7.2De voorzieningenrechter overweegt dat het hier gaat om een zeer verstrekkende maatregel met voor verzoekster, een vrouw van 73 jaar oud, ingrijpende gevolgen. Zij kan inmiddels al ruim drie weken niet in haar woning terecht en verblijft afwisselend bij verschillende familieleden. Zoals de burgemeester ter zitting ook heeft aangegeven, mag de sluiting van de woning – en daarmee de inbreuk op haar grondrecht – niet langer duren dan strikt noodzakelijk is. De bestuurlijke rapportage geeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het hier om een gerichte actie tegen verzoekster ging. Niet aannemelijk is dat zij het doelwit was – en al helemaal niet dat zij dat nog is – van de schutter(s). De burgemeester wijst zelf op het onderlinge verband tussen de incidenten, zodat niet uitgesloten kan worden dat de beschieting van de woning betrekking had op de mogelijke aanwezigheid in de woning van de kleinzoon van verzoekster, die inmiddels is overleden. De burgemeester wijst ter onderbouwing van de gestelde vrees voor herhaling ook op dit verband tussen de beschietingen en het incident aan de [adres] . Nu nog niet precies duidelijk is hoe die relatie precies zit en wat de motieven waren, moet volgens hem rekening worden gehouden met diverse scenario’s, waaronder een herhaling van het schietincident. Echter, dat (nu nog) sprake is van een concrete dreiging gericht tegen verzoekster en/of haar woning blijkt nergens uit.
Sinds de datum van het mondelinge bevel op 6 januari 2017 hebben zich bovendien gewijzigde omstandigheden voorgedaan, waaronder het overlijden van de kleinzoon van verzoekster en de aanhouding van twee personen die worden verdacht van het plegen van dat misdrijf. Weliswaar is nog niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de beschietingen van de woningen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester niet toereikend kunnen uitleggen dat er in het licht van de recente ontwikkelingen nog steeds sprake is van een concreet en actueel gevaar voor herhaling van de beschieting, en daarmee van een ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde. De inhoud van de meest recente bestuurlijke rapportage is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Daarnaast heeft de burgemeester tijdens de zitting niet goed kunnen uitleggen waarom op dit moment niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden volstaan.
8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek na afweging van alle betrokken belangen toe en schorst het bevel tot sluiting van de woning met ingang van 2 februari 2018. Dat geeft de burgemeester de gelegenheid om eventueel andere maatregelen de treffen, zoals het instellen van cameratoezicht of andere vormen van surveillance. Deze voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).