ECLI:NL:RBZWB:2018:5153

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
AWB 18_543
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering door UWV

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen twee besluiten van het UWV, beide gedateerd op 18 december 2017. Het eerste besluit betreft de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 6 juni 2017, en het tweede besluit betreft de weigering van een WIA-uitkering per 16 juni 2017. Eiseres, die als administratief medewerkster heeft gewerkt, is uitgevallen door psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank heeft op 1 augustus 2018 een zitting gehouden waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. U. Santi, en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. J.W. van Schaik.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2015 een ZW-uitkering is toegekend, maar dat het UWV deze uitkering heeft beëindigd omdat eiseres in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft haar bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld, waarbij is gekeken naar rapportages van verzekeringsartsen. Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met haar situatie.

Wat betreft de WIA-uitkering heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de vereiste wachttijd van 104 weken, aangezien haar ZW-uitkering per 6 juni 2017 is beëindigd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering heeft beëindigd en de WIA-uitkering heeft geweigerd. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 18/543 WIA en BRE 18/544 ZW

uitspraak van 27 augustus 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] te [Woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. U. Santi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 december 2017 (bestreden besluit I) van het UWV over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 18/544 ZW.
Eiseres heeft eveneens beroep ingesteld tegen het besluit van 18 december 2017 (bestreden besluit II) van het UWV over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 18/543 WIA.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 augustus 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. van Schaik.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is werkzaam geweest als administratief medewerkster. Zij is vanuit de Werkloosheidswet (WW) uitgevallen vanwege psychische en lichamelijke klachten.
Bij besluit van 3 september 2015 heeft het UWV per 18 september 2015 een ZW-uitkering aan eiseres toegekend. Op 31 maart 2017 heeft eiseres een aanvraag om een WIA-uitkering gedaan.
Bij besluit van 5 mei 2017 (primair besluit I) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres per 6 juni 2017 beëindigd omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 8 mei 2017 (primair besluit II) heeft het UWV geweigerd per 16 juni 2017 aan eisers een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres de wachttijd van 104 weken niet heeft volbracht. Eiseres heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij de bestreden besluiten zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 6 juni 2017 en terecht geweigerd heeft een WIA-uitkering toe te kennen per 16 juni 2017.
Beëindiging ZW-uitkering (BRE 18/544 ZW)

Wettelijk kader

3. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als zij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe zij met haar krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
4. Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.

