ECLI:NL:RBZWB:2018:5065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
6924058 OV VERZ 18-5117 en 6924076 OV VERZ 18-5118
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in meerderjarigenbewind en mentorschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2018 een beschikking gegeven op een verzoek van een verzorgende instelling tot het instellen van een meerderjarigenbewind en mentorschap voor een rechthebbende. De kantonrechter heeft gemotiveerd afgeweken van de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende en van de wettelijk preferente bewindvoerder/mentor. De rechthebbende, die lijdt aan dementie en lichamelijke achteruitgang, is niet in staat om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De zoon van de rechthebbende heeft zich bereid verklaard om als bewindvoerder en mentor op te treden, maar de kantonrechter heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om deze benoeming niet te doen. De zoon heeft zich in het verleden bedreigend opgesteld tegenover hulpverleners, wat heeft geleid tot een onveilige situatie. De kantonrechter heeft daarom gekozen voor de door de verzorgende instelling voorgestelde professionele bewindvoerder en mentor, die voldoet aan de kwaliteitseisen en geschikt wordt geacht voor deze rol. De kantonrechter heeft de beloning voor de bewindvoerder en mentor vastgesteld en de beschikking zal worden ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6924058 OV VERZ 18-5117 en 6924076 OV VERZ 18-5118
beschikking d.d. 10 augustus 2018 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap
van
[Verzoeker].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 23 mei 2018 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift d.d. 17 mei 2018, met bijlagen, waaronder een brief d.d. 18 mei 2018, houdende een schriftelijke onderbouwing van het verzoek, en de schriftelijke bereidverklaringen van de voorgestelde bewindvoerder en mentor;
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 19 juli 2018;
c. de op 30 juli 2018 ontvangen bereidverklaringen afkomstig van [zoon rechthebbende] .
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek van de verzorgende instelling strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van en tot instelling van een mentorschap over
[naam en gegevens rechthebbende], onder gelijktijdige benoeming van [naam en gegevens voorgestelde bewindvoerder tevens mentor]
, tot bewindvoerder en tot mentor. Als belanghebbenden zijn aangemerkt: rechthebbende en verder de beide meerderjarige kinderen van rechthebbende, te weten: [zoon rechthebbende] en [dochter rechthebbende] . Rechthebbende en haar beide kinderen zijn schriftelijk opgeroepen voor de terechtzitting/ mondelinge behandeling van 19 juli 2018.
2.2
De mondelinge behandeling is ter plaatse [naam locatie] ) gehouden waar rechthebbende op dat moment verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig: rechthebbende, haar zoon, vergezeld door zijn levenspartner [naam] , [medewerksers namens verzoeker] , [beoogd bewindvoerder tevens mentor] en voorts kantonrechter mr. W.E.M. Verjans, bijgestaan door de heer L.H.B de Kock als griffier. Voormelde dochter is niet verschenen. Volgens [zoon rechthebbende] woont zijn zus niet meer op het adres waarop zij is opgeroepen. Een ander/nieuw adres van [dochter rechthebbende]
is kennelijk bij de aanwezigen niet bekend.
Ontvankelijkheid verzoek.
2.3
Verzoekster is als verzorgende instelling naar het oordeel van de kantonrechter ontvankelijk in haar verzoek (zie artikel 1:432, lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Rechthebbende ontvangt begeleiding/verzorging vanuit de instelling van verzoekster. Voormelde zoon die als eerste contactpersoon ten behoeve van rechthebbende optreedt, is op de hoogte van de aanvraag van verzoekster maar hij is het niet eens met de aanvraag. Vanwege het zeer moeizame en bedreigende contact met de zoon en de ernst van de schrijnende consequenties van zijn handelen voor zijn moeder is verzoekster van mening dat de onderhavige aanvraag mentorschap en bewindvoering wenselijk is.
