ECLI:NL:RBZWB:2018:6187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
AWB 18_3045
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.J. Driessen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 26 april 2018, waarin de ongewijzigde voortzetting van haar uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd bevestigd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Eiseres, die eerder volledig arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in de loop der jaren verschillende uitkeringen ontvangen. Het UWV heeft haar arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld en vastgesteld dat er geen duurzame arbeidsongeschiktheid was, ondanks haar psychische klachten en rugklachten. De verzekeringsarts van het UWV concludeerde dat er mogelijkheden voor verbetering waren, mits eiseres actief zou deelnemen aan behandelingen en therapieën.

De rechtbank heeft de beoordeling van de verzekeringsarts b&b gevolgd en vastgesteld dat de verzekeringsarts zorgvuldig te werk is gegaan. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende inzicht had in de medische situatie van eiseres en dat de prognose van verbetering realistisch was. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overlegd die de conclusie van de verzekeringsarts zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht geen IVA-uitkering heeft toegekend aan eiseres, omdat haar arbeidsongeschiktheid niet als duurzaam kon worden aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/3045 WIA

uitspraak van 25 oktober 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.J. Driessen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 april 2018 (bestreden besluit) van het UWV over de ongewijzigde voortzetting van de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 oktober 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar zoon [naam zoon] . Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. van Schaik.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerkster. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten.
Zij ontving van 30 juni 2008 tot 30 december 2009 een loongerelateerde uitkering WGA‑uitkering op grond van de WIA op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.
Eiseres heeft zich op 27 juli 2010 gemeld bij het UWV met toegenomen psychische klachten. Na een onderzoek door psychiater Kan heeft het UWV een WGA‑loonaanvullingsuitkering toegekend met ingang van 27 juli 2010 op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Het UWV wilde vervolgens eiseres herbeoordelen om de actuele belastbaarheid vast te stellen en heeft daartoe een psychiatrische expertise door psychiater Notten laten verrichten. Notten heeft gerapporteerd dat hij de vragen van het UWV niet kon beantwoorden en heeft een diagnostische opname geadviseerd. De verzekeringsarts vond vervolgens ook zo’n opname noodzakelijk. Omdat eiseres daaraan niet meewerkte, heeft het UWV bij besluit van 24 februari 2017 de uitkering bij wijze van maatregel enige tijd verlaagd. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres daartegen bij besluit op bezwaar van 27 juni 2017 gegrond verklaard en over een periode van twee maanden een maatregel van 10% opgelegd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 november 2017 (AWB 17/4793 WIA) het beroep van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
In een besluit van 2 mei 2017 heeft het UWV een maatregel opgelegd van 50% over een periode van vier maanden in 2017, omdat eiseres nog steeds niet wilde meewerken aan een diagnostische opname. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres daartegen bij besluit op bezwaar van 23 oktober 2017 gegrond verklaard en over een periode van twee maanden in 2017 een maatregel van 15% opgelegd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 3 april 2018 (AWB 17/7025 WIA) het beroep van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV in een besluit van 15 september 2017 (primair besluit) de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 15 september 2017 vastgesteld op 73,79%. De hoogte van de loonaanvullingsuitkering wijzigt op dat moment niet. De loonaanvullingsuitkering wordt toegekend tot 1 oktober 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is, na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Eiseres wordt meer dan 80% arbeidsongeschikt geacht. De arbeidsbeperkingen van eiseres zijn niet duurzaam. Eiseres houdt onveranderd recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering.
2.
Beroepsgronden
Eiseres voert in beroep aan dat er medisch en arbeidskundig redelijkerwijs geen zodanige verbeteringen zijn te verwachten dat het tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 80% zal leiden. Aanwijzingen hiervoor zijn de leeftijd van eiseres, de duur van haar klachten, de lange periode waarin ze hiervoor wordt behandeld en de duur van de WIA-uitkering. Ook had gelet op wat in het rapport van de arbeidsdeskundige staat over de taalproblematiek van eiseres, moeten worden onderzocht of eiseres gelet op haar psychische problemen en haar IQ in staat is om de Nederlandse taal zodanig te leren dat ze kan werken. Een IVA-uitkering zal eiseres rust geven.
