Uitspraak
LARKO HOLDING B.V.,
Larko”,
1.1. Mw. [voorletter gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] , wonende te [woonplaats] aan de[adres 1] ,2. Mw. [voornaam] [ged. 2] , wonende te [woonplaats] aan de[adres ged. 2] ,3. Dhr. [voornaam] [gedaagde 3] , wonende te [woonplaats] aan de[adres gedaagde 3] ,gedaagden in conventie/eisers in reconventie,nader ook gezamenlijk aan te duiden als ‘huurders’, dan wel individueel als “ [gedaagde sub 1] ”, “ [ged. 2] ” en “ [gedaagde 3] ”,
1.Het verloop van het geding
b. de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met
producties;
producties;
d. de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
e. de conclusie van dupliek in reconventie.
2.Het geschil
I. te bepalen dat de aanvangshuurprijs € 700,00 per maand bedraagt, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
II. huurder [gedaagde sub 1] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 147,55 per
maand, vanaf 1 januari 2018 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na betekening van het in deze
te wijzen vonnis;
III. te bepalen dat de aanvangshuurprijs € 700,00 per maand bedraagt, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. huurder [ged. 2] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 224,99 per
maand, vanaf 1 januari 2018 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na betekening van het in deze
te wijzen vonnis;
V. te bepalen dat de aanvangshuurprijs € 700,00 per maand bedraagt, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. te bepalen dat de huurprijs voor deze woning niet tijdelijk is verlaagd;
VII. huurder [gedaagde 3] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 383,98 per
maand, vanaf 1 januari 2018 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na betekening van het in deze
te wijzen vonnis;
VIII. huurders te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder mede dienen te
worden begrepen de legeskosten Huurcommissie ad € 450,00 per huurder, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na betekening van dit vonnis.
primair(terug)betaling van bedragen van respectievelijk € 1.474,40 (huurder [gedaagde sub 1] ), € 2.249,90 (huurder [ged. 2] ) en € 3.839,80 (huurder [gedaagde 3] ), dan wel subsidiair (ten aanzien van elke huurder individueel) terugbetaling van het verschil tussen de reeds betaalde huurpenningen en de door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen huurprijs tot aan de dag der voldoening, zowel primair als subsidiair, vermeerderd met rente per verzenddatum uitspraak Huurcommissie, zijnde 22 december 2017, een en ander met veroordeling van Larko in de kosten van het geding.
3.De beoordeling
en geschikt gemaakt voor 5 woonappartementen. Het pand is onder meer voorzien van dubbel glas, nieuwe deuren en een nieuw dak.
[adres 1] 0,87
[adres ged. 2] 0,99
[adres gedaagde 3] 0,88
Dit komt overeen met energielabel B.
a) in het geval van huurder [gedaagde sub 1] (32A) een huurprijs van € 552,56 redelijk is,
op basis van 114 punten.
b) in het geval van huurder [ged. 2] (32B) een huurprijs van € 475,01
c) in het geval van huurder [gedaagde 3] (32C) een huurprijs van € 526,70 redelijk is
op basis van 109 punten.
1 maart 2017 tijdelijk (verder) verlaagd tot € 316,02 per maand.
a) energieprestatie
b) WOZ-waarde
c) renovatie
De kantonrechter zal deze onderwerpen hierna afzonderlijk bespreken.
Uiterst subsidiair stelt Larko nog dat zij meent dat een verlaging van de huurprijs vanwege het ontbreken van een energie-index in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM. Die verlaging vormt in haar visie een inbreuk op haar eigendomsrecht. Weliswaar kan de overheid inbreuk maken op dat eigendomsrecht maar Larko meent dat daar in dit geval geen rechtvaardiging voor is. De woonruimten voldoen (en voldeden) bij het aangaan van de huurovereenkomsten immers aan de energie-index. De omstandigheid dat de vaststelling daarvan na de ingangsdatum van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden, maakt dat in dit geval niet anders.
Larko heeft de woningen ingrijpend verbouwd, waardoor bij aanvang van de huur-
overeenkomsten reeds werd voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en aan de eisen die aan een moderne woning worden gesteld. In haar visie moeten er derhalve voor iedere woning 40 punten worden toegekend ter zake van WOZ-waarde.
ten aanzien van de woning[adres 1]
32 =) op 146 punten. Dit correspondeert met een maximale huurprijs van € 717,97 per maand. Deze maximale huurprijs is hoger dan de tussen partijen overeengekomen huurprijs. De overeengekomen huurprijs is daarom als redelijk aan te merken. De aanvangshuurprijs zal op € 700,00 per maand worden vastgesteld.
De slaapkamer heeft onvoldoende ventilatiemogelijkheden. Er is sprake van een gebrek in categorie C, nummer 1”.
