In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat op 3 november 2017 haar recht op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigde en haar aanvraag voor een WIA-uitkering weigerde. De rechtbank heeft op 17 september 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M. Gümüs, heeft tijdens de zitting op 28 juni 2018 haar standpunt toegelicht, maar moest de zitting na enige tijd verlaten vanwege gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en later voortgezet zonder haar aanwezigheid.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen het primair besluit beoordeeld en vastgesteld dat het UWV deze terecht ontvankelijk heeft geacht. Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV de ZW-uitkering ten onrechte heeft beëindigd en de WIA-uitkering heeft geweigerd, waarbij zij stelde dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische klachten, waaronder rug-, heup-, luchtweg- en handklachten, alsook psychische problemen zoals depressiviteit en paniekaanvallen. De rechtbank heeft de medische rapportages van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de relevante data geschikt was voor de geselecteerde functies en dat de wachttijd voor de WIA-uitkering niet was vervuld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de ZW-uitkering te beëindigen en de WIA-uitkering te weigeren, in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.