ECLI:NL:RBZWB:2018:4709

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
02-705001-17 02-688154-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarigen door huisvriend met TBS-maatregel en schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van drie minderjarige jongens. De verdachte, geboren in 1955, werd aangeklaagd voor meerdere feiten van seksueel misbruik, waaronder het seksueel binnendringen van de slachtoffers, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van twaalf of zestien jaar hadden bereikt. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 12 juli 2018, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiftes van de slachtoffers consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende steunbewijs was voor de verklaringen van de slachtoffers. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend, maar later een gedeeltelijke bekentenis afgelegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1, 2 en 3, maar vrijgesproken van feit 4, dat betrekking had op het bezit van kinderporno, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor de TBS-maatregel vastgesteld, waaronder opname in een zorginstelling en een alcoholverbod. De rechtbank heeft de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/705001-17 en 02/688154-14 (vord. tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] Oost-Souburg, [adres] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Grave (Unit A + B), te 5361 ME Grave, Muntlaan 1,
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juli 2018, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met een aan
zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag 2] -2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, telkens een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 1]
geduwd/gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met een aan
zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] )
[slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] -2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, telkens een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn vinger(s) en/of zijn penis in de anus van die
[slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met (een)
aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), te weten met
[slachtoffer 2] ( [geboortedag 3] -2007) en/of [slachtoffer 1] ( [geboortedag 2] -2004) en/of [slachtoffer 3]
( [geboortedag 4] -2002), die toen allen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had(den) bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit:
- het betasten van de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2] en/of het aftrekken van de penis van die [slachtoffer 2] en/of laten betasten van zijn, verdachtes, schaamstreek en/of penis door die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten van de penis en/of de billen en/of het smeren van zijn,
verdachtes, sperma op/tussen de billen van die [slachtoffer 1] en/of het laten
betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] , en/of
- het strelen van/wrijven over het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of het
betasten van de penis en/of de billen van die [slachtoffer 3] ;
4.
hij op of omstreeks 28 december 2016
te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
370 afbeeldingen, te weten foto's en/of video's - en/of 3 gegevensdragers,
bevattende afbeeldingen, te weten HDD en/of DVD -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft
verworven,
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - onder meer bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam
van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam
van
een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt
en/of
het met de/een handen/vingers betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel,
de billen
en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
en/of
het met de/een handen/vingers betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel,
de billen
en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert
in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten
en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 3 en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Hij vordert vrijspraak voor feit 4.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 en 2. De verklaringen van de aangevers zijn niet betrouwbaar. Wel kan feit 3 deels bewezen worden, namelijk voor wat betreft het betasten van de billen en/of de penis van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarbij moet de periode beperkt worden tot de periode van 1 januari 2015 tot en met 19 december 2016. Voor feit 4 moet vrijspraak volgen, omdat de wetenschap op het bezit van kinderporno ontbreekt. Verdachte had geen beschikkingsmacht over de ‘deletet’ en ‘temporary’ bestanden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feiten 1 tot en met 3
Op 3 januari 2017 deed [aangeefster] aangifte tegen [verdachte] (verdachte) van seksueel misbruik van drie van haar kinderen, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte was de huisvriend die vaak bij hen was en ook periodes niet omdat ze dan geen oppas of hulp nodig hebben. Haar zoons gingen altijd met veel plezier naar hem toe.
[slachtoffer 3] gaf aan dat het bij hem gebeurde tijdens de derde keer dat hij bij [verdachte] (verdachte) bleef slapen, vier of vijf jaar geleden. De laatste keer dat iemand bij hem heeft gelogeerd, was zes weken geleden.
[slachtoffer 2] vertelde als eerste dat ome [verdachte] overal aan hem zat. [slachtoffer 2] was een beetje gespannen. Hij zei toen: ‘Hij zit overal aan mij’. Hij zei dat [verdachte] aan zijn billen zat.
Toen aangeefster aan [slachtoffer 1] vroeg: ‘Als jij bij ome [verdachte] bent, zit hij dan ook aan je?’, zei hij: ‘Ja’. [slachtoffer 1] zei: ‘Hij zit met zijn handen tussen mijn billen. Dan gaat hij masseren, knijpen en aaien’. Hij deed dit voor met zijn hand tussen zijn bilnaad.
