ECLI:NL:RBZWB:2018:536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
18/217
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een sluitingsbevel van een huurwoning na beschieting

Op 30 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen een sluitingsbevel van haar huurwoning door de burgemeester van Breda. Dit bevel was gebaseerd op een schietincident dat had plaatsgevonden op 6 januari 2018, waarbij de woning van verzoekster was beschoten. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten om de openbare orde te handhaven. Verzoekster, die met haar twee minderjarige kinderen in een hotel verbleef, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen en het sluitingsbevel te schorsen.

Tijdens de zitting op 23 januari 2018 werd duidelijk dat de burgemeester zich genoodzaakt had gezien om op te treden vanwege de verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester onvoldoende had aangetoond dat er nog steeds een concreet gevaar voor herhaling van de beschietingen bestond. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster geen directe betrokkenheid had bij de incidenten en dat de sluiting van de woning ingrijpende gevolgen had voor haar en haar kinderen.

Na een belangenafweging besloot de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster toe te wijzen en het sluitingsbevel te schorsen met ingang van 2 februari 2018. De burgemeester werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. De uitspraak benadrukte het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het treffen van ingrijpende maatregelen zoals een sluitingsbevel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/217 WET VV

uitspraak van 30 januari 2018 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[[naam verzoekster]] , te [[woonplaats]] , verzoekster,

