ECLI:NL:RBZWB:2018:5596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
6933806 MB 18-188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Mulderberoep ingesteld door faillissementscurator tegen beslissing officier van justitie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in een Mulderberoep dat was ingesteld door de faillissementscurator van Camping Vredenburg B.V. tegen een beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie had eerder het beroep van de curator ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelt dat de officier zijn motiverings- en zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden door niet in te gaan op de argumenten van de curator. De curator voerde aan dat de aanhanger, waarvoor de boete was opgelegd, niet tot de boedel behoorde en dat hij niet op de hoogte was van het bestaan ervan tot na de boete. De kantonrechter oordeelt dat de curator aannemelijk heeft gemaakt dat de aanhanger tegen zijn wil is gebruikt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Hierdoor kan de inleidende beschikking niet in stand blijven.

De kantonrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking. Tevens wordt de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 751,50. De kantonrechter bepaalt dat het bedrag dat door de curator als zekerheid is gesteld, € 47,00, aan hem moet worden gerestitueerd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van de officier van justitie en de rechten van de curator in faillissementssituaties.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6933806 MB 18-188
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
uitspraak: 28 juni 2018
Op de in het openbaar gehouden zitting van 28 juni 2018 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.H.C. Van der Roest als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam: : Camping Vredenburg B.V.
adres : Vredenburg 1
woonplaats : 4614 PH Bergen op Zoom
,nader ook te noemen: betrokkene,
gemachtigde : RST Advocaten, t.a.v. mr. P.E. Butterman
adres : Postbus 1019
woonplaats : 4801 BA Breda
--------------------
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De gemachtigde van betrokkene is ter zitting verschenen in persoon in de hoedanigheid van curator van betrokkene.
Namens de officier van justitie is verschenen dhr. D. van de Teen, werkzaam bij het CVOM te Utrecht.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, welke aantekeningen worden geacht deel uit te maken van dit proces-verbaal.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld.

1.De beoordeling

De kantonrechter heeft op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie.
Betrokkene wordt verweten dat met een motorvoertuig, dat de aanhanger met het kenteken [kenteken] trok, de maximum snelheid op autosnelwegen met 5 km/h is overschreden, op de Trajectcontrole A58 Roosendaal links te Roosendaal, op 27 september 2017, om 13:54 uur.
In het beroep bij de officier van justitie voert gemachtigde, in zijn hoedanigheid als curator van betrokkene, het volgende verweer. Uit de administratie van betrokkene bleek niet dat de betrokken aanhanger tot de boedel behoorde. De curator had derhalve geen weet van het bestaan van de aanhanger, tot het moment van het ontvangen van de boete. Later bleek dat de aanhanger reeds voor faillissement van betrokkene uit de boedel was ontvreemd. Zodra de curator kennis had genomen van het bestaan van de aanhangwagen, is direct aangifte van diefstal bij de politie gedaan. Tevens is het kenteken geschorst. Daarmee heeft de curator alles gedaan wat in zijn macht lag.
De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Daarbij overwoog de officier van justitie dat in wetgeving en jurisprudentie is vastgelegd dat van de betrokkene of de gemachtigde van betrokkene, in dit geval de curator, mag worden verwacht dat aan de hand van feiten en/of omstandigheden een begin van bewijs wordt aangedragen. Betrokkene, of de curator, moet aannemelijk maken dat de gedraging niet is begaan of dat deze niet aan betrokkene verweten kan worden. Omdat de stelling van de curator niet of onvoldoende is onderbouwd of aannemelijk is gemaakt, gaat de officier van justitie uit van de juistheid van de beschikkingsgegevens.
In het beroep bij de kantonrechter voert de curator aan dat de officier van justitie niet is ingegaan op de aangedragen argumenten. Dit is in strijd met de zorgvuldigheidsplicht van officier van justitie. Tevens beroept de curator zich op artikel 8, eerste lid Wahv, waarin is bepaald dat de inleidende beschikking vernietigd moet worden wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig, onderscheidenlijk de aanhangwagen, gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter zal de officier van justitie hierin volgen en het beroep gegrond verklaren. De kantonrechter overweegt daartoe dat de officier van justitie zijn motiverings- en zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden door in zijn beslissing niet in te gaan op de argumenten die de curator heeft aangedragen. Het besluit van de officier van justitie dient dan ook te worden vernietigd. Thans is het de vraag of de inleidende beschikking in stand kan blijven. De kantonrechter overweegt hierbij het volgende.
De curator voert het verweer dat er sprake is van een situatie zoals beschreven in artikel 8, eerste lid Wahv. De kantonrechter stelt vast dat de curator aannemelijk heeft gemaakt dat tegen zijn wil van de aanhanger gebruik is gemaakt. Dat blijkt onder meer uit de aangifte van diefstal die volgde na het ontvangen van de boete en de onmiddellijke schorsing van het kenteken. Dat de curator het gebruik niet heeft kunnen voorkomen vloeit voort uit het feit dat de curator niet weet waar de aanhanger zich thans bevindt. De kantonrechter stelt vast dat artikel 8, eerste lid Wahv van toepassing is op het onderhavige geval. De inleidende beschikking kan dan niet in stand blijven. De gestelde zekerheid dient aan betrokkene te worden terugbetaald als hierna bepaald.
Nu de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking worden vernietigd, komt de curator voor het indienen van het administratieve beroepschrift een vergoeding van de proceskosten toe. Volgens de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht staat hier per beroepschrift één punt voor en één punt voor het verschijnen op een hoorzitting. Er worden 3 punten toegekend. De waarde per punt is € 501,-. De kantonrechter past de wegingsfactor 0,5 toe. Die wegingsfactor van 0,5 is naar het oordeel van de kantonrechter en gelet op de inhoud van de onderhavige zaak redelijk. Er is sprake van een lichte Mulderzaak waarin verweer is gevoerd. Het toe te wijzen bedrag aan proceskosten wordt vastgesteld op € 751,50 (3 x € 501,- x 0,5).

2.De beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de bestreden beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond en vernietigt deze beslissing;
  • veroordeelt de officier van justitie om aan gemachtigde een bedrag van € 751,50 te betalen aan proceskosten ten behoeve van het beroep bij de officier van justitie en het beroep bij de kantonrechter;
  • bepaalt dat hetgeen door de curator op voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld – te weten een bedrag van € 47,00 – aan hem wordt gerestitueerd.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team Civiel, Cluster 1 Civiele kantonzaken, locatie Bergen op Zoom, (postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom) en dient door degene die bij het team Civiel beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending beslissing: