ECLI:NL:RBZWB:2018:5033

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
02-700162-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over gevangenhouding met ernstige bezwaren en recidivegrond

Op 28 augustus 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen over de gevangenhouding van een verdachte, die op 20 augustus 2018 een bevel tot bewaring had gekregen. De rechtbank heeft de officier van justitie en de verdachte gehoord en is tot de conclusie gekomen dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte met betrekking tot de in de vordering omschreven feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de voorlopige hechtenis, zoals vermeld in het bevel tot bewaring, nog steeds van toepassing zijn. De ernstige bezwaren zijn gebaseerd op de aangifte, letselverklaring en de verklaringen van de verdachte, die heeft erkend geweld te hebben gebruikt tegen de aangever. Het alternatieve scenario van de verdachte, waarin hij stelt dat de aangever een pistool op hem richtte, wordt door de rechtbank niet als geloofwaardig beschouwd, gezien de inconsistenties in de verklaringen en het feit dat het pistool pas later aan de politie werd overhandigd.

Daarnaast is er sprake van recidive, aangezien de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aard en ernst van de verdenkingen zwaarder wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarom heeft de rechtbank besloten de gevangenhouding van de verdachte te bevelen voor een termijn van negentig dagen, ingaande op het moment van tenuitvoerlegging, en heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht, locatie Middelburg
BEVEL TOT GEVANGENHOUDING EN DE NADERE VORDERING EX ARTIKEL 67B VAN HET
WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Beschikking op de vordering van de Officier van Justitie in dit arrondissement
van 23 augustus 2018 strekkende tot het bevelen van de gevangenhouding van:
parketnummer 02/700162-18
naam : [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren : [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende : [woonplaats]
adres : [adres]
thans verblijvende: PI Middelburg- locatie Torentijd te Middelburg;
1.De overwegingen.
Tegen verdachte is op 20 augustus 2018 een bevel tot bewaring verleend.
De rechtbank heeft op de vordering tot gevangenhouding de officier van justitie
en de verdachte gehoord.
De rechtbank is na onderzoek gebleken dat hetgeen in het bevel tot bewaring is
overwogen omtrent de verdenking, bezwaren en gronden die tot dat bevel hebben
geleid, ook thans nog geldt, hetzelfde geldt voor hetgeen zoals vermeld in de
nadere vordering ex artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering.
Bij de beoordeling van de beslissing ter zake de voorlopige hechtenis geldt als
uitgangspunt het in artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de
Mens vastgelegde recht op vrijheid en veiligheid.
Op basis van de zich in het dossier van verdachte bevindende stukken en de
behandeling ter zitting is de rechtbank van oordeel dat er ernstige bezwaren
bestaan tegen verdachte ten aanzien van de/ het in de vordering omschreven
feit/feiten en dat er sprake is van het bestaan van grond / gronden, zoals
vermeld op het aan deze beslissing gehechte stuk, waarvan de inhoud als hier
herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De ernstige bezwaren voor feit 1 vinden grondslag in de aangifte, de
letselverklaring en de verklaringen van verdachte dat hij tegen aangever
geweld heeft gebruikt. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario,
inhoudende dat aangever in de woning een pistool trok en dit op verdachte
richtte, wordt door de rechtbank op basis van de voorliggende stukken
vooralsnog niet als geloofwaardig beoordeeld. Dit komt doordat verdachte in
eerste instantie niet over een pistool heeft gesproken en verklaard (zie de
eerste verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen van 13
augustus 2018 (pagina 152)) en ditzelfde geldt voor de in de woning aanwezige
[naam 1] en [naam 2] . Ook zij verklaren in eerste instantie niet over een
pistool. Als het is gegaan zoals verdachte stelt dan had voor de hand gelegen
dat direct bij binnenkomst van de politie in de woning melding zou zijn
gemaakt van het gebruik van een pistool door aangever en dan had eveneens
verwacht mogen worden dat het pistool direct aan de politie zou zijn
overhandigd. In plaats van dit laatste is het pistool op verzoek van verdachte
door [naam 1] in een schuurtje weggelegd. De ernstige bezwaren voor de feiten
2, 3 en 4 volgen uit het dossier.
De grond voor herhaling is gelegen in het strafblad van verdachte waaruit
blijkt dat hij bij vonnis van 22 maart 2018 is veroordeeld voor
medeplichtigheid aan een geweldsfeit, bij vonnis van 27 juni 2018 is
veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en aan hem op 4 mei 2017 een
strafbeschikking is opgelegd ter zake overtreding van de Wet wapens en
munitie. Daarbij komt dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de
-------------------------------------------------------------------------------
afgelopen periode in softdrugs heeft gehandeld. Het is een feit van algemene
bekendheid dat dit een vorm van criminaliteit is waarin financiële belangen
van betekenis zijn en geweld niet zelden wordt geschuwd. Dit draagt ook bij
aan het bestaan van de herhalingsgrond.
Gelet op de aard en ernst van de verdenking van de feiten 1 tot en met 4
weegt het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing van de voorlopige
hechtenis minder zwaar dat het strafvorderlijk belang dat de voorlopige
hechtenis voortduurt.
2. De beslissing.
De rechtbank beveelt de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van
90 ( negentig) dagen ingaande op het ogenblik van de tenuitvoerlegging; bepaalt
dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een huis van bewaring.
Wijst af het schorsingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven op 28 augustus 2018 door
mr. G.H. Nomes , voorzitter,
mr. E.J. Zuijdweg ,rechter,
mr. M.L. Weerkamp ,rechter,
in tegenwoordigheid van I.A. Walhout , griffier.