[slachtoffer 3] vertelde dat hij het ook van zijn broertjes wist. Als ze bij [verdachte] waren geweest, vertelden ze tegen elkaar wat er was gebeurd. [slachtoffer 3] heeft verteld dat [verdachte] aan zijn kont gezeten heeft en deze heeft betast en gemasseerd. [verdachte] heeft aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] gezeten. [slachtoffer 3] zei: ‘ [verdachte] zit aan mijn piemel’. Hij vertelde dat [verdachte] bij [slachtoffer 2] in de anus had gezeten en bij [slachtoffer 1] dat hij aangeraakt werd.
[slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] aan zijn billen zat. [verdachte] kneep in zijn billen. [verdachte] heeft zijn vinger in zijn anus gestopt. [verdachte] heeft aan zijn piemel gezeten. [slachtoffer 1] zei dat dit in zijn broek op zijn piemel was. Toen zei [slachtoffer 1] dat [verdachte] over zijn piemel wreef. [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] zich aftrok in het bijzijn van [slachtoffer 1] . [verdachte] kwam dan klaar in zijn eigen hand. [verdachte] vroeg dan aan [slachtoffer 1] of hij met zijn sperma wilde spelen. Dit is gepleegd tijdens de vierde keer dat hij daar was, vermoedelijk 2011. Het was zes weken geleden dat hij daar voor het laatst alleen is geweest.
[slachtoffer 2] heeft verteld dat [verdachte] aan zijn piemel heeft gezeten. [verdachte] dwong [slachtoffer 2] om de piemel van [verdachte] in zijn mond te doen. [slachtoffer 2] liet dit toe omdat hij bang was. [verdachte] zat met zijn piemel in [slachtoffer 2] zijn billen. [verdachte] stopte zijn vinger in zijn billen. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat dit over helemaal in zijn anus ging. [slachtoffer 2] is twee keer terug gekomen van [verdachte] dat hij vertelde dat hij pijn in zijn billen had. Hij bedoelde hier zijn anus mee. [verdachte] trok aan [slachtoffer 2] zijn hand om [verdachte] zijn piemel vast te houden. [1]
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) verklaarde op 12 januari 2017 dat [verdachte] aan zijn billen zat en aan die van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Hij ging zichzelf aftrekken en dan was er iets nats. Daarmee kwam hij tegen de billen van [slachtoffer 1] aan. Dan kwam er iets uit zijn piemel en dat veegde hij dan aan hem af. Ook ging [verdachte] [slachtoffer 1] aftrekken. Hij had gezegd dat [verdachte] moest stoppen, maar hij ging gewoon door. [verdachte] zat met zijn hand aan de piemel van [slachtoffer 1] . Hij ging met zijn hand over zijn billen en met zijn vinger in zijn billen. Dat deed hij best vaak. Dat wilde [slachtoffer 1] niet, want dat deed best pijn. [verdachte] zei dan dat [slachtoffer 1] moest relaxen. Hij ging met zijn vinger in zijn kont en best ver. [verdachte] zat aan zijn billen als [slachtoffer 1] aan het slapen was. [verdachte] drukte er hard met zijn vinger in en dat deed heel veel pijn. [slachtoffer 1] heeft alles verteld aan zijn broers. [2]
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) verklaarde op 12 januari 2017 dat de tweede keer dat hij bij [verdachte] sliep, hij wakker werd en de hand van [verdachte] in zijn bilspleet heen en weer voelde gaan. Dit was 2 à 2,5 jaar geleden. [verdachte] bekeek hem als hij aan het douchen was. Ook werd hij een keer wakker en toen zat [verdachte] aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] te trekken. [slachtoffer 3] was toen 14 jaar. [3]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) verklaarde op 13 januari 2017 dat [verdachte] hem heeft aangeraakt bij zijn billen en bij zijn piemel. Dit gebeurde heel vaak, al een jaar ofzo. Ook pakte [verdachte] zijn hand en dwong hij [slachtoffer 2] zijn piemel vast te pakken. Verder ging [verdachte] met zijn hele vinger in zijn billen en met zijn piemel in zijn kont. [slachtoffer 2] lag dan te slapen en werd wakker van de vinger van [verdachte] in zijn kont. Daarna zat hij aan zijn piemel. [verdachte] dwong hem zijn piemel in zijn mond te doen en daarna ging hij hem dwingen om de hand van [slachtoffer 2] bij zijn piemel te doen. Ook ging hij met zijn mond bij de piemel van [slachtoffer 2] en ging dan likken aan het topje en het geheel van zijn piemel. Het gebeurde echt heel vaak dat [verdachte] met zijn hele vinger in zijn billen ging. Hij stopte dan zijn wijsvinger in de kont van [slachtoffer 2] . [verdachte] likte, zodat hij er dieper in ging. Als het pijn ging doen, dan deed hij crème van Dove in de billen. Als [verdachte] met zijn blote piemel in zijn blote kont ging, voelde [slachtoffer 2] in het begin alleen nattigheid en op het einde heel veel pijn. [verdachte] ging dan op en neer en dacht dat hij dieper ging, maar eigenlijk had dat geen nut. Het ging niet, het deed alleen maar pijn. Als [slachtoffer 2] dan ging poepen, kwam er water uit en diarree. [4]
[slachtoffer 3] is geboren op [geboortedag 4] 2002. [5] [slachtoffer 1] is geboren op [geboortedag 2] 2004 en erkend door [naam 1] op 25 november 2008. [6] [slachtoffer 2] is geboren op [geboortedag 3] 2007 en erkend door [naam 1] op 30 augustus 2007. [7]
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie volledig ontkennende verklaringen afgelegd.
