ECLI:NL:RBZWB:2018:5364

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
14 september 2018
Zaaknummer
02/348386 / HA RK 18-164
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. R.A. Karsten-Badal, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 16 augustus 2018, waar de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd een rapport van de bezwaarverzekeringsarts, dat te laat was ingediend, door de rechter toegelaten. De verzoekster en haar gemachtigde voerden aan dat deze beslissing partijdigheid van de rechter in de hand werkte, omdat het rapport buiten de termijn was ingediend. De rechter betwistte echter dat zij niet objectief of vooringenomen was en stelde dat de goede procesorde het toelaten van het rapport rechtvaardigde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De beslissing van de rechter om het rapport toe te laten werd als een procedurele beslissing beschouwd, die geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de zaak met procedurenummer BRE 18/2392 ZW voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/348386 / HA RK 18-164
Beslissing van 4 september 2018 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde 1] .

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2018, waarin in opgenomen het door de gemachtigde van verzoekster mondeling gedaan wrakingsverzoek, gericht tegen mr. R.A. Karsten-Badal, behandelend rechter van na te noemen zaak;
  • de van mr. Karsten-Badal op 26 augustus 2018 ingekomen schriftelijke reactie op dit verzoek;
  • de brief van 24 augustus 2018 van de gemachtigde [gemachtigde] namens de Raad van Bestuur van het [verweerder] , verweerder in de hierna te noemen procedure;
  • de processtukken zoals opgenomen in het zaakdossier van die procedure, en
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 30 augustus 2018, waarbij zijn verschenen namens verzoekster haar gemachtigde [gemachtigde 1] en mr. Karsten-Badal. Zoals aangekondigd in de hiervoor aangehaalde brief van 24 augustus 2018, is namens het [verweerder] niemand verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Karsten-Badal, voornoemd, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van het door verzoekster ingestelde beroep ex Awb, met procedurenummer BRE 18/2392 ZW.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De feiten en de gronden van wraking

