ECLI:NL:RBZWB:2018:4829
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot opheffing van voorlopige hechtenis na terugkomen op belastende verklaring
Op 14 augustus 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in de raadkamer over de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis was ingediend op 7 augustus 2018. Tijdens de zitting op 14 augustus 2018 is de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord, evenals de officier van justitie. De rechtbank had eerder, in een bevel tot gevangenhouding op 24 juli 2018, geoordeeld dat er voldoende basis was voor ernstige bezwaren tegen de verdachte, gebaseerd op een verklaring van getuige [getuige] van 15 juni 2018. Deze verklaring was cruciaal voor het aannemen van de ernstige bezwaren.
Echter, tijdens een verhoor op 6 augustus 2018 door de rechter-commissaris, heeft getuige [getuige] afstand genomen van haar eerdere verklaring en verklaard dat zij de personen op de camerabeelden niet herkent. Dit leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van de eerdere verklaring. De rechtbank constateerde dat er veelvuldig telefonisch contact was geweest tussen de verdachte en getuige [getuige] voorafgaand aan en na het verhoor, wat mogelijk als beïnvloeding kon worden gezien, maar de inhoud van deze gesprekken was onbekend.
Gezien het terugkomen van getuige [getuige] op haar belastende verklaring en het ontbreken van voldoende bewijs om de ernstige bezwaren te handhaven, concludeerde de rechtbank dat er geen basis meer was voor de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft daarom de voorlopige hechtenis opgeheven en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. Deze beslissing werd genomen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, en mrs. J.A. van Voorthuizen en H.E. Goedegebuur, in aanwezigheid van griffier M.A. de Waard-Nooitgedagt.