ECLI:NL:RBZWB:2018:6055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
AWB 18_3050
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van intensieve zorgbehoefte

Op 18 oktober 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag. De eiser had op 25 september 2017 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor zijn dochter, die op dat moment 3 jaar oud was, op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De aanvraag werd afgewezen door de Svb, met als reden dat de dochter niet voldeed aan de criteria voor intensieve zorg, zoals vastgesteld in het Beoordelingskader BUK. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), die de zorgbehoefte van de dochter beoordeelden aan de hand van verschillende criteria. Tijdens de zitting op 27 september 2018 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat zijn dochter intensieve zorg nodig heeft en dat het onderzoek van de Svb onzorgvuldig was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de Svb op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen, omdat de dochter niet het vereiste aantal punten had behaald in de beoordeling van de zorgbehoefte. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/3050 AKW

uitspraak van 18 oktober 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. D.E. de Hoop,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 april 2018 (bestreden besluit) van de Svb inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanaf het derde kwartaal van 2017.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 27 september 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn echtgenote. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 25 september 2017 een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend bij de Svb. Deze aanvraag had betrekking op zijn dochter [dochter] , geboren op [geboortedatum dochter] .
Bij besluit van 6 november 2017 (primair besluit) heeft de Svb die aanvraag afgewezen. Aan de voorwaarden voor wat betreft de leeftijd en het thuis wonen van [dochter] wordt voldaan. Aan de afwijzing ligt een negatief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) ten grondslag.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser voert, kort samengevat, aan dat [dochter] dusdanig intensieve zorg nodig heeft dat er recht bestaat op dubbele kinderbijslag. Volgens eiser is het onderzoek onzorgvuldig geweest. Dit gebrek is in bezwaar niet hersteld. Verder heeft eiser herhaald wat hij in bezwaar heeft aangevoerd. De Svb gaat eraan voorbij dat [dochter] de hele dag begeleiding nodig heeft. Volgens eiser dient ook op de gebieden ‘eten en drinken’, ‘(medische) verzorging’ en ‘begeleiding buitenshuis’ 1 punt te worden gescoord.
3. Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat 3 jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). In artikel 11 van het BUK is uitgewerkt dat van intensieve zorg sprake is als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
Op grond van artikel 12 van het BUK wint de Svb een op medische gegevens gebaseerd advies bij het CIZ in om te bepalen of het kind intensieve zorg behoeft.
Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure, alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies van het CIZ wordt gebaseerd.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies van het CIZ positief luidt.
In artikel 3 van de Regeling is uitgewerkt dat het CIZ de situatie beoordeelt aan de hand van 10 items. Het gaat om de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden, handreikingen. Indien op een item sprake is van een zware zorgbehoefte, wordt een punt toegekend.
Bij de beoordeling of op een bepaald item een punt moet worden toegekend, hanteert het CIZ een beoordelingskader. Het voor deze zaak relevante kader is het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). Dit kader merkt de rechtbank aan als een vaste gedragslijn.
4.1
In geschil is of de Svb op goede gronden de aanvraag van eiser voor dubbele kinderbijslag voor [dochter] vanaf het derde kwartaal van 2017 heeft afgewezen.
4.2
De rechtbank stelt vast dat [dochter] ten tijde van het indienen van de aanvraag 3 jaar oud was. Voor een kind dat, zoals [dochter] , tussen de 3 en 5 jaar is, geldt vervolgens dat het intensieve zorg behoeft indien bij de beoordeling door het CIZ minimaal 5 punten worden toegekend.
Door het CIZ is bij de beoordeling die ten grondslag ligt aan het primaire besluit 1 punt toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’ en 1 punt voor het item ‘zindelijkheid’. Bij de beoordeling in bezwaar heeft het CIZ daar 1 punt aan toegevoegd op het item ‘bezighouden/handreikingen’, waardoor de totaalscore op 3 punten komt. Daarmee blijft het aantal punten onder de voor de leeftijd van [dochter] geldende grens van 5 punten.