3.
Omvang geschil
Niet in geschil is dat eiseres per 15 september 2017 op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is uitsluitend de vraag of de arbeidsongeschiktheid duurzaam is.
4.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
In artikel 47, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat - voor zover hier van belang - recht op een uitkering ingevolge de IVA ontstaat voor de verzekerde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
5.
Beoordelingskader van UWV
Het UWV heeft een interne richtlijn ontwikkeld, getiteld: “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen” (Beoordelingskader).
Op grond van dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen duurzaam genoemd:
1. als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of
2. als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
Op grond van deze richtlijn dient de verzekeringsarts zich uit te spreken over de prognose van de arbeidsbeperkingen van cliënt, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. De verzekeringsarts doorloopt hierbij de volgende stappen:
Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.
6.
Beoordeling door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts, een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en een arbeidsdeskundige b&b van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiseres in het kader van een herbeoordeling gezien op het spreekuur van 7 juli 2017 en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft hij het dossier bestudeerd, waaronder informatie van de huisarts van 13 april 2017 en van de behandelend psychiater Kondakci van Sanitas van 17 april 2017. De verzekeringsarts heeft geconstateerd dat psychiater Kan de medische situatie van eiseres in 2015 heeft ingeschat als een depressieve stoornis, deels in remissie. Ook stelt hij vast dat psychiater Notten geen conclusie kan trekken over de belastbaarheid van eiseres. Notten adviseert een diagnostische opname, maar eiseres wil daaraan niet meewerken. Er is sprake van aspecifieke rugklachten, waardoor eiseres beperkt is voor zwaar rugbelastende werkzaamheden (niet zwaar tillen, geen trillingsbelasting op de rug). De verzekeringsarts ziet geen aanleiding voor het vaststellen van beperkingen in verband met de linkeronderarm. Vanwege licht oedeem tussen de borst en de linkeroksel is eiseres beperkt voor zwaar schouderbelastend werk (niet langdurig bovenhands werken, niet zwaar tillen, geen trillingsbelasting op de schouder, geen zware beschermende kleding rustend op de schouder). Er is geen aanleiding voor beperkingen in verband met de buikklachten. Vanwege voetschimmel is eiseres beperkt voor lang achtereen lopen en staan en kan zij niet op blote voeten werken. De verzekeringsarts acht eiseres vanwege haar psychische klachten preventief beperkt voor hoge werkdruk, leidinggevende functies en functies die een continue alertheid vragen. Vanwege de medicatie mag zij niet op hoogte of aan gevaarlijke machines werken. Eiseres is ook beperkt voor veelvuldige face tot face conflicten, voor avond- en nachtdiensten, wisselende diensten en overuren. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres geschikt is voor fysiek en psychisch lichte arbeid die zij routinematig kan uitvoeren.
De verzekeringsarts verwacht verbetering van de lichamelijke klachten als eiseres meer activiteiten (oefenen) gaat verrichten. Ten aanzien van de psychische klachten is de prognose niet goed in te schatten, zeker ook omdat hier de diagnose eigenlijk niet volledig rond is.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 juli 2017.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft op 19 april 2018 gerapporteerd dat de verzekeringsarts zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en uitgebreid heeft gedocumenteerd dat de psychische situatie van eiseres ten tijde van zijn onderzoek afwijkt van die ten tijde van het onderzoek door Notten in september 2016: in tegenstelling tot bij Notten huilde eiseres niet gedurende het gehele gesprek met de verzekeringsarts, was zij niet verdrietig, was zij aanspreekbaar en reageerde ze adequaat op de opdrachten die ze kreeg. Dit verklaart volgens de verzekeringsarts b&b afdoende objectiveerbaar het verschil in de vastgestelde beperkingen. De verzekeringsarts b&b handhaaft de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid.
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 23 april 2018 gerapporteerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden mee dan 80% bedraagt en dat de verzekeringsarts b&b zich daarom moet uitspreken over de duurzaamheid van de beperkingen.