Reden voor het verzoek
2.4
Volgens verzoekster is rechthebbende -zakelijk weergegeven- als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Ten gevolge van de dementiële en lichamelijke achteruitgang acht verzoekster rechthebbende niet meer in staat om zelfstandig beslissingen te nemen en haar eigen financiën te beheren en om haar eigen zorgbelangen te behartigen. Volgens verzoekster geeft rechthebbende geen blijk van begrip waar de onderhavige aanvraag over gaat. Verzoekster verwijst verder naar de inhoud van een uitvoerige bijlage bij het verzoekschrift (brief d.d. 18 mei 2018 afkomstig van [geriatrisch verpleegkundige namens verzoekster]
. Deze brief dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Verzoekster verzoekt de beslissing van de kantonrechter tot onderbewindstelling van de goederen van rechthebbende in te schrijven in het Centraal Curatele- en bewindregister (CCBR).
2.5
Tijdens de mondelinge behandeling van 19 juli 2018 heeft rechthebbende desgevraagd ten overstaan van de kantonrechter verklaard dat haar zoon alles voor haar doet en dat zij dit ook zo wil houden. [zoon rechthebbende] zegt zich aan te sluiten bij wat zijn moeder zegt en voegt hieraan toe dat hij zelf bewindvoerder en mentor ten behoeve van zijn moeder wil worden.
2.6
De aanwezige [geriatrisch verpleegkundige] zegt volledig te blijven staan achter de inhoud van haar brief van 18 mei 2018. De zoon van rechthebbende houdt volgens haar de benodigde hulp voor zijn moeder (rechthebbende) juist tegen. Hij stuurt deze hulpverlening regelmatig weg en vaak loopt het contact met de hulpverleners zelfs uit de hand zodat er politie bij moet komen.
2.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter reeds vastgesteld dat de aanwezigen kennelijk niet (meer) van mening verschillen over de noodzaak tot instelling van de verzochte wettelijke beschermende maatregelen maar de kernvraag is: Wie moet er als bewindvoerder respectievelijke mentor ten behoeve van rechthebbende worden benoemd? Moet de zoon als bewindvoerder/mentor worden benoemd of de door verzoekster [beoogd bewindvoerder tevens mentor] ?
De kantonrechter heeft deze vraag ter zitting niet beantwoord.
De verdere beoordeling.
2.8
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van de lichamelijke en geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zelf ten volle haar belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter hierna het verzoek tot het instellen van beide verzochte wettelijke beschermende maatregelen zal inwilligen.
2.9
Op grond van de wet (artikel 1:435, lid 1 BW resp. artikel 1.452, lid 1 BW) dient de kantonrechter direct of zo spoedig mogelijk na het instellen van bewind resp. mentorschap een bewindvoerder resp. mentor te benoemen. De kantonrechter moet zich hierbij vergewissen van de bereidheid van de te benoemen persoon en moet zich voorts een oordeel vormen over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van de wet (artikel 1:435, lid 3 BW resp. artikel 1:452, lid 3 BW) dient de kantonrechter bij die benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende te volgen,
tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. De wet spreekt in de leden 4 van beide voormelde artikelen voorts een wettelijke preferentie uit voor de benoeming van
andere personen, waaronder de kinderen van rechthebbende. De kantonrechter mag hiervan afwijken maar hij moet wel motiveren op grond waarvan wordt afgeweken van de wettelijke preferente bewindvoerder/mentor.
2.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft rechthebbende desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat “haar zoon alles voor haar doet en dat zij dat ook zo wil houden”. De kanton- rechter begrijpt heel goed waarom rechthebbende in de gegeven situatie voor haar aanwezige zoon kiest. Haar zoon heeft zich mondeling en later ook schriftelijk bereid verklaard om de taak van bewindvoerder respectievelijk mentor ten behoeve van zijn moeder op zich te nemen. Haar dochter was op dat moment niet aanwezig. Zij heeft derhalve ook geen mening kunnen geven op dit punt. Na de terechtzitting van 19 juli 2018 heeft de griffier nog getracht het nieuwe adres van de dochter te achterhalen. Helaas is dit niet gelukt.