4.3
De Svb heeft zich gebaseerd op de adviezen van het CIZ. Dit zijn deskundigenadviezen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) mag de Svb bij de besluitvorming in beginsel van dergelijke adviezen uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
4.4
Volgens eiser is in bezwaar het gebrek dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek niet hersteld. De rechtbank stelt vast dat in bezwaar nog voor de hoorzitting door het CIZ uitvoerig advies is uitgebracht waarbij zelfs 1 punt is toegekend voor item “bezighouden/handreikingen”. Na de hoorzitting heeft het CIZ nog aanvullend geadviseerd. Wat er ook zij van het primaire advies van het CIZ, in bezwaar is door het CIZ inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er ten aanzien van de onderzochte items wel of niet 1 punt is toegekend. Deze motivering is overgenomen in het bestreden besluit, dat aan de rechtbank, voor zover aangevochten, ter beoordeling voorligt. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat het onderzoek van het CIZ in de bezwaarfase onzorgvuldig is geweest.
4.5
De rechtbank ziet in wat door eiser in de beroepsgronden en ter zitting is aangevoerd geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de adviezen van het CIZ niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat die adviezen niet concludent of anderszins onjuist zijn.
Ten aanzien van de door eiser genoemde 3 items overweegt de rechtbank voorts als volgt.
4.6
Eten & Drinken
Volgens het Beoordelingskader wordt voor het item “Eten en drinken” 1 punt toegekend, indien er sprake is van sondevoeding, hulp bij het nuttigen van de maaltijd, een door kinderarts of psychiater vastgestelde duurzaam aanwezige en therapieresistente eetstoornis, noodzakelijkheid van permanent toezicht vanwege aspiratierisico of noodzaak tot aansporing tijdens de maaltijd in verband met medisch noodzakelijk afwijkend voedingspatroon of psychiatrische aandoeningen.
De rechtbank stelt vast dat het CIZ heeft aangegeven dat de koolhydraten berekend moeten worden en dat insuline toegediend moet worden. Dit valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder de criteria die het Beoordelingskader aangeeft. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat op goede gronden op dit item geen punt is toegekend.
4.7 (
Medische) verzorging
Onder “(Medische) verzorging” wordt volgens het Beoordelingskader verstaan langdurige intensieve medische specialistische verpleging in de thuissituatie. Daaronder vallen kinderen met zwaar complexe somatische problematiek of lichamelijke handicap die ten gevolge daarvan behoefte hebben aan verzorging of verpleging en waarbij permanent toezicht noodzakelijk is. Het gaat dan om onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende de gehele dag met betrekking tot fysieke functies, waarbij de vitale lichaamsfuncties van het kind actief gecontroleerd moeten worden. Verder kan het ook gaan om kinderen met een lichtere complexe problematiek of lichamelijke handicap waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is.
Volgens de medisch adviseur van het CIZ is geen sprake van specifieke verpleegkundige handelingen waarbij permanent toezicht of zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. Eiser heeft dit standpunt niet betwist. Met de Svb wordt geoordeeld dat de handelingen die moeten worden verricht door eiser en zijn echtgenote niet onder specifieke verpleegkundige handelingen zoals het Beoordelingskader deze omschrijft vallen, te weten toedienen van zuurstof, aan- en afkoppelen beademingsapparatuur, toediening van intraveneuze medicatie, verwisselen van canules en openhouden en doorspoelen van katheters, e.d. Er is daarom voor dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden geen punt toegekend.
4.8
Begeleiding buitenshuis
Bij het onderdeel “Begeleiding buitenshuis” wordt 1 punt toegekend, indien het kind als gevolg van ziekte of stoornis niet alleen naar buiten kan, slechts in de eigen “afgesloten” tuin kan spelen of slechts buiten kan spelen, omdat de woonomgeving en sociale situatie zich ertoe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het directe (en voortdurende) zicht.
De rechtbank overweegt dat het CIZ heeft gerapporteerd dat het niet alleen laten van een 3-jarig kind wordt gezien als leeftijdsgebonden, waardoor het niet beoordeeld wordt als ernstige ouderlijke meerzorg voor dubbele kinderbijslag. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Terecht is ook voor dit item op goede gronden geen punt toegekend.
4.9
Op grond van wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de Svb eisers aanvraag voor dubbele kinderbijslag voor zijn dochter [dochter] vanaf het derde kwartaal van 2017 op goede gronden heeft afgewezen.
5. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.