Medische beoordeling

4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat uit het dossier, de bezwaargronden en de hoorzitting blijkt dat eiseres uitgebreide lichamelijke klachten van pijn en stijfheid ervaart, waarbij – zo blijkt ook uit de medische informatie – geen enkele diagnose of afwijking is vastgesteld. Er wordt gesproken over een somatoforme pijnstoornis, oftewel pijnklachten, zonder lichamelijke oorzaak. Er lijkt sprake van psychogene beïnvloeding, waarbij eiseres de nodige life-events in haar verleden heeft meegemaakt. De verzekeringsarts b&b heeft bij lichamelijk onderzoek geen echte afwijkingen vastgesteld. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn toch diverse beperkingen aangenomen op lichamelijk vlak, zoals ook voor schouderbelasting op basis van een lichte peesafwijking. Deze zijn ruim voldoende te achten. De verzekeringsarts b&b is verder van mening dat voldoende rekening is gehouden met de psychische klachten van eiseres. Op basis van uitgebreide persoonlijke omstandigheden en life-events is er onvoldoende ernstige psychopathologie, ziekte of gebrek te onderbouwen. Ook uit de aanwezige medische informatie, onder andere van de psychiater, blijkt niet dat daar sprake van is. In de FML zijn desondanks uitgebreide beperkingen opgenomen op persoonlijk en sociaal functioneren die ruim voldoende aan de klachten van eiseres tegemoet komen. De therapie die eiseres sinds september 2017 voor haar psychische klachten krijgt, ligt na de datum in geding. Daarbij gaat het nog steeds om dezelfde klachten, namelijk SOLK (onbegrepen lichamelijke klachten). Middels cognitieve gedragstherapie wordt getracht een andere mindset te creëren om er beter mee om te leren gaan. Dit betreft daarmee geen nieuwe medische informatie. Eiseres claimt een urenbeperking op basis van een eerdere beoordeling in het kader van de ZW. Deze was gebaseerd op het volgen van EMDR-therapie, maar deze is begin 2017 al beëindigd. Daarom is er geen reden om hier nog een urenbeperking voor toe te kennen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 26 april 2017.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er geen verslag is opgemaakt van de hoorzitting in bezwaar en dat er onvoldoende rekening is gehouden met wat zij daar heeft gesteld. Tijdens deze hoorzitting had zij zoveel als mogelijk haar afsprakenkaarten, informatiebrieven, en recepthistorie meegenomen. Na het onderzoek en kennisneming van de informatie heeft de verzekeringsarts b&b echter geen medische informatie opgevraagd bij de behandelaars. Eiseres stelt dat minimaal medische informatie opgevraagd had dienen te worden bij de huisarts, orthopedagoog Lambermon en/of de psychiater bij het ETZ. Eiseres stelt dat zij op 22 januari 2018 is doorverwezen naar GGZ Breburg door de afdeling psychiatrie van het ETZ. Ter onderbouwing van haar psychische klachten overlegt eiseres informatie van orthopedagoog Lambermon. Ten aanzien van haar fysieke klachten stelt eiseres dat recentelijk is vastgesteld dat zij artrose heeft. Eiseres is van mening dat er in de FML onvoldoende rekening wordt gehouden met haar psychische en fysieke klachten en dat de eerder aangenomen urenbeperking nog steeds van toepassing is.
4.3
Een verzekeringsarts b&b heeft in een rapportage van 3 april 2018 gereageerd op wat eiseres heeft aangevoerd tegen de medische beoordeling. Hij stelt dat wat wordt aangevoerd deels al bekend was vanuit de primaire fase en het bezwaartraject. Er is ongewijzigd sprake van klachtenpresentatie en –beleving zonder voldoende objectiveerbare medische onderbouwing. Eiseres stelt dat zij is doorverwezen naar de afdeling psychiatrie van het ETZ maar daarvan is geen informatie aanwezig in het dossier, bovendien was hier nog geen sprake van op de datum in geding. De brief van orthopedagoog Lambermon geeft aan dat eiseres al jarenlang problemen heeft met het omgaan met diverse life-events en dat ze hierbij geholpen moet worden. Dit is geen nieuwe informatie en leidt niet tot enige psychische diagnose. Het UWV onderkent dat eiseres kwetsbaar is op mentaal vlak, wat ook blijkt uit de FML waarbij diverse beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren zijn aangenomen.
Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat er in het rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 december 2017 wel een uitgebreid verslag van de hoorzitting te vinden is. Ook is er medische informatie meegewogen in bezwaar, zowel wat al in het dossier zat als de informatie die in het bezwaartraject is ingebracht en tijdens de hoorzitting is overhandigd. Het nogmaals opvragen van aanvullende informatie was dan ook niet zinvol. Eiseres stelt verder dat er recent artrose zou zijn vastgesteld maar ter onderbouwing hiervan wordt slechts een algemene patiëntenfolder overgelegd terwijl gerichte medische informatie die deze diagnose bevestigt, ontbreekt. Dit leidt dan ook niet tot aanpassing van de FML. Bovendien wordt in de FML al uitgebreid rekening gehouden met algemeen verminderde fysieke belastbaarheid op basis van diverse lichamelijke beperkingen, dit is ook voor eventuele artrose ruim voldoende te achten.
Tot slot gaat de verzekeringsarts b&b in op de geclaimde urenbeperking. Deze werd ten tijde van eerstejaars ZW-beoordeling aangenomen in verband met een behandeling (EMDR-therapie) welke op de datum in geding niet meer aan de orde was. Op basis van milde lichamelijke en psychische klachten is een urenbeperking volgens de verzekeringsarts b&b niet te onderbouwen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar lichamelijke en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die leidt tot het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. Ten aanzien van de door eiseres geclaimde urenbeperking overweegt de rechtbank dat deze ten tijde van de eerstejaars ZW-beoordeling is aangenomen vanwege het feit dat eiseres op dat moment EMDR-therapie onderging. Dit traject heeft zij in februari 2017 volledig afgerond. Uit de overgelegde informatie blijkt ook dat eiseres van 18 september tot en met 18 december 2017 SOLK-therapie heeft ondergaan in het ETZ, 1 keer per week 1 dagdeel. Op de datum in geding, te weten 6 juni 2017, werd eiseres echter niet (intensief) behandeld voor haar psychische klachten. Dat zij toen wel op korte termijn een intakegesprek zou hebben in het kader van de SOLK-therapie, zoals eiseres ter zitting heeft gesteld, maakt dit niet anders omdat zij daar pas daadwerkelijk mee is gestart op 18 september 2017. Ter zitting heeft eiseres daarnaast gesteld dat zij naar verwachting over 4 maanden zal starten met een nieuwe behandeling bij een psychiater van GGZ Breburg. Ook daarvoor geldt dat dit geen betrekking heeft op de datum in geding. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het aannemen van een urenbeperking.
Niet gebleken is dat in de FML van 26 april 2017 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

Arbeidskundige beoordeling

5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: assemblagemedewerker (Sbc-code 271130), soldering operator (Sbc-code 11180) en medewerker logistiek (Sbc-code 111220).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 4 mei 2017 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 15 december 2017
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Nu er pas recht op ZW bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 6 juni 2017.
Weigering WIA-uitkering (BRE 18/543 WIA)
7.1
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 juni 2017.
7.2
In artikel 23, eerste lid, van de WIA is bepaald dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een WIA-uitkering, voor haar een wachttijd geldt van 104 weken.
Bij het bepalen van de wachttijd worden ingevolge het derde lid van artikel 23 van de WIA de perioden in aanmerking genomen waarin met een onderbreking van minder dan vier weken recht bestaat op ziekengeld als bedoeld in de ZW, alsmede de perioden waarin de verzekerde met een onderbreking van minder dan vier weken ongeschikt is geweest voor haar arbeid.
7.3
Niet in geschil is dat de voor eiseres geldende wachttijd is aangevangen op 18 september 2015. Nu in overweging 6 is geoordeeld dat eiseres per 6 juni 2017 geen recht meer had op een ZW-uitkering, heeft het UWV terecht bepaald dat eiseres niet aan de vereiste wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid voldoet, zodat zij op grond van het gestelde in artikel 23, eerste lid van de WIA, niet voor een WIA-uitkering in aanmerking komt per 16 juni 2017.
8. De beroepen zullen dan ook ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.