gemachtigde: mr. W.A.J.A. Welten,
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
WonenBreburg, te Tilburg.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het mondelinge bevel van 6 januari 2018, zoals schriftelijk vastgelegd op 8 januari 2018 (bestreden besluit), van de burgemeester inzake het sluiten van haar huurwoning aan de [[adres]] te [[woonplaats]] voor een periode van drie maanden op grond van de Gemeentewet. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 23 januari 2018. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [[naam persoon]] en [[naam persoon]] (inspecteur van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant). Derde partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster huurt een woning aan de [[adres]] te [[woonplaats]] (hierna: de woning) van WonenBreburg.
In de nacht van vrijdag 5 januari op zaterdag 6 januari 2018 heeft zich ter hoogte van de woning een schietpartij voorgedaan, waarbij meerdere kogels op de woning zijn afgevuurd en aanzienlijke schade is ontstaan.
Bij mondeling besluit van 6 januari 2018 heeft de burgemeester – naar aanleiding van dit schietincident – bevolen de woning per direct te sluiten voor een periode van drie maanden. Hij heeft de woning op diezelfde dag fysiek laten afsluiten door middel van het dichtzetten van de voordeur en de achterdeur met houten plaatwerk.
Op 8 januari 2018 heeft de politie door middel van een bestuurlijke rapportage aan de burgemeester gemeld dat op 6 januari 2018 op de woning van verzoekster – maar ook op een woning gelegen aan de [[adres]] te [[woonplaats]] – is geschoten met een zwaar kaliber vuurwapen en dat nog geen verdachte(n) zijn aangehouden.
Bij brief van 8 januari 2018 heeft de burgemeester zijn besluit tot sluiting van de woning op schrift gesteld met verwijzing naar artikel 174a van de Gemeentewet als grondslag voor de sluiting.
Op 9 januari 2018 heeft zich in een woning aan de [[adres]] te [[woonplaats]] een nieuw incident voorgedaan. De politie heeft in deze woning een persoon aangetroffen die door een misdrijf om het leven is gekomen. Dit slachtoffer is de kleinzoon van de bewoonster van de woning aan de [[adres]] . De broer van verzoekster is één van de verdachten in deze zaak.
Bij brief van 10 januari 2018 heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Op 16 januari 2018 heeft de politie aanvullend aan de burgemeester gerapporteerd.
Bij brieven van 18 januari 2018 (gericht aan verzoekster en aan derde partij) heeft de burgemeester zijn brief van 8 januari 2018 ingetrokken en zijn bevel van 6 januari 2018 opnieuw op schrift gesteld. In deze brief heeft de burgemeester verwezen naar artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet als grondslag voor de sluiting van de woning. Tevens staat daarin vermeld dat het een besluit betreft zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De burgemeester beveelt de woning met onmiddellijke ingang te sluiten voor een periode van drie maanden en beveelt verzoekster (met haar kinderen) de woning met onmiddellijke ingang te verlaten en hierin gedurende drie maanden niet terug te keren.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, zoals ter zitting ook met partijen is besproken, in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening ter beoordeling aan haar voorligt de schriftelijke vastlegging op 18 januari 2018 van het mondelinge bevel tot sluiting van de woning op 6 januari 2018. Hierdoor is namelijk de schriftelijke vastlegging van dit bevel op 8 januari 2018 vervangen, zodat het daartegen gerichte bezwaar zich tevens richt tegen de gewijzigde beslissing van 18 januari 2018.
De burgemeester heeft aan zijn besluit tot sluiting van de woning ten grondslag gelegd dat op 6 januari 2018 aan de woning aan de [[adres]] een ernstig schietincident heeft plaatsgevonden, waarbij meerdere kogels zijn afgevuurd op de woning met een zwaar kaliber vuurwapen. Dit incident heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde, de openbare orde en het woon- en leefklimaat en heeft een zeer onveilige situatie opgeleverd. In dit verband is het noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde en ter beperking van gevaar voor personen de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Daarbij is betrokken dat verzoekster en haar kinderen huisvesting is aangeboden in een hotel.
3. Verzoeker heeft, samengevat, tegen het gewijzigde besluit aangevoerd dat het onvoldoende is gemotiveerd. Het besluit bevat onvoldoende informatie over de gestelde vrees voor herhaling. Niet is onderzocht of minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn en de duur van de sluiting is te lang. Daarbij komt dat een belangenafweging ontbreekt. Verzoekster kan nu niet met haar twee kinderen (4 en 7 jaar oud) in haar woning verblijven. Zij verblijft momenteel in een hotel. Dit is niet in het belang van de kinderen en vormt ook een aantasting op het recht op een privéleven (artikel 10 grondwet). Zij heeft niets van doen met de schietpartij. Zij wil zo spoedig mogelijk terug naar haar woning.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
5. Ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde.
Artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is bij de verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
In artikel 10, eerste lid, van de Grondwet is bepaald dat ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat met de beschietingen van de woning van verzoekster en van de woning aan de [[adres]] te Breda zonder meer sprake was van een verstoring van de openbare orde.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de burgemeester zich genoodzaakt zag om op te treden en begrijpt ook dat hij voor rust en veiligheid in de straat heeft willen zorgen door het treffen van deze maatregel, ook in het belang van verzoekster en haar twee minderjarige kinderen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster desgevraagd aangegeven dat ook verzoekster hiervoor begrip kan opbrengen.
Namens verzoekster heeft haar gemachtigde tijdens de zitting voorts expliciet aangegeven dat zij de bevoegdheid van de burgemeester om haar woning te sluiten op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet niet betwist. Zij doet wel een beroep op artikel 10 van de Grondwet, maar heeft desgevraagd expliciet gesteld dat de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet de bevelsbevoegdheid toekomt tot sluiting van een woning. Dat dit in reactie op de beschieting ook is gedaan, is voor haar niet zozeer in geschil in de procedure bij de voorzieningenrechter. Zij kan zich alleen niet vinden in de duur van de sluiting en is van mening dat zij inmiddels weer naar haar woning zou moeten kunnen terugkeren.