2.11
De kantonrechter acht gegronde redenen aanwezig om
nietde zoon tot bewindvoerder respectievelijk mentor ten behoeve van rechthebbende te benoemen maar de door verzoekster voorgestelde (professionele) bewindvoerder tevens mentor. De kantonrechter dient bij zijn keuze te voorzien in een zo goed mogelijke toekomstige belangenbehartiging ten behoeve van rechthebbende. De kantonrechter baseert zijn oordeel in het bijzonder op de inhoud van de eerder genoemde uitvoerige brief van 18 mei 2018 afkomstig van [geriatrisch verpleegkundige] . Ter zitting van 19 juli 2018 heeft [geriatrisch verpleegkundige] -kort gezegd- volhardt bij de inhoud van haar brief en heeft zij deze nader toegelicht. Rechthebbende blijkt vooral in toenemende mate zorgafhankelijk. Deze toenemende zorg vraagt om een goede communicatie om een voortdurende passende zorg voor rechthebbende in de toekomst te garanderen.
In de tweede alinea van de brief beschrijft [geriatrisch verpleegkundige] keurig welke lichamelijke en geestelijke problemen rechthebbende inmiddels heeft. Zij beschrijft ook welke zorg inmiddels voor rechthebbende geïndiceerd is. De zorgbehoefte van rechthebbende blijkt dermate groot dat ze is aangewezen op 24-uurszorg in de nabijheid (WLZ). De zoon heeft aangetoond niet open te staan voor gesprekken op dit punt. Hij heeft volgens verzoekster in de afgelopen maanden verschillende medewerksters (manager zorg, verzorgenden/verpleegkundigen) verbaal bedreigd, zelfs een aantal met de dood bedreigd waardoor er volgens verzoekster een onveilige situatie is ontstaan.
Er is meerdere malen melding gedaan bij de politie, die de zoon dan op de woonlocatie is komen ophalen. De zoon heeft ook meerdere malen noodzakelijke materialen en hulpmiddelen (bijvoorbeeld een aangepaste rolstoel) teruggestuurd. De dochter wil volgens verzoekster geen taken overnemen uit angst voor haar broer. De kantonrechter zal hier niet verder in detail beschrijven wat volgens verzoekster in het verleden allemaal heeft plaatsgevonden. De zoon heeft al deze feiten niet dan wel onvoldoende weersproken. Ondanks zijn bereidverklaringen acht de kantonrechter de zoon
niet geschiktom de totale belangenbehartiging ten behoeve van zijn moeder deugdelijk in te vullen. De kantonrechter zal de zoon hierna dan ook niet benoemen.
2.12
Tegen de namens verzoekster voorgestelde bewindvoerder en mentor zijn -anders dan door de zoon geuit- geen bezwaren gerezen. Zij heeft zich schriftelijk bereid verklaard om de taak van bewindvoerder tevens mentor ten behoeve van rechthebbende op zich te nemen.
Ter zitting heeft zij deze bereidverklaringen desgevraagd bevestigd. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat zij als professioneel bewindvoerder tevens mentor voldoet aan de kwaliteitseisen, als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermings- bewindvoerders en mentoren (Stb. 2014, 46). De kantonrechter acht haar ook geschikt om te worden benoemd in dit -zeker niet eenvoudig- dossier!
2.13
De kantonrechter legt aan de mentor de verplichting op dat zij jaarlijks een schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin verslag wordt gedaan van de door haar verrichte werkzaamheden ten behoeve van rechthebbende. Feiten die voor het mentorschap en het voortduren daarvan van betekenis zijn, dient de te benoemen mentor
terstondaan de kantonrechter mede te delen (artikel 1:459, lid 3 BW).
2.14
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat rechthebbende (nog) in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
De rechthebbende wordt (voorshands) nog in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.
2.15
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder tevens mentor voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 936,00 (excl. BTW).
2.16
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder tevens mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen in overeenstemming met artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.17
Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW bepaalt de kantonrechter dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[rechthebbende]voornoemd;
stelt een mentorschap in over:
[rechthebbende]voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder en tot mentor:
[beoogd bewindvoerder tevens mentor]voornoemd;
stelt de beloning van de bewindvoerder tevens mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 936,00 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder tevens mentor vast in overeenstemming met artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
legt een jaarlijkse verantwoordingsplicht aan de mentor op;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2018.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.