Vervolgens heeft hij op 17 juli 2017 een aanvullende verklaring afgelegd. Hierin verklaarde hij dat er een situatie was ontstaan van onderlinge genegenheid. Hij heeft inderdaad seksuele handelingen verricht met alle drie de jongens en is daarin te ver gegaan. Dit bestond uit knuffelen en betasten op plaatsen waar dat niet fatsoenlijk en niet toegestaan is. Dit vond plaats na 2013. Verdachte verklaarde [slachtoffer 3] te hebben betast aan de rug en billen. Hij wilde aan zijn piemel zitten, maar [slachtoffer 3] wilde dat niet en toen is hij daarmee opgehouden.
Met [slachtoffer 1] werd door verdachte geknuffeld, gemasseerd en ook aan zijn billen en zijn piemel gezeten. Dit gebeurde drie of vier keer bij verdachte thuis in Souburg.
Op een gegeven moment begon [slachtoffer 2] verdachte te betasten in zijn kruis. Verdachte betastte bij [slachtoffer 2] vooral zijn piemel, maar dat vond hij niet zo prettig. [slachtoffer 2] raakte hij bloot aan. Hij ging dan met zijn vingers eromheen en maakte dan een trekkende beweging. [8]
Verdachte heeft ter zitting van 3 augustus 2017 verklaard de billen en penis van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te hebben betast en bij [slachtoffer 3] zijn penis te hebben betast. Dit was in de periode van 2013 tot 2016. Ze kwamen regelmatig bij hem logeren. [9] De overige tenlastegelegde handelingen hebben volgens verdachte niet plaatsgevonden. Ter zitting van 12 juli 2018 is verdachte bij deze verklaring gebleven.
bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige of enkel op de verklaring van de aangever. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van de slachtoffers en verdachte tegenover elkaar staan - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van de slachtoffers voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van de slachtoffers volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad van 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1216) kan van steunbewijs sprake zijn als verklaringen van aangevers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan een verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
betrouwbaarheid
In alle strafzaken dienen aangiftes kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien. Dit geldt temeer in zedenzaken, waarin doorgaans naast de verklaringen van slachtoffer en verdachte geen getuigenverklaringen voorhanden zijn. In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als betrouwbaar zijn aan te merken. Er wordt door de jongens telkens consistent en gedetailleerd verklaard en de beschuldigingen worden niet groter naarmate zij vaker hun verhaal doen. Ook benoemen zij details die telkens in elkaars verklaringen overeenkomen, zoals het plaatsvinden van seksuele handelingen op momenten dat zij sliepen, de aard van de handelingen en het dreigen naar huis te worden gebracht als zij tegenstribbelden. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging, door het feit dat de slachtoffers in hun verklaringen ook allerlei details noemen waar een kind van onder de 10 jaar nog geen weet van heeft of niet zomaar verzint. Zo wordt door [slachtoffer 1] benoemd dat er ‘iets nats’ uit de piemel van verdachte kwam, waar hij de naam niet van weet. Door [slachtoffer 2] wordt het gebruik van crème genoemd, als het binnendringen niet lukte of pijn deed, en ook het hebben van diarree een dag later. Ten aanzien van de ontuchtige handelingen zoals tenlastegelegd onder feit 3 heeft verdachte bovendien, weliswaar in een later stadium na eerst alles te hebben ontkend, een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. Wat de niet op alle onderdelen overeenkomende seksuele handelingen van verdachte betreft, zoals die uit de verklaringen van de slachtoffers naar voren komen, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat deze verschillen - sommige van de jegens [slachtoffer 1] gepleegde handelingen zijn meer vergaand dan die jegens [slachtoffer 3] zijn begaan en sommige van de jegens [slachtoffer 2] gepleegde handelingen zijn nog weer meer vergaand - verband houden met de respectievelijke leeftijden van de jongens en de wellicht daarmee samenhangende verschillen in geboden weerstand.
