In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van negen appartementen met bijbehorende bergingen en parkeerterrein. De eisers, bewoners van de nabijgelegen percelen, hebben afzonderlijk beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, dat op 22 februari 2018 de omgevingsvergunning had verleend. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld tijdens de zitting op 30 augustus 2018.
De eisers hebben verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder het niet voldoen aan de welstandscriteria, de impact op de verkeersafwikkeling, en de gevolgen voor de flora en fauna. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een aanvraag heeft ingediend voor het bouwen van negen appartementen op een perceel dat in het bestemmingsplan is aangemerkt voor woningbouw. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers tegen de verlening van de vergunning beoordeeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen.
De rechtbank heeft onder andere overwogen dat de ontwikkeling niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt en dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook de verkeersafwikkeling en de welstandscriteria beoordeeld en vastgesteld dat het college voldoende gemotiveerd heeft dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de Woonvisie Halderberge. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.