Gelet ook op de uitspraak van de voorzieningenrechter van heden ten aanzien van het verzoek om schorsing van het bevel tot sluiting van de woning aan de [[adres]] (zaaknummer BRE 18/150 WET VV), zal de voorzieningenrechter op basis van een belangenafweging op het verzoek zal beslissen. Daarbij zal voornamelijk de vraag aan de orde komen of de situatie nog altijd om ingrijpen door de burgemeester vraagt.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van verstoring van de openbare orde dan wel ernstige vrees daarvoor, heeft verwezen naar de bestuurlijke rapportages van de politie van 8 januari 2018 en 16 januari 2018.
In de eerste rapportage van 8 januari 2018 is – onder meer – opgenomen:
“Deze incidenten hebben een zeer onveilige situatie opgeleverd voor de bewoners van deze woningen, evenals voor de omwonenden in deze straten.
Bij de politie is (nog) onvoldoende informatie aanwezig om een inschatting te kunnen maken of een herhaling van deze incidenten kan plaatsvinden. Gezien de aard en impact van deze incidenten kan en mag hiermee gezegd worden dat de veiligheid van de bewoners en omwonenden niet gegarandeerd kan worden.”
Ter zitting heeft de burgemeester gesteld dat deze informatie hem mondeling is verstrekt direct nadat de schietincidenten hadden plaatsgevonden, hetgeen voor hem de aanleiding was om nog diezelfde ochtend tot onmiddellijke sluiting van de woning over te gaan. Daarna is de burgemeester steeds in contact gebleven met de politie om de openbare orde- en veiligheidssituatie te monitoren en te bekijken of wellicht de periode van sluiting kon worden bekort. In dat kader is gevraagd om een nieuwe bestuurlijke rapportage, die op 16 januari 2018 is opgesteld.
In deze rapportage is vermeld dat op 9 januari 2018 in de woning aan de [[adres]] te [[woonplaats]] de door een misdrijf om het leven gebrachte kleinzoon van de bewoonster van de woning aan de [[adres]] is aangetroffen en dat een van de verdachten in dat onderzoek de broer van verzoekster is. Verder is daarin opgenomen:
“De politie onderzoekt of beide incidenten met elkaar te maken hebben. Hiervoor is een team grootschalig onderzoek ingesteld (TGO).
Gezien het feit, dat de incidenten aan de [[adres]] enerzijds en aan de [[adres]] en de [[adres]] anderzijds, kort na elkaar hebben plaatsgevonden en zich kennelijk afspelen in het criminele circuit, moet rekening worden gehouden met represailles. Het onderzoek naar deze incidenten is nog volop gaande, waarbij rekening moet worden gehouden met diverse scenario’s en voor herhaling moet derhalve worden gevreesd.”
Ter zitting heeft de burgemeester desgevraagd gesteld dat deze situatie nog actueel is en zich onverminderd voordoet. Omdat de politie vreest voor herhaling van het incident, stelt de burgemeester zich op het standpunt dat er een ernstig gevaar bestaat voor de verstoring van de openbare orde.
7.1
Verzoekster heeft aangevoerd dat er geen directe relatie bestaat tussen haar en de door de burgemeester aangehaalde incidenten, anders dan dat haar broer verdachte is in de zaak van het in de [[adres]] aangetroffen om het leven gebrachte slachtoffer. Dit wordt door de burgemeester ook niet betwist. Zij wil – zeker in het belang van haar twee minderjarige kinderen – naar haar woning terugkeren en doorgaan met haar leven.
7.2
De voorzieningenrechter overweegt dat het hier gaat om een zeer verstrekkende maatregel met voor verzoekster, een alleenstaande vrouw met twee minderjarige kinderen, ingrijpende gevolgen. Zij verblijft inmiddels al ruim drie weken met haar kinderen in een hotel in [[plaatsnaam]] , hetgeen geen wenselijke situatie is. Zoals de burgemeester ter zitting ook heeft aangegeven, mag de sluiting van de woning – en daarmee de inbreuk op haar grondrecht – niet langer duren dan strikt noodzakelijk is. De bestuurlijke rapportage geeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het hier om een gerichte actie tegen verzoekster ging. Niet aannemelijk is dat zij het doelwit was – en al helemaal niet dat zij dat nog is – van de schutter(s). De burgemeester wijst zelf op het onderlinge verband tussen de incidenten, zodat niet uitgesloten kan worden dat de beschieting van de woning betrekking had op de mogelijke aanwezigheid in de woning van de broer van verzoekster, die inmiddels in detentie verblijft. De burgemeester wijst ter onderbouwing van de gestelde vrees voor herhaling ook op dit verband tussen de beschietingen en het incident aan de [[adres]] . Nu nog niet precies duidelijk is hoe die relatie precies zit en wat de motieven waren, moet volgens hem rekening worden gehouden met diverse scenario’s, waaronder een herhaling van het schietincident. Echter, dat (nu nog) sprake is van een concrete dreiging gericht tegen verzoekster en/of haar woning blijkt nergens uit.
Sinds de datum van het mondelinge bevel op 6 januari 2017 hebben zich bovendien gewijzigde omstandigheden voorgedaan, waaronder het overlijden van de kleinzoon van de bewoonster van de woning aan de [[adres]] en de aanhouding van de broer van verzoekster – met nog een ander – als verdachte van het plegen van dat misdrijf. Weliswaar is nog niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de beschietingen van de woningen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester niet toereikend kunnen uitleggen dat er in het licht van de recente ontwikkelingen nog steeds sprake is van een concreet en actueel gevaar voor herhaling van de beschieting, en daarmee van een ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde. De inhoud van de meest recente bestuurlijke rapportage is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Daarnaast heeft de burgemeester tijdens de zitting niet goed kunnen uitleggen waarom op dit moment niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden volstaan.
8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek na afweging van alle betrokken belangen toe en schorst het bevel tot sluiting van de woning met ingang van 2 februari 2018. Dat geeft de burgemeester de gelegenheid om eventueel andere maatregelen de treffen, zoals het instellen van cameratoezicht of andere vormen van surveillance. Deze voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het mondelinge bevel van 6 januari 2018, zoals schriftelijk vastgelegd op 18 januari 2018, met ingang van 2 februari 2018 tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 170,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.