Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
Sinds geruime tijd ontvangen wij meldingen vanuit uw wooncomplex over uw ‘ongewenste gedrag’ naar twee buren toe. Op 15 mei bent u op kantoor geweest voor een gesprek hierover en heeft u helder uiteen gezet wat uw standpunt is ten aanzien van de situatie. U zegt dat u wordt uitgedaagd. Ik kan niet bepalen wat zich werkelijk afspeelt in [adres] maar gezien de meldingen die wij ontvangen, hebben wij wel een inspanningsverplichting om deze situatie te veranderen en het wonen in [adres] voor iedereen weer prettig te laten verlopen.(…)
Normaal in de procedure vindt eerst een gesprek plaats tussen de partijen waarbij alles uitgesproken wordt naar elkaar, bijvoorbeeld in bijzijn van een bemiddelaar. Helaas is dit geen mogelijkheid meer tussen u en uw buren aangezien het conflict al te ver geëscaleerd is.(…)
adviseer ik u met klem (en uw buren ook) om alle buren zoveel mogelijk te negeren en niet te reageren op elkaar.(…)”.
U veroorzaakt onrust en overlast in het complex. Dit is onacceptabel, zie art. 8.10 Algemene Huurvoorwaarden, en u dient hier per direct een einde aan te maken.(…)”.
De meldingen houden aan en de achterstand is nog steeds hoog, dit leidt ertoe dat we vanuit [eiseres] genoodzaakt zijn om deze zaak over te dragen aan een jurist en/ of deurwaarder.(…)”.
Mijn cliënte, [eiseres] , heeft mij de opdracht gegeven een kort geding tegen u te starten waarin de onmiddellijke ontruiming van uw woning zal worden gevorderd, omdat u ernstige en structurele overlast veroorzaakt en een alsmaar oplopende huurachterstand heeft.(…)
Indien u het niet tot een kort geding wilt laten komen, dient uuiterlijk vóór 26 juli 2018uw huurovereenkomst op te zeggen.(…)”.
Wij als [eiseres] hebben diverse partijen ingeschakeld om mee te kijken naar deze problematiek rondom het klaaggedrag van mevrouw [naam 2] .(…)
Advies is en dat deed u al gaf u aan om [naam 5] en [naam 6] te negeren en niet in te gaan op hun gedrag”. Ook wijst [adres] in dit kader op de verklaring van [naam 7] ( [adres] [NUMMER] ), waarin onder meer het volgende staat: “(…)
Het is dan ook zo dat ik pas geleden 2 dames aan de deur kreeg voor een handtekeningenactie. Het verhaal werd hier verdraaid en er werd gedaan alsof het voor een ander adres bedoeld was.(…)
ben ik tot inzien gekomen dat de dames van [adres] [NUMMER] en [NUMMER] mij hebben misleid om een handtekening te krijgen en deze meneer zijn woning uit te laten zetten.”. Tot slot heeft [adres] een verklaring in het geding gebracht van twee voormalige bewoners van het [adres] die een kritische noot plaatsen bij de klagende partijen en de opstelling van [eiseres] .
overigeklachten en overlastmeldingen er niet zonder meer van aannemelijkheid, laat staan de juistheid en volledigheid, daarvan kan worden uitgegaan. Dat wordt niet anders indien bij de beoordeling worden betrokken de klachten over de facebookberichten en de raaf. Wat betreft de facebookberichten geldt dat daar tegenover staat dat uit onder meer de eerdergenoemde verklaring van [naam 7] volgt dat ook [naam 3] en [naam 2] de overlastkwestie hebben besproken met anderen en wat betreft de raaf staat onvoldoende vast dat deze daadwerkelijk overlast heeft veroorzaakt en heeft [adres] onweersproken gesteld dat deze inmiddels is vertrokken.
4.De beslissing in kort geding
woensdag 7 november 2018voor het indienen van de in rechtsoverweging 3.4.7 bedoelde bewijsstukken door [adres] , alsmede voor het indienen van een schriftelijke bericht door [eiseres] zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.4.7;