Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 juli 2018, met producties 1 tot en met 10;
- de door mr. Kaya nagezonden producties 11 tot en met 15, ontvangen op 30 juli 2018;
- de door mr. Kaya nagezonden producties 16 tot en met 20, ontvangen op 3 augustus 2018;
- het door [gedaagde] toegezonden stuk ontvangen op 6 augustus 2018;
- de door [gedaagde] toegezonden stukken ontvangen op 7 augustus 2018;
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2018;
- de door [gedaagde] ter zitting overgelegde producties.
2.De feiten
ter beëindiging van ernstige overlast”. Daarin is bepaald dat [gedaagde] zich in zijn geheel dient te onthouden van contact met [persoon] en [eiser] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
alle instanties, bedrijven en zorginstellingen”, zoals [eiser] vordert, te algemeen en vergaand. Zo heeft [eiser] niet afgebakend om welke instanties, bedrijven en zorginstellingen (in Nederland en/of in het buitenland) het gaat. Daarnaast heeft [eiser] onvoldoende feitelijk onderbouwd wat zijn belang is bij dit ruim geformuleerde verbod, afgewogen tegen de verstrekkende gevolgen die dit verbod voor [gedaagde] kunnen meebrengen. Niet kan worden verboden dat [gedaagde] contact opneemt met de in de stukken genoemde instanties (al dan niet wegens privéaangelegenheden). Het is [gedaagde] echter verboden [eiser] (direct of indirect) in dit contact te betrekken. Dat een instantie naar aanleiding van het contact met [gedaagde] vervolgens [eiser] contacteert, kan niet worden voorkomen.
toevoeging aangevraagd bij de Raad voor de Rechtsbijstand”, hij niet uiterlijk ter zitting een afschrift van deze aanvraag of een afschrift van de verleende toevoeging heeft ingediend. Ingevolge artikel 8.3 van het ‘Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie’ wordt daarom het volledige griffierecht in rekening gebracht.
480,00