ECLI:NL:RBZWB:2018:6178

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
02-700065-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraffaire te Vlissingen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van of medeplichtigheid aan de invoer van ongeveer 18.947,75 gram cocaïne in Nederland, specifiek in de gemeente Vlissingen, in de periode van 19 februari 2018 tot en met 25 februari 2018. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het in contact brengen van medeverdachten, het vervoeren van hen, en het ter beschikking stellen van voertuigen en telefoons. De officier van justitie stelde dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de cocaïne door zijn aanwezigheid bij belangrijke ontmoetingen en het uitlenen van zijn auto aan medeverdachten.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte slechts aanwezig was bij gesprekken en niet actief deelnam aan de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat het enkel aanwezig zijn van de verdachte bij de ontmoetingen en het uitlenen van zijn auto niet voldoende bewijs opleverde voor een nauwe en bewuste samenwerking met de andere verdachten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de invoer van de cocaïne en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank stelde tevens vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte was opgeheven op 12 oktober 2018. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700065-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
raadsman mr. M. van der Want, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2018, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2018 tot en met 25 februari
2018, in elk geval op of omstreeks 25 februari 2018, in de gemeente
Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of (binnen Nederland) heeft vervoerd,
althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 18947,75 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer (nog) onbekend
gebleven perso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 19 februari 2018 tot
en met 25 februari 2018, in elk geval op of omstreeks 25 februari 2018, in de
gemeente Vlissingen, althans in Nederland,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland hebben/heeft gebracht, al
dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of (binnen
Nederland) hebben/heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig hebben/heeft
gehad, ongeveer 18947,75 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 19 januari 2018
tot en met 25 februari 2018 in de gemeente Rotterdam en/of Goeree-Overflakkee
en/of Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (met bovenomschreven
feit als doel):
- één of meer van bovengenoemde verdachte(n) in contact met elkaar te brengen,
en/of
- één of meer afspraken te maken met en/of tussen één of meer van
bovengenoemde verdachte(n), en/of
- één of meermalen één of meer van bovengenoemde verdachte(n) te vervoeren/af
te leveren naar/op een van te voren afgesproken plek, en/of
- meermalen, althans eenmaal een auto/voertuig ter beschikking te stellen aan
één of meer van bovengenoemde verdachte(n), en/of
- één of meer van bovengenoemde verdachte(n) een (mobiele) (klap)telefoon ter
beschikking te stellen, en/of
- één of meer van bovengenoemde verdachte(n) een code (van een toegangshek
welke toegang verschafte tot de haven (alwaar de cocaïne zich bevond aan
boord van een in die haven gelegen schip) te verzenden.
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 februari
2018 tot en met 25 februari 2018, in elk geval op of omstreeks 25 februari
2018 in de gemeente Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen,
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 18947,75 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te
bereiden en/of te bevorderen,
-(telkens) zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
en/of
- ( telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en)
te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij
behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen en/of
-(telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s)wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
Immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
-mededader(s) in contact met elkaar gebracht, en/of
-contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt
en/of een of meer bespreking(en) en/of ontmoetingen gehad en/of inlichtingen
ingewonnen met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen
en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
-(daartoe) een auto/voertuig (Citroën Berlingo) ter beschikking gesteld aan
zijn mededader(s), en/of
-daartoe een (klap)telefoon (merk Doro Primo) ter beschikking gesteld aan zijn
mededader(s), en/of;
-(daartoe) een mobiele telefoon (met telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) met daarin
een bij het havenbedrijf opgevraagde toegangscode voor het haventerrein
verworven en/of voorhanden gehad, en/of
-(daartoe) een (mobiele) telefoon (met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of (met deze telefoon) een code (van een
toegangshek) verstuurd (waarmee toegang tot de haven zou kunnen worden
verkregen en/of tot het in die haven gelegen schip met aan boord die genoemde
hoeveelheid cocaïne), en/of
-één of meermalen telefonisch contact opgenomen met (de bewaking van) de
haven, alwaar het schip de [naam schip] lag, met de mededeling dat hij surveyor
was en aan boord van het schip [naam schip] diende te/wilde zijn, althans
(telkens) een mededeling van gelijke aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de invoer van de tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Uit onderzoek van zijn telefoongegevens blijkt dat verdachte aanwezig is geweest op belangrijke momenten op 12 januari 2018 en 25 februari 2018, waarbij werd besproken hoe iemand aan boord van een schip gebracht kon worden om daar drugs uit te halen. Verder heeft de mobiele telefoon van verdachte kort vóór 25 februari 2018 sms-contact gehad met een nummer waarmee ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] diverse malen sms-contact heeft gehad. Ook heeft verdachte zijn Citroën Berlingo uitgeleend aan [medeverdachte 2] om daarmee naar Vlissingen te rijden.
