ECLI:NL:RBZWB:2018:5986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
02-700173-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in strafzaak met ernstige bezwaren

Op 16 oktober 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen in de raadkamer over een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er nog steeds sprake is van ernstige bezwaren tegen de verdachte. De verdediging had aangevoerd dat het slachtoffer, dat leed aan traumatisch hersenletsel en uiteindelijk is overleden, mogelijk door een eigen val gewond was geraakt, en dat er daarom geen ernstige bezwaren tegen de verdachte zouden zijn.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er uitvoerig technisch, tactisch en forensisch onderzoek is verricht, waarvan de resultaten belastend zijn voor de verdachte. Tijdens de zitting op 18 juni 2018 zijn verklaringen afgelegd door de verdachte, de medeverdachte en deskundigen, waaronder prof.dr. B. Kubat, die heeft verklaard dat de letsels van het slachtoffer minder waarschijnlijk door een val zijn ontstaan. De rechtbank concludeert dat het alternatieve scenario dat door de verdediging is gepresenteerd, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is gemaakt.

Gelet op de ernst van de bezwaren en de beschikbare bewijsstukken, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beslissing is genomen op 17 oktober 2018 door de rechters G.H. Nomes, E.J. Zuijdweg en H. Skalonjic, in aanwezigheid van griffier I.A. Walhout. De officier van justitie is gelast de tenuitvoerlegging van deze beschikking te coördineren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht, locatie Middelburg
Parketnummer: 02/700173-16
Afwijzing opheffing voorlopige hechtenis.
Beslissing op het verzoek d.d. 12 oktober 2018 tot opheffing van het bevel
tot voorlopige hechtenis en/of schorsing van de voorlopige hechtenis van:
- [verdachte] ,
geboren op 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te Z.V.W.O.V.H.T.L.,
thans gedetineerd.
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het verzoek;
- het bevel tot bewaring d.d. 27 september 2016;
- het bevel tot gevangenhouding d.d. 04 oktober 2016;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d. 16 oktober 2018,
waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord. Tevens is verdachte
gehoord.
2. De beoordeling.
Door de verdediging is verzocht de voorlopige hechtenis bij gebreke van
ernstige bezwaren op te heffen. In de kern komt het betoog van de verdediging
neer op de presentatie van een alternatief scenario inhoudende dat het
uitwendig inwerkend botsend geweld dat bij het slachtoffer tot traumatisch
hersenletsel en daaropvolgend tot zijn dood heeft geleid door een eigen val
van het slachtoffer is veroorzaakt. Dit heeft volgens de verdediging tot
gevolg dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde
zal kunnen komen. Uitgaande van dit scenario bestaan er geen ernstige bezwaren
jegens verdachte.
De rechtbank overweegt het volgende. In het kader van de voorlopige hechtenis
moet het bij de beoordeling van ernstige bezwaren gaan op een stevige
verdenking in de zin van het waarschijnlijk moet zijn dat verdachte het
strafbare feit heeft begaan. In deze zaak is uitvoerig technisch, tactisch en
forensisch onderzoek verricht en een deel van de resultaten (onder meer de
resultaten van sporenonderzoek, de gegevens van de telefoon die bij verdachte
in gebruik was, getuigenverklaringen en verklaringen van de medeverdachte)is
belastend voor verdachte. Tijdens de zitting van 18 juni 2018 zijn door
verdachte en de medeverdachte verklaringen afgelegd. Ter zitting is ook
prof.dr. B. Kubat, arts en forensisch patholoog van het NFI, als deskundige
gehoord. Zij heeft over het ook toen besproken alternatieve scenario dat door
de verdediging aan haar was voorgelegd onder meer verklaard dat de letsels in
het gezicht en in de hals van het slachtoffer minder waarschijnlijk zijn
ontstaan door vallen dan dat ze zijn ontstaan door niet vallen (pagina 18 van
het proces-verbaal van de zitting). Tevens heeft zij verklaard dat de
bloeduitstortingen bij de oogleden van het slachtoffer aan de linkerkant niet
typisch zijn voor een val (pagina 24 van genoemd proces-verbaal). Tijdens en
in vervolg op de zitting zijn 114 vragen van de verdediging door prof. Kubat
en prof.dr. P.A.M. Hofman, radioloog, beantwoord. In vervolg daarop heeft de
verdediging verzocht om aanvullend 94 vragen aan beide deskundigen voor te
leggen. De beslissing op dit verzoek ligt nog bij de rechter-commissaris.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nog steeds sprake is
van ernstige bezwaren jegens verdachte. Het geschetste alternatieve scenario
is, mede gelet op genoemde verklaring van de deskundige Kubat,vooralsnog
-------------------------------------------------------------------------------
onvoldoende aannemelijk geworden.
De verdenking, bezwaren en gronden, die in het meest recente bevel tot
voorlopige hechtenis zijn vermeld, bestaan ook thans nog, zodat er geen redenen
aanwezig zijn het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis
toe te wijzen.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van genoemd bevel van de
voorlopige hechtenis van verdachte af.
Deze beslissing is gegeven op 17 oktober 2018 door mr G.H. Nomes, voorzitter,
en mrs E.J. Zuijdweg en H. Skalonjic, in tegenwoordigheid van I.A. Walhout,
griffier.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande
beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Middelburg,
De officier van justitie,
Gezien op
De directeur van het huis van bewaring,
afschrift aan raadsman/vrouw mr.
verstrekt op:
[Einde tekst]