3.1.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het [verweerder] van 7 maart 2018, gegeven op haar bezwaar tegen de besluiten van 28 en 29 augustus 2017, waarbij de aan haar toegekende Ziektewetuitkering per 29 september 2017 is beëindigd, respectievelijk het toekennen van een WIA-uitkering is geweigerd. Bij het besluit van 7 maart 2018 heeft het [verweerder] de door verzoekster daartegen gemaakte bezwaren ongegrond bevonden.
3.3.
De behandeling van het beroep van verzoekster door de rechter heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 augustus 2018, waarbij verzoekster en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het [verweerder] zijn verschenen. Uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal blijkt -voor zover hier relevant- van het volgende verloop daarvan.
Gemachtigde eiseres:
/--------------------------------------------------------------------------------------------/
U geeft aan dat u verder wilt ingaan op het rapport van A-REA en wijst op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 14 augustus 2018. Dat is te laat ingediend. U wijst erop dat ik het rapport van A-REA, dat is gedateerd 15 juni 2018, ook pas in een laat stadium heb ingediend. Ik was echter binnen de termijn en het [verweerder] had veel eerder kunnen reageren of had om uitstel kunnen verzoeken. Beide is niet gebeurd.
Gemachtigde [verweerder] :
We hadden om aanhouding kunnen verzoeken, maar hebben dat niet in het belang van mevrouw zelf gevonden. We hebben ons best gedaan om toch nog, ook gelet op de vakanties van de verzekeringsartsen, een reactie te geven.
Gemachtigde eiseres:
Desgevraagd deel ik u mede dat ik het rapport wel heb gelezen, maar ik heb het niet kunnen bestuderen. Het is in strijd met een goede procesorde ingediend. U vraagt in hoeverre eiseres dan in haar belangen is geschaad. Omdat haar gemachtigde niet heeft kunnen reageren. Overigens zou ik geen reden kunnen bedenken waarom het niet in het belang van mijn cliënte zou zijn voor het [verweerder] om uitstel te vragen.
Gemachtigde [verweerder] :
Ik blijf bij mijn standpunt.
Gemachtigde eiseres:
U geeft aan dat u het rapport van de bezwaarverzekeringsartsen toch graag wilt betrekken in de procedure om een volledig beeld van de zaak te krijgen. Ik maak daar bezwaar tegen. Ik krijg nu de indruk dat u partijdig bent in het voordeel van het [verweerder] . Ik denk er nu over om iets te gaan doen dat ik eigenlijk niet wil doen.
Desgevraagd deel ik u mede dat ik geen uitstel wil om nog op het stuk te reageren; ik wil dat u het stuk buiten beschouwing laat. Ik wijs u er nogmaals op dat ik mij beraad op een procedurele stap die ik eigenlijk niet wil nemen.
Rechter:
Ik schors de zitting voor intern beraad.
Ik heropen de zitting.
Ik heb erover nagedacht en ik wil het stuk niet buiten beschouwing laten, omdat ik het van belang vind dat alle partijen kunnen reageren en om een volledig beeld van de zaak te krijgen. Het stuk is op 14 augustus 2018 ingediend en ik wil u alsnog de gelegenheid geven om het stuk te bestuderen, het met uw cliënte te bespreken en om daarop te reageren.
Gemachtigde eiseres:
Dan wraak ik u. Desgevraagd geeft ik u mijn wrakingsgronden. Het [verweerder] heeft op 3 augustus mijn stuk ontvangen. Het [verweerder] heeft zojuist aangegeven dat het heeft overwogen om uitstel te vragen, maar heeft dat niet gedaan. Het [verweerder] heeft geen enkele goede reden genoemd waarom het stuk buiten de procesregeling is ingediend. Het [verweerder] heeft het stuk toch ingediend en ik hoor u zojuist bevestigen dat u het stuk heeft gelezen. U heeft aangegeven dat u het stuk toch in de procedure wilt betrekken, omdat u iedereen de kans wilt geven om te reageren. Daardoor wordt het het [verweerder] toegestaan om een stuk heel erg laat buiten de termijn in te dienen. Daarmee geeft u het [verweerder] een voordeel in de procedure en gedraagt u zich op een manier die niet hoort. Dat maakt dat u niet objectief bent geweest in deze kwestie. Ik heb u twee keer verwittigd dat er een wraking zou komen en die twee keer hebben u er blijkbaar niet van weerhouden om het stuk toch te accepteren. “
3.4.
Bij gelegenheid van de behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde verzoekster dit toegelicht en daarbij aangevoerd dat het proces-verbaal van de zitting op een aantal punten incorrect, dan wel onvolledig is. Zo heeft de rechter ter zitting nog geen beslissing genomen over het al dan niet toelaten van het door het [verweerder] ingediende rapport van de bezwaarverzekeringsarts, maar uitsluitend verklaard dat zij dit zou willen doen en is in het proces-verbaal niet als wrakingsgrond opgenomen de door rechter toegepaste omkering van bewijslast, namelijk dat verzoekster dient aan te tonen welk belang zij heeft bij het niet toelaten van het rapport.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter betwist in haar schriftelijke reactie dat zij niet objectief of vooringenomen/partijdig is geweest, dan wel de schijn daartoe heeft gewekt.
4.2.
Zij voert aan dat het juist is dat het rapport van de bezwaarverzekeringsarts niet binnen de “tiendagentermijn” als bedoeld in artikel 8:58, lid 1 Awb is ingediend. Deze termijn is echter geen fatale termijn. De rechter kán beslissen om wel rekening te houden met stukken die te laat -en dus niet binnen die genoemde termijn- zijn ingediend, wanneer de goede procesorde zich daartegen niet verzet.
4.3.
De rechter is van mening dat zij in het onderhavige geval daartoe heeft kunnen beslissen. Zij heeft daarbij, naar zij verklaart, met het volgende rekening gehouden. De gemachtigde van verzoekster heeft het expertiserapport van 15 juni 2018 pas op 3 augustus 2018, dus 1½ maand later en kort voor de “tiendagentermijn” ingediend en verzoekster heeft ter zitting -hoewel zij daar expliciet naar heeft gevraagd- niet aangegeven waarom dit rapport niet eerder was ingediend, doch enkel benadrukt dat dit tijdig was. Het [verweerder] heeft desgevraagd aangegeven dat het vanwege de vakantieperiode niet is gelukt om tijdig, dus uiterlijk op 6 augustus 2018, te reageren. De reactietermijn voor het [verweerder] betrof volgens de rechter in feite ook slechts één á twee werkdagen.
4.4.
Omdat naar haar mening het rapport van belang is voor een goede beoordeling van
de zaak en zij het belangrijk vindt dat alle partijen in het kader van hoor en wederhoor op elkaar kunnen reageren, heeft zij het rapport toegelaten. Daarbij was volgens haar ook van belang dat het rapport van de bezwaarverzekeringsarts slechts drie pagina’s omvat en de gemachtigde van verzoekster dit rapport al had gelezen. Daarnaast heeft zij aangegeven de behandeling van de zaak op de voet van artikel 8:64 Awb te willen schorsen, nu de gemachtigde van verzoekster kenbaar maakte dat hij het rapport niet (aan de hand van jurisprudentie) heeft kunnen bestuderen en niet met zijn cliënte heeft kunnen bespreken.
4.5.
Bij dit alles geldt volgens de rechter dat haar beslissing om het rapport van de bezwaarverzekeringsarts toe te laten een procedurele beslissing betreft, die geen grond oplevert voor wraking, tenzij die beslissing zo onbegrijpelijk is dat dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan vooringenomenheid. Daarvan is in het licht van het vorenstaande volgens de rechter geen sprake.
4.6.
Tenslotte betwist de rechter dat het proces-verbaal van de zitting incorrect of onvolledig is. Het verloop van der zitting heeft plaatsgevonden op de wijze als in het proces-verbaal is vermeld. Zij voert aan dat zij wel degelijk heeft beslist over het al dan niet toelaten van het rapport van de bezwaarverzekeringsarts. Dit blijkt volgens haar reeds uit de omstandigheid dat zij de behandeling ter zitting heeft geschorst om tot die beslissing te kunnen komen.

