ECLI:NL:RBZWB:2018:5035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
6737679 OV VERZ 18-2622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot instelling van meerderjarigenbewind en benoeming van een professionele bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2018 een beslissing genomen op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind. Het verzoek is ingediend door de rechthebbende zelf, die ook verzoekster is. De kantonrechter heeft de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende gevolgd en benoemt een onafhankelijke professionele bewindvoerder, ondanks de bezwaren van de zoon van de rechthebbende. De zoon wenst zelf het beheer over de financiële zaken van zijn moeder te blijven uitvoeren, maar de kantonrechter oordeelt dat dit niet in het belang van de rechthebbende is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Dit oordeel is gebaseerd op de inhoud van de stukken, waaronder een brief van GGZ Breburg, en de behandeling ter zitting. De kantonrechter heeft de beloning van de benoemde bewindvoerder vastgesteld op € 519,40 (excl. BTW) voor de aanvangswerkzaamheden en de jaarbeloning overeenkomstig de geldende regeling.

De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en is uitgesproken op de openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden, waarbij het beroepschrift via een advocaat bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 6737679 OV VERZ 18-2622
beschikking d.d. 19 juli 2018 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind
van
[naam en gegevens rechthebbende].

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 16 maart 2018 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen, waaronder een brief d.d. 13 maart 2018 van GGZ Breburg);
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzittingen van donderdag 5 april 2018 en van donderdag 7 juni 2018;
c. de schriftelijke reactie d.d. 2 juli 2018 van de [zoon van rechthebbende] .
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van [rechthebbende]
, onder gelijktijdige benoeming van [naam en gegevens bewindvoerder] , tot bewindvoerder. Rechthebbende is tevens verzoekster. Voormelde [zoon] is als zoon van rechthebbende belanghebbende als bedoeld in de wet.
2.2
Uit de stukken, waaronder voormelde brief van GGZ Breburg, en de behandeling ter terechtzitting van 7 juni 2018 is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zelf ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het onderhavige verzoek tot instelling van een meerderjarigen bewind zal inwilligen.
2.3
Op grond van artikel 1:435, lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is kantonrechter gehouden bij het instellen van beschermingsbewind een bewindvoerder te benoemen. De kantonrechter dient hierbij op grond van artikel 1:435, lid 3 BW bij deze benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende te volgen. Uit het verzoekschrift blijkt dat rechthebbende wenst dat [voorgestelde bewindvoerder] tot haar bewindvoerder wordt benoemd. [voorgestelde bewindvoerder] is een (onafhankelijke) professionele beschermingsbewindvoerder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft rechthebbende deze voorkeur desgevraagd bevestigd. Deze voorkeur sluit ook aan bij de wens van de verzorgende instelling GGZ Breburg. Rechthebbende woont als sinds 1989 in deze instelling.
Namens GGZ Breburg is deze voorkeur bevestigd in de voormelde brief van 13 maart 2018.
2.4
De [zoon van rechthebbende] , schrijft in zijn brief van 2 juli 2018 dat hij het er niet mee eens is dat een andere dan hijzelf de financiële zaken van zijn moeder gaat beheren. Hij schrijft verder dit zelf te blijven doen en dat hij niets uit handen zal geven.
Hij schrijft voorts: “Ik blijf ten alle tijden baas over het geld van mijn moeder en niemand anders.”
2.5
De kantonrechter is van oordeel dat het niet in het belang van rechthebbende is dat [zoon van rechthebbende] nog langer de financiële zaken van rechthebbende blijft beheren.
De kantonrechter baseert dit oordeel onder meer op de inhoud van voormelde brief van GGZ Breburg. Voorts is het -zoals reeds hiervoor overwogen- de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende dat [voorgestelde bewindvoerder] haar vermogensrechtelijke belangen gaat behartigen. De
kantonrechter ziet geen reden van die voorkeur af te wijken, de afwijkende mening van haar zoon doet daar niet aan af. Het gaat in dit kader om de belangen van rechthebbende en niet om de belangen van haar zoon.
2.6
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat rechthebbende nog in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen. De rechthebbende wordt in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.
2.7
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.8
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.9
Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW bepaalt de kantonrechter dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan:
[rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder: [naam en gegevens bewindvoerder] voornoemd;
stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2018.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.