De officier van justitie acht gelet op deze gedragingen het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte wel aanwezig was bij gesprekken over het aan boord brengen van een persoon voor het uithalen van drugs, maar dat verdachte alleen heeft geluisterd. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij niets heeft gezegd over de reden waarom hij de Citroën Berlingo van verdachte wilde lenen, behalve dat hij ‘iets’ moest gaan doen. Bij de Wouwse Tol heeft [medeverdachte 2] wel met verdachte gepraat, aldus [medeverdachte 2] , maar dat was een algemeen gesprek, een ‘praatje pot’. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij niet weet wat de rol van verdachte ‘in dit hele verhaal’ is. Ook de officier van justitie weet dit niet, zodat zijn conclusie dat sprake is van medeplegen niet kan worden gestaafd met gedragingen van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat op 25 februari 2018 medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bijna negentien kilogram cocaïne van boord van het schip [naam schip] hebben gehaald. Dit schip lag aangemeerd in de haven van Vlissingen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat in de aanloop naar deze gebeurtenis ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte 3] , verdachte, hemzelf en een andere man die de opdrachtgever leek te zijn. Eén van die ontmoetingen vond plaats op 25 februari 2018 in een filiaal van McDonalds bij de Kuip in Rotterdam. Later die dag ontmoetten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte elkaar op de parkeerplaats Wouwse Tol aan de A58, waar [medeverdachte 1] vanuit een andere auto overstapte in de auto waarin [medeverdachte 2] reed. Deze auto was door verdachte aan [medeverdachte 2] uitgeleend. [medeverdachte 2] is met [medeverdachte 1] naar de haven in Vlissingen gereden en verdachte en [medeverdachte 3] bleven volgens [medeverdachte 2] achter bij de Wouwse Tol.
De verklaringen van [medeverdachte 2] over de gang van zaken op 25 februari 2018 worden ondersteund door de analyse van de zendmastgegevens van het mobiele telefoonnummer dat in gebruik zou zijn bij verdachte en dat eindigt op de cijfers - 2171.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 25 februari 2018 in de middag met verdachte een rondje is gaan rijden en dat hij tijdens die rit heeft getankt in Oude Tonge. Van deze tankbeurt is een tankbon gevonden in de auto van [medeverdachte 3] . Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] is rond het tijdstip dat is getankt aangestraald op een zendmast in Oude Tonge.
Daarbij komt dat verdachte dit telefoonnummer zelf bij een autodealer heeft opgegeven als zijn mobiele telefoonnummer. Deze autodealer heeft verdachte herkend op een foto als de persoon die het telefoonnummer had opgegeven.
Verdachte heeft ontkend dat hij een mobiele telefoon heeft en dat het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] van hem is. Hij heeft zich verder beroepen op zijn zwijgrecht en, nadat hij werd geconfronteerd met de onderzoeksresultaten die hierboven zijn genoemd, geen nadere uitleg gegeven.
Gelet op deze onderzoeksresultaten en het ontbreken van een nadere verklaring van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat het telefoonnummer eindigend op de cijfers
[telefoonnummer 3] het telefoonnummer van verdachte is.
Dat brengt met zich mee dat de rechtbank eveneens uit gaat van de verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte op 25 februari 2018 aanwezig was bij de ontmoetingen in de McDonalds in Rotterdam en op de parkeerplaats Wouwse Tol. [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat verdachte bij de voorbesprekingen niets zei en alleen luisterde. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij verdachte niet had verteld waarom hij de auto van verdachte wilde lenen.
De vraag is of het aanwezig zijn bij de twee ontmoetingen op 25 februari 2018 en het uitlenen van zijn auto aan [medeverdachte 2] wettig en overtuigend bewijs oplevert van medeplegen van of medeplichtigheid aan het invoeren van de bijna negentien kilo cocaïne en van de voorbereiding daarvan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
Het enkel aanwezig zijn van verdachte bij de ontmoetingen op 25 februari 2018 is niet voldoende voor het bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met de andere verdachten die er op gericht was de cocaïne van het schip te halen en in te voeren. Bewijs van medeplichtigheid aan de invoer en het medeplegen van voorbereidingshandelingen is daarin evenmin te vinden. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat zijn auto zou worden gebruikt voor het vervoer van drugs, en dat hij daarmee instemde blijkt ook niet uit de bewijsmiddelen.
De officier van justitie heeft er nog op gewezen dat het telefoonnummer van verdachte (eindigend op [telefoonnummer 3] ) kort voor 25 februari 2018 contact heeft gehad met eenzelfde telefoonnummer als waar de telefoon van [medeverdachte 1] contact mee heeft gehad. Uit het politieonderzoek is naar voren gekomen dat dit telefoonnummer zeer waarschijnlijk een servicenummer is van KPN. Contact met dit nummer door het telefoonnummer van verdachte kan daarom niet als belastend bewijs worden meegenomen om betrokkenheid van verdachte bij de invoer van de cocaïne aan te tonen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en subsidiair, en feit 2 heeft begaan en spreekt hem dan ook van die feiten vrij.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde feit.
Voorlopige hechtenis
- stelt vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven bij afzonderlijke beschikking van 12 oktober 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. J.A. van Voorthuizen en
mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2018.
Mr. J.A. van Voorthuizen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.