ECLI:NL:RBZWB:2018:4877

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
AWB 18_1890
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake herziening en terugvordering van bijstand op basis van termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 8 februari 2018, waarin het college de herziening en terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 1 december 2016 tot 1 juni 2017 had vastgesteld. De gemachtigde van eiseres heeft het beroep op 27 maart 2018 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. Eiseres was ten tijde van het besluit hoogzwanger en beviel op 15 maart 2018, waardoor zij niet eerder in staat was om haar gemachtigde te informeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn op 22 maart 2018 was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank heeft de argumenten van de gemachtigde van eiseres, die stelde dat de zwangerschap en bevalling de indiening van het beroepschrift hadden vertraagd, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/1890 PW

uitspraak van 9 augustus 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 22 maart 2018, ontvangen bij de rechtbank op 27 m aart 2018, beroep ingesteld tegen het besluit van 8 februari 2018 (bestreden besluit) van het college inzake de herziening en terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand over de periode 1 december 2016 tot 1 juni 2017 ingevolge de Participatiewet.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 6 april 2018 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat eiseres ten tijde van het besluit hoogzwanger was en op 15 maart 2018 is bevallen van haar zevende kind. Hierdoor was eiseres niet eerder in de gelegenheid om inhoudelijk een toelichting te geven aan haar gemachtigde, waardoor het beroep op de laatste dag van de termijn is opgesteld.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 8 februari 2018. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 22 maart 2018.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 27 maart 2018 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift dat per post is verzonden en binnen een week na verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen tijdig ingediend indien het vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is gedagtekend 22 maart 2018. Blijkens de poststempel op de enveloppe is het beroepschrift op 26 maart 2018 ter post aangeboden en daarmee niet tijdig verzonden. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de gemachtigde van eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de door de gemachtigde van eiseres genoemde redenen dat het beroepschrift door de zwangerschap en bevalling van eiseres op de laatste dag van de beroepstermijn is opgesteld, niet blijkt waarom het beroepschrift pas op 26 maart 2018 – en dus na afloop van de beroepstermijn – ter post is bezorgd. De gemachtigde van eiseres heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift op uiterlijk 22 maart 2018 ter post is bezorgd.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.