] ;
op vrijdag 19 oktober 2018 heeft Stadlander de woning van [eiser] zonder ontruimingstitel ontruimd en heeft zij de sloten van de woning (laten) vervangen en de tags van de elektronische sloten geblokkeerd;
in een brief van 24 oktober 2018 van Stadlander schrijft zij hierover het volgende:

Stadlander is hiertoe overgegaan nadat ons uit de ons beschikbare informatie is gebleken dat, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin de heer [eiser] kennelijk verkeert, de veiligheid van zowel onze medewerkers als omwonenden niet langer gegarandeerd kan worden zolang de heer [eiser] de woning huurt.
3.2
[eiser] stelt dat hij in 2016 gedurende enkele maanden beschermd in geweest door de Dienst Operationele Samenwerking, Conflict- en Crisisbeheersing van de Politie (CCB) omdat hij getuige is geweest van een misdrijf. Op 17 oktober 2018 heeft [eiser] aangifte gedaan bij de politie omdat hij zich bedreigd voelde. Later is echter gebleken dat deze bedreiging los stond van de kwestie uit 2016 en dat er op dit moment geen dreiging meer is. Stadlander is overgegaan tot ontruiming zonder een ontruimingstitel zodat er sprake is van eigenrichting. Als gevolg van de ontruiming heeft [eiser] geen persoonlijke bezittingen meer en heeft hij enkele dagen en nachten op straat geleefd. Op 24 oktober 2018 is hij vervolgens door zijn gemachtigde naar een hotel gebracht. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Stadlander hem het huurgenot ontzegt door de ontruiming zodat zij de huurovereenkomst niet nakomt. Tevens stelt [eiser] dat Stadlander onrechtmatig handelt door [eiser] de toegang tot zijn woning en zijn eigendommen te ontzeggen en hem aan zijn lot over te laten. Als gevolg van de niet nakoming en het onrechtmatig handelen door Stadlander lijdt [eiser] zowel materiële als immateriële schade. Zijn vermogensschade bestaat uit kosten om elders gelijkwaardig onderdak te vinden gedurende de periode dat Stadlander hem de toegang tot de woning ontzegt. Tevens heeft de gemachtigde van [eiser] op 24 oktober 2018 (rechts)bijstand moeten verlenen om te bewerkstelligen dat [eiser] niet nog een nacht op straat hoefde te slapen. Na contacten met Stadlander en de gemeente is dit niet gelukt. De immateriële schade bestaat uit leed. [eiser] vordert thans enkel een voorschot op de door hem geleden vermogensschade.
3.3
Stadlander erkent dat zij de woning van [eiser] zonder titel heeft ontruimd. In de visie van Stadlander was er echter sprake van bijzondere omstandigheden die haar desondanks toch het recht gaven om tot ontruiming over te gaan. Stadlander heeft hiertoe aangevoerd dat zij had vernomen dat [eiser] nog steeds was opgenomen in een getuige beschermingsprogramma en dat er op de datum van ontruiming serieuze signalen waren dat [eiser] ernstig werd bedreigd. Dat hiervan ook daadwerkelijk sprake was, blijkt uit het feit dat [eiser] op 17 oktober 2018 aangifte heeft gedaan van een bedreiging. Uit de camerabeelden van 17 oktober 2018 – die in het bezit zijn van Stadlander – is te zien dat er op de in het proces-verbaal van aangifte genoemde tijdstippen enkele personen gericht de flat inlopen waarna korte tijd later een van de personen geboeid wordt afgevoerd door de politie. Gebleken is dat [eiser] zich vervolgens vrijwillig en voor zijn eigen veiligheid heeft gemeld in het arrestantenverblijf in Middelburg. Hieruit blijkt volgens Stadlander dat er sprake is van gevaarzetting. Gelet op deze gevaarzetting heeft Stadlander (na telefonisch overleg met de burgemeester op 18 oktober 2018) besloten om over te gaan tot de ontruiming van de woning. Stadlander heeft voorts aangevoerd dat zij tot op heden geen enkel signaal heeft ontvangen, dat de gevaarzetting inmiddels is geweken of afgenomen. Stadlander is dan ook niet voornemens om [eiser] opnieuw huisvesting aan te bieden. Zij zal geen woning ter beschikking stellen aan iemand die omwonenden en medewerkers van Stadlander in gevaar kan brengen. Bovendien heeft [eiser] een dermate hoge huurachterstand laten ontstaan die de (inmiddels ingestelde vordering tot) ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.4
In deze procedure dient te worden beoordeeld of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
3.5
Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit voort uit de aard van de vordering.