Door en namens verdachte is aangegeven dat de verklaringen op elkaar zouden zijn afgestemd of dat de oudste broer, [slachtoffer 3] , zijn twee jongere broertjes zou hebben opgestookt om het misbruik waarover zij hebben verklaard erger te maken dan het was. De rechtbank ziet voor deze scenario’s geen enkel aanknopingspunt in het dossier. Bovendien acht de rechtbank dit, gelet op de zeer jeugdige leeftijd van de jongens, niet geloofwaardig en wordt juist door [slachtoffer 3] over de minst vergaande seksuele handelingen verklaard. De op het punt van de betrouwbaarheid door de verdediging gevoerde verweren worden dan ook verworpen.
steunbewijs
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet anders dan de auditu kunnen verklaren over elkaars misbruik. Alle aspecten van de onderhavige strafzaak in ogenschouw genomen, is de rechtbank echter van oordeel dat de verklaring van de één in dit geval kan dienen als steunbewijs voor die van de anderen. Dit kan omdat naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van aangevers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. De omstandigheid dat er sprake is van drie afzonderlijke, betrouwbaar geachte verklaringen van soortgelijke, zo niet identieke delicten tegen dezelfde verdachte kan in deze zaak tot geen andere conclusie leiden dan dat deze elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de voornoemde bewijsmiddelen kan niet worden gesproken van slechts één bron. De evidente samenhang tussen de drie bronnen zou daarmee ten onrechte worden miskend.
Behalve dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] elkaar ondersteunen, wordt ook in de verklaring van verdachte steun gevonden voor de context en de aard van (een deel van) de verweten seksuele handelingen. Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de verklaring van [aangeefster] , waar zij verklaart dat [slachtoffer 2] twee keer van logeren van verdachte terug is gekomen met pijn in zijn billen.
Ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. Ze verbleven bij verdachte met goedvinden van hun ouders.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, dan ook bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 3 niet bewezen dat verdachte zijn penis heeft laten betasten door [slachtoffer 1] , nu daarover niet wordt verklaard door [slachtoffer 1] zelf en dit ook niet terugkomt in de aangifte. Zij zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Over de periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden wordt wisselend verklaard. Door verdachte zelf is ter zitting van 3 augustus 2017 verklaard dat de ontucht plaatsvond in de periode van 2013 tot 2016. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1 tot en met 3 genoemde seksuele handelingen in ieder geval hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 december 2016.
feit 4
Op 28 december 2016 werd de woning van verdachte doorzocht ter inbeslagneming van digitale gegevensdragers. Bij digitaal onderzoek aan deze gegevensdragers werden in totaal 370 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen, waarvan 367 ‘gedeletete’ foto’s, 1 foto in de ‘temporary internet files’ en 2 video’s in de ‘temporary internet files’. Uit digitaal onderzoek bleek verder dat er geen programmatuur op de gegevensdragers stond, waarmee verwijderde gegevens inzichtelijk kunnen worden gemaakt.
Verdachte heeft hierover verklaard dat dit oud materiaal betreft waar hij niet van af wist. Vermoedelijk betreft dit een Cd-rom die is blijven liggen na een eerdere doorzoeking.
De rechtbank overweegt dat de afbeeldingen niet zijn aangetroffen op de harde schijf van de computer of laptop van verdachte of rechtstreeks benaderbaar op een DVD, maar in de automatisch aangemaakte map ‘temporary internetfiles’ en als gedeletete bestanden, zonder software om deze te benaderen. Blijkens vaste jurisprudentie kan het opzet op de aanwezigheid van of het zich toegang verschaffen tot kinderporno, wanneer het gaat om gedeletete bestanden of ‘temporary internet files’, niet zonder meer worden verondersteld. Daarvoor is een actieve handeling vereist. Het opzet van verdachte dient dan te volgen uit nadere feiten en omstandigheden. Van dergelijke indicaties is niet gebleken en op grond van het verrichte onderzoek kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte bewust heeft gezocht naar deze afbeeldingen of dat verdachte bewust een handeling heeft verricht waardoor deze op de computer zijn opgeslagen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit volgt dat verdachte de afbeeldingen opzettelijk in bezit heeft gehad of dat hij zich daartoe opzettelijk de toegang heeft verschaft. Verdachte zal dan ook van het onder feit 4 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
1 januari 2013
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met een aan
zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag 2] -2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, telkens
een of meerhandeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
)
uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vinger
(s)in de anus van die [slachtoffer 1]
geduwd
/gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
1 januari 2013
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met een aan
zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer 2]
(geboren [geboortedag 3] -2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, telkens
een of meerhandeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
)
uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn vinger
(s)en
/ofzijn penis in de anus van die
[slachtoffer 2] geduwd
/gebrachten
/ofzijn penis in de mond van die [slachtoffer 2]
geduwd
/gebracht;
3.
