Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Stadlander,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de Stichting Stadlander. De huurder, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.C. Schouten, had de stichting aangeklaagd wegens onterechte ontruiming van zijn woning. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de huurder in persoon aanwezig was, bijgestaan door mr. C.G. Matze als waarnemer voor zijn advocaat. Namens de gedaagde, Stichting Stadlander, waren een relatiemanager en een juridisch medewerker aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurder onterecht uit zijn woning was gezet en heeft de stichting veroordeeld om de woning onverwijld aan de huurder terug te geven. Daarnaast moest de stichting de eigendommen van de huurder, die uit de woning waren verwijderd, aan hem teruggeven. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.840,00 toegewezen aan de huurder voor de geleden vermogensschade en een dwangsom van € 150,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat de stichting in strijd handelt met de veroordelingen. De proceskosten van de huurder zijn begroot op € 582,81, inclusief een bedrag van € 400,00 voor het salaris van zijn advocaat.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De rechtbank heeft verder alle overige vorderingen van de huurder afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.K.N. Vos.