3.6
Vast staat dat Stadlander niet beschikte over een ontruimingstitel ten tijde van de ontruiming. Stadlander stelt voorts dat zij vanwege gevaarzetting een recht had en dat zij handelde met medeweten van de burgemeester, maar hiervan is niets gebleken. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is er dan ook sprake van eigenrichting aan de zijde van Stadlander hetgeen – ongeacht de omstandigheden – niet is toegestaan. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat de aan de ontruiming ten grondslag gelegde omstandigheden ook niet voldoende zijn komen vast te staan. Door Stadlander is onvoldoende weersproken dat de bedreiging op 17 oktober 2018 een op zichzelf staande bedreiging was waarvoor reeds twee verdachten zijn aangehouden en die los staat van de kwestie uit 2016. Dat er sprake is van een zodanige gevaar zettende situatie dat de veiligheid van omwonenden en medewerkers van Stadlander in het geding is, is dan ook onvoldoende gebleken. Bovendien is het de kantonrechter voorshands onvoldoende gebleken op grond van welke informatie Stadlander op 19 oktober 2018 heeft besloten tot ontruiming over te gaan. Stadlander stelt thans dat de gevaar zettende omstandigheden blijken uit de aangifte van [eiser] en de camerabeelden van de dag van de bedreiging maar [eiser] voert terecht aan dat Stadlander op de dag van de ontruiming nog niet op de hoogte was van deze aangifte. Deze is Stadlander immers pas bekend geworden nadat [eiser] de aangifte in de tussen partijen aanhangige bodemzaak in het geding heeft gebracht. Ter zitting heeft Stadlander nog aangevoerd dat zij ook al door de politie op de hoogte was gebracht van het voorval maar dit heeft zij niet voldoende gemotiveerd onderbouwd.
3.7
Stadlander heeft ten slotte aangevoerd dat er inmiddels sprake is van een dermate hoge huurachterstand dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Voor zover zij hiermee heeft willen betogen dat aan [eiser] om die reden geen toegang meer hoeft te worden verschaft tot de woning totdat de huurovereenkomst in de bodemzaak wordt ontbonden, treft dit verweer geen doel. De – onbetwiste – huurachterstand doet er immers niets aan af dat de woning door Stadlander zonder recht of titel is ontruimd en dat [eiser] als gevolg daarvan thans geen woonruimte meer heeft. Op dit moment is er sprake van een huurovereenkomst tussen partijen en [eiser] heeft er belang bij dat hij in zijn woning kan verblijven totdat de huurovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling is bepaald, dat de bodemzaak tot ontbinding en ontruiming wordt aangehouden tot 21 november 2018 voor akte uitlaten partijen zodat van een vonnis op (hele) korte termijn geen sprake is. Bovendien is thans nog niet met voldoende zekerheid te zeggen of de vordering tot ontbinding van Stadlander zal worden toegewezen nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] een verzoek heeft gedaan tot onderbewindstelling. Hierbij is door [eiser] aangevoerd dat de te benoemen bewindvoerder hem kan helpen bij het inlossen van de huurachterstand en bij het voorkomen van een nieuwe achterstand.
3.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] tot de onverwijlde terbeschikkingstelling van zijn eigen woning door Stadlander zal worden toegewezen. Stadlander dient er daarbij eveneens voor zorg te dragen dat de eigendommen van [eiser] die uit de woning zijn verwijderd, aan hem worden teruggeven. [eiser] heeft niet gesteld waarop zijn vordering tot het in laten dragen van die eigendommen door verhuizers is gegrond, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Nu Stadlander geen verweer heeft gevoerd tegen het gevorderde voorschot op de vermogensschade zal deze vordering worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde dwangsom, met dien verstande dat de kantonrechter deze zal maximeren op een bedrag van € 10.000,00 omdat dit bedrag de kantonrechter redelijk voorkomt.
3.9
Stadlander zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

veroordeelt Stadlander [eiser] onverwijld zijn eigen woning aan de [adres] weer ter beschikking te stellen en er eveneens onverwijld voor zorg te dragen dat de eigendommen van [eiser] die uit de woning zijn verwijderd aan hem worden teruggegeven;
veroordeelt Stadlander om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.840,00 wegens voorschot op de door hem geleden vermogensschade;
veroordeelt Stadlander tot betaling van een dwangsom aan [eiser] van € 150,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor iedere dag dat Stadlander in strijd handelt met de hiervoor genoemde veroordelingen;
veroordeelt Stadlander in de proceskosten van [eiser] tot op heden begroot op € 582,81, daarin begrepen een bedrag van € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] ;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.K.N. Vos, kantonrechter, op 26 oktober 2018 en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018.