hij op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
1 januari 2013
tot en met 19 december 2016 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, met
(een)
aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
(n
), te weten met
[slachtoffer 2] ( [geboortedag 3] -2007) en
/of[slachtoffer 1] ( [geboortedag 2] -2004) en
/of[slachtoffer 3]
( [geboortedag 4] -2002), die toen allen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had
(den
)bereikt, telkens buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)
heeft gepleegd, bestaande uit:
- het betasten van de penis en
/ofde billen van die [slachtoffer 2] en
/ofhet aftrekken van de penis van die [slachtoffer 2] en
/oflaten betasten van zijn, verdachtes, schaamstreek en
/ofpenis door die [slachtoffer 2] , en
/of
- het betasten van de penis en
/ofde billen en
/ofhet smeren van zijn,
verdachtes, sperma op
/tussende billen van die [slachtoffer 1]
en/of het laten
betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1], en
/of
- het strelen van
/wrijven overhet lichaam van die [slachtoffer 3] en
/ofhet
betasten van de penis en
/ofde billen van die [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
30 maanden met aftrek van voorarrest en daarnaast TBS met voorwaarden, onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een onvoorwaardelijke straf op te leggen conform voorarrest en daarnaast een fors voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering en een proeftijd van vijf jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van drie jongens die op dat moment nog zeer jong waren. Hierbij is verdachte bij twee van de drie jongens tevens seksueel binnengedrongen. Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in dit geval, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen die door de ouders van de drie jongens ter zitting van 3 augustus 2017 zijn voorgedragen. Het dagelijks leven van het gezin bestaat uit afspraken met instanties en therapie om hun leven weer op de rit te krijgen. Het hele gezin is door het handelen van verdachte geraakt. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Voorts neemt de rechtbank verdachte het bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen heeft geschaad dat de ouders van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in hem stelden toen zij hun zoons aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwden.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld. Onder andere is verdachte in 2016 veroordeeld voor het bezit van kinderporno.
De rechtbank slaat voorts acht op de over verdachte opgemaakte rapportages.
Op 2 mei 2017 is door forensisch psycholoog Breuker een rapport opgemaakt, waaruit blijkt dat bij verdachte een gecombineerde problematiek kan worden vastgesteld in de zin van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een ernstige stoornis in alcoholgebruik, in vroegtijdige remissie vanwege het verblijf in een gereguleerde omgeving, en een aandachtstekortstoornis. Een seksuele stoornis kan niet worden uitgesloten. In het verleden is er ook sprake geweest van een drugsverslaving. Het lijkt er nu op dat de drugsverslaving (heroïne, benzodiazepinen, cocaïne) in langdurige remissie is. Geadviseerd wordt om de feiten aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Er wordt een ambulant behandel- en begeleidingstraject nodig gevonden bij een forensische polikliniek in combinatie met het inzetten van COSA door de reclassering, op te leggen als bijzondere voorwaarden in een zo langdurig mogelijk voorwaardelijk strafkader.
Voorts is door Breuker gerapporteerd op 12 oktober 2017. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van pedofilie. Trekken van manipulatie en van leugenachtigheid komen steeds meer in het zicht. De complexiteit van de algehele problematiek met daarin ontkennende en manipulatieve aspecten ten aanzien van de diagnose pedofilie evenals met betrekking tot de volledige tenlastegelegde feiten maakt dat een klinische behandeling bij een FPK, zoals in Assen, is aangewezen. Na een klinische behandeling wordt een stevig resocialisatietraject nodig gevonden, waarin aandacht wordt besteed aan alle levensgebieden, zodat verdachte niet opnieuw in een isolement terecht komt en zich in zijn eigen wereld gaat terugtrekken. Ook worden controles op middelengebruik over een langere periode nodig geacht. Indien dit na het klinisch traject is aangewezen, kan de kliniek verdachte ambulant aanmelden bij een forensische polikliniek. Geadviseerd wordt om de behandeling en begeleiding, zoals wordt voorgesteld, aan verdachte op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden, omdat behandeling van de ingewikkelde en lastig te beïnvloeden multiproblematiek gegarandeerd moet zijn, ook