5.De beoordeling en de gronden daarvoor

5.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij geen reden heeft om aan de inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 16 augustus 2018 te twijfelen. Daarvoor is geen enkel aanknopingspunt te vinden. Het doen van het wrakingsverzoek laat zich naar het oordeel van de wrakingskamer niet rijmen met het standpunt van de gemachtigde van verzoekster dat de rechter nog geen beslissing zou hebben genomen over het al dan niet toelaten van het door het [verweerder] in het geding gebrachte rapport van de bezwaarverzekeringsarts. Verder heeft de gemachtigde bij gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek verklaard dat hij ter zitting de gronden daarvan aan de griffier heeft gedicteerd. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek zal dan ook worden uitgegaan van de in het proces-verbaal vermelde overigens zakelijke weergave van het verloop van de zitting.
5.2.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
5.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer dient het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven te beoordelen.
5.3.
Persoonlijke vooringenomenheid van de rechter is gesteld noch gebleken.
5.4.
Verzoekster meent dat de rechter zich door het toelaten van het door het [verweerder] ingediende rapport van de bezwaarverzekeringsarts partijdig, ten gunste van het [verweerder] , heeft opgesteld, nu dit rapport te laat, buiten de daarvoor van toepassing zijnde termijn, is ingediend. Deze beslissing betreft een procedurele beslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen indien een beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
5.5.
Daarvan is in dit geval echter in het geheel geen sprake. In de door de rechter aan die procesbeslissing ten grondslag gelegde motivering is daarvoor geen enkele aanwijzing te vinden. Integendeel, de daarbij door de rechter betrokken omstandigheden dat verzoekster het door in het geding gebrachte expertiserapport zelf uiterst kort voor het verstrijken van de indieningstermijn heeft ingediend en het [verweerder] slechts een reactietermijn restte van twee werkdagen, maken deze beslissing verklaarbaar.
5.6.
Daar komt bij dat de rechter aan het bezwaar van verzoekster tegen het toelaten van het rapport, wat volgens verzoekster mede was gelegen in het feit dat haar gemachtigde dit niet heeft kunnen bestuderen en niet met haar heeft kunnen bespreken, tegemoet heeft willen komen door de behandeling van de zaak aan te houden. Van een processuele benadeling van verzoekster is, anders dan verzoekster klaarblijkelijk meent, dan ook geen sprake.
5.7.
Nu verzoekster geen andere gronden aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, behoort dit verzoek te worden afgewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het wrakingsverzoek af, en
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummer BRE 18/2392 ZW zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 4 september 2018 door mrs. van Kralingen, Kok en Stassen, in tegenwoordigheid van de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken. Deze beslissing is ondertekend door mr. Kok, nu mr. Van Kralingen daartoe niet in de gelegenheid is.
--