ECLI:NL:RBZWB:2018:6141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
7300798
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte ontruiming van huurder en terugkeer naar woning

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de Stichting Stadlander. De huurder, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.C. Schouten, had de stichting aangeklaagd wegens onterechte ontruiming van zijn woning. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de huurder in persoon aanwezig was, bijgestaan door mr. C.G. Matze als waarnemer voor zijn advocaat. Namens de gedaagde, Stichting Stadlander, waren een relatiemanager en een juridisch medewerker aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurder onterecht uit zijn woning was gezet en heeft de stichting veroordeeld om de woning onverwijld aan de huurder terug te geven. Daarnaast moest de stichting de eigendommen van de huurder, die uit de woning waren verwijderd, aan hem teruggeven. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.840,00 toegewezen aan de huurder voor de geleden vermogensschade en een dwangsom van € 150,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat de stichting in strijd handelt met de veroordelingen. De proceskosten van de huurder zijn begroot op € 582,81, inclusief een bedrag van € 400,00 voor het salaris van zijn advocaat.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De rechtbank heeft verder alle overige vorderingen van de huurder afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.K.N. Vos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
[woonplaats]
zaak/rolnr.: 7300798 VV EXPL 18-67
vonnis in kort geding d.d. 26 oktober 2018
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda,
tegen
de stichting
Stichting Stadlander,
gevestigd en kantoorhoudende te (4624 DE) Bergen op Zoom, Rooseveltlaan 150,
gedaagde,
verschenen bij: de heer [medewerker] en mevrouw [medewerkster] .
Partijen zullen hierna “ [eiser] .” en “Stadlander” worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 25 oktober 2018 met producties;
de bij faxbericht van 25 oktober 2018 door de gemachtigde van [eiser] toegezonden aanvullende productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2018. Ter zitting waren aanwezig [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. C.G. Matze als waarnemer voor mr. Schouten voornoemd, alsmede namens Stadlander, de heer [medewerker] (relatiemanager) en mevrouw [medewerkster] (juridisch medewerker) voornoemd. Stadlander heeft ter gelegenheid van de zitting haar pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
1.3
Ten slotte is in verband met het spoedeisend karakter van de zaak vonnis bepaald op heden. De feiten, de vordering en de beoordeling waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden op een latere datum vastgelegd.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1
veroordeelt Stadlander [eiser] onverwijld zijn eigen woning aan de [adres] weer ter beschikking te stellen en er eveneens onverwijld voor zorg te dragen dat de eigendommen van [eiser] die uit de woning zijn verwijderd aan hem worden teruggegeven;
2.2
veroordeelt Stadlander om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.840,00 wegens voorschot op de door hem geleden vermogensschade;
2.3
veroordeelt Stadlander tot betaling van een dwangsom aan [eiser] van € 150,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor iedere dag dat Stadlander in strijd handelt met de hiervoor genoemde veroordelingen;
2.4
veroordeelt Stadlander in de proceskosten van [eiser] tot op heden begroot op € 582,81, daarin begrepen een bedrag van € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] ;
2.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.6
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.K.N. Vos en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.[x]