Van stank- of vochtoverlast is in dit geval geen sprake geweest, laat staan van schimmelvorming, zo stelt Larko. In haar visie kan het ontbreken van een speciale ventilatiemogelijkheid in de slaapkamer dan ook niet als een gebrek worden aangemerkt als in het Gebrekenboek bedoeld, aldus Larko. Subsidiair stelt Larko dat, indien al sprake is van een gebrek, dat gebrek geen huurverlaging met 40% rechtvaardigt. In haar visie ligt een huurprijsverlaging van 10% dan meer in de rede. Tot slot stelt Larko dat zij op 15 januari 2018 vanuit de slaapkamer een ventilatierooster naar het dak heeft aangebracht. Een dauerluftung aanbrengen was geen optie omdat de ramen niet in kozijnen zijn geplaatst, maar direct in het beton. Het (vermeende) gebrek is derhalve inmiddels verholpen, aldus Larko.
3.30 De kantonrechter stelt vast dat uit het rapport van onderzoek van de rapporteur van de Huurcommissie blijkt dat [gedaagde 3] zelf geen beroep heeft gedaan op gebreken of tekortkomingen in of aan de woonruimte, maar dat tijdens het onderzoek is gebleken dat in de slaapkamer een mogelijkheid tot ventilatie van het vertrek ontbrak. Uit het feit dat [gedaagde 3] op dit punt zelf geen beroep heeft gedaan, leidt de kantonrechter af dat het ontbreken van ventilatie in de slaapkamer kennelijk niet tot ernstige stank- en vochtoverlast heeft geleid. In zoverre is dan ook niet met voldoende zekerheid af te leiden dat de ventilatiemogelijkheid van de slaapkamer onvoldoende was. In de onderhavige procedure heeft [gedaagde 3] ook niet, althans niet voldoende onderbouwd, aangevoerd dat het ontbreken van een (directe) ventilatie van de slaapkamer toch moet worden aangemerkt als een gebrek als bedoeld in het Gebrekenboek. Hij heeft er enkel op gewezen dat dat Larko in januari 2018 alsnog een ventilatie naar het dak heeft aangebracht. De enkele omstandigheid dat Larko tegemoet is gekomen aan de (kennelijke) opvatting van de rapporteur van de Huurcommissie dat de slaapkamer van de woning een directe ventilatie naar het dak zou moeten hebben, vormt naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende grond voor de conclusie dat ‘dus’ sprake was van een gebrek als bedoeld in het Gebrekenboek. Om een ontoereikende ventilatie als gebrek in de zin van het Gebrekenboek te kunnen kwalificeren is immers vereist dat als gevolg stank- en vochtoverlast daarvan ontstaat en daaromtrent is door [gedaagde 3] niets aangevoerd.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook geen sprake (geweest) van een aantoonbaar gebrek dat de bewoonbaarheid van de woning ernstig heeft geschaad en dat een (tijdelijke) verlaging van de huurprijs zou (kunnen) rechtvaardigen. Voor een tijdelijke verlaging van de overeengekomen huurprijs bestaat daarom geen aanleiding.
1 januari 2018 te weinig heeft betaald vanuit dat de huurders ook tijdens deze procedure, en wel tot en met de maand september 2018, maandelijks eenzelfde bedrag aan huur zijn blijven betalen.
Dat betekent dat Larko een vordering op [gedaagde 3] heeft, welke berekend tot en met de maand september 2018, (9 x 376,13 =) € 3.385,17. Dat bedrag zal worden toegewezen.
samenvattend
ten aanzien van huurder [gedaagde sub 1]dat de aanvangshuurprijs voor de woning [adres 1] te [woonplaats] zal worden vastgesteld op € 700,00 en dat [gedaagde sub 1] ter zake van achterstallige huur aan Larko zal dienen te betalen een bedrag van € 1.326,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van huur [ged. 2]dat de aanvangshuurprijs voor de woning [adres ged. 2] te [woonplaats] zal worden vastgesteld op € 640,43, dat [ged. 2] over het tijdvak 1 maart 2017 tot en met 31 december 2017 een bedrag van € 595,70 teveel aan huur heeft betaald, welk bedrag door Larko aan haar zal dienen te worden terugbetaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017, en dat zij over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met september 2018 een bedrag van € 1.488,78 te weinig aan Larko heeft betaald, welk bedrag zij aan Larko zal dienen te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van huurder [gedaagde 3]dat de aanvangshuurprijs voor de woning [adres gedaagde 3] te [woonplaats] zal worden vastgesteld op € 692,15 per maand, dat [gedaagde 3] als gevolg van een en ander over het tijdvak 1 maart 2017 tot 31 december 2017 € 78,50 teveel heeft betaald, welk bedrag Larko aan hem zal dienen terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017, en dat [gedaagde 3] over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met september 2018 een bedrag van € 3.385,17 te weinig aan Larko heeft betaald, welk bedrag hij aan Larko zal dienen te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
4.De beslissing
voor de woning [adres 1] vast op € 700,00 per maand;
voor de woning [adres ged. 2] vast op € 640,43 per maand;
voor de woning [adres gedaagde 3] vast op € 692,15 per maand;
huurder [gedaagde sub 1] om ter zake van achterstallige huur over het tijdvak januari tot en met september 2018, tegen bewijs van kwijting, aan Larko te betalen de som van € 1.326,96, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
huurder [ged. 2] om ter zake van achterstallige huur over het tijdvak januari tot en met september 2018, tegen bewijs van kwijting, aan Larko te betalen de som van € 1.488,78, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;