De verzekeringsarts b&b heeft op 26 april 2018 aan de hand van het verzekeringsgeneeskundig beoordelingskader beoordeling duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen gerapporteerd:
1. dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is;
2. dat zij niet lijdt aan ziektebeelden waarvoor geen behandelmogelijkheden bestaan die gericht zijn op verbetering/herstel. Eiseres heeft aspecifieke rugklachten die goed behandelbaar zijn, het oedeem aan de linkerborst leidt niet tot beperkingen en de psychische klachten zijn met psychotherapie te behandelen;
3. dat in het eerste jaar na de beoordelingsdatum verbetering is te verwachten. Als eiseres bereid is om actiever te worden, fysiotherapie te volgen en veel te oefenen zullen de fysieke beperkingen zeker in het eerste jaar na de beoordelingsdatum afnemen en waarschijnlijk (in termen van beperkingen) verdwijnen. Voor het volgen van activerende psychotherapie voor de nog aanwezige psychische klachten geldt eenzelfde redenering. Daarbij is prognostisch gunstig dat de eerdere gediagnostiseerde depressie/aanpassingsstoornis reeds (gedeeltelijk) in remissie is, dat wil zeggen gedeeltelijk hersteld. Dit maakt zowel de prognose voor herstel positiever als ook de te verwachten hersteltermijn kort bij het adequaat volgen van psychotherapeutische en op activering gerichte behandeling.
4. dat gelet op het antwoord op vraag 3 niet wordt toegekomen aan een antwoord op de vraag of verbetering te verwachten is na het eerste jaar.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is.
7.
Beoordeling door de rechtbank
Volgens vaste rechtspraak (zoals de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896)), moet de verzekeringsarts zich een oordeel vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, waarbij hij een inschatting dient te maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de betrokken verzekerde. Bij de vraag of er sprake is van duurzaamheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
Ook volgt uit vaste rechtspraak (zoals de uitspraak van de CRvB van 1 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9226) dat als een verzekerde in beroep komt tegen een besluit, waarbij op basis van een rapportage van de verzekeringsarts b&b is vastgesteld dat geen sprake is van duurzaamheid van zijn arbeidsongeschiktheid, het aan die verzekerde is om zijn standpunt voldoende te onderbouwen dat de prognose van de verzekeringsarts b&b niet deugdelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank is het oordeel van de verzekeringsarts b&b over de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen van eiseres op een voldoende zorgvuldig wijze tot stand gekomen. De verzekeringsarts heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en daarover gerapporteerd. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte de verzekeringsarts b&b na bestudering van het dossier, waaronder de rapportage van de verzekeringsarts, over een voldoende inzicht in de medische situatie van eiseres. De beroepsgrond dat eiseres het vreemd vindt dat het UWV eerst een diagnostische opname noodzakelijk achtte voor een zorgvuldige beoordeling en dat het vervolgens ondanks het ontbreken daarvan nu toch tot een beoordeling is gekomen, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het UWV, mede gelet op haar voornoemde uitspraken van 28 november 2017 en 3 april 2018, van eiseres de medewerking aan een diagnostische opname mocht eisen. Omdat eiseres daaraan niet heeft meegewerkt, komen de gevolgen daarvan voor haar eigen rekening. Bovendien is eiseres niet verschenen op de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b was daardoor genoodzaakt zich voor zijn beoordeling van de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres alleen op het dossier te baseren.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende heeft gemotiveerd dat behandelingen mogelijk zijn en dat in het eerste jaar na de beoordelingsdatum verbetering is te verwachten. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat op grond van het hiervoor genoemde stappenplan uit moet worden gegaan van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens in het geding gebracht die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
Dat eiseres kennelijk zich niet in staat acht om Nederlands te leren op een niveau waarmee zij kan werken en dat zij rust wil, zijn, mede gezien het beoordelingskader, geen omstandigheden om bij haar duurzaamheid aan te nemen.
De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende heeft onderbouwd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet als duurzaam kan worden aangemerkt. Gezien dit oordeel is er geen aanleiding om, zoals door eiseres is verzocht, een onafhankelijke deskundige in te schakelen om nader onderzoek te doen.
Het UWV heeft dan ook terecht aan eiseres geen IVA-uitkering toegekend. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.