In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 8 februari 2018, waarin het college de herziening en terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 1 december 2016 tot 1 juni 2017 had vastgesteld. De gemachtigde van eiseres heeft het beroep op 27 maart 2018 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. Eiseres was ten tijde van het besluit hoogzwanger en beviel op 15 maart 2018, waardoor zij niet eerder in staat was om haar gemachtigde te informeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn op 22 maart 2018 was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank heeft de argumenten van de gemachtigde van eiseres, die stelde dat de zwangerschap en bevalling de indiening van het beroepschrift hadden vertraagd, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.