ECLI:NL:RBZWB:2018:6189
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing op beroep tegen afwijzing vordering tot inbewaringstelling met recidivegrond
Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de afwijzing van een vordering tot inbewaringstelling. De vordering tot bewaring was ingediend op 29 oktober 2018, maar werd door de rechter-commissaris afgewezen. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting zijn de verdachte, diens raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, die in het verleden betrokken is geweest bij strafbare feiten. De rechtbank overweegt dat het recidivegevaar voldoende concreet en acuut is, vooral gezien de verklaring van de verdachte dat hij zich bedreigd voelt en recentelijk een vuurwapen heeft aangeschaft. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden voldoende basis bieden voor het aannemen van de recidivegrond, waardoor de beslissing van de rechter-commissaris niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en een bevel tot bewaring voor veertien dagen gegeven, met de bepaling dat deze bewaring zal plaatsvinden in het huis van bewaring te Middelburg. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat er geen rapport van Reclassering Nederland beschikbaar was met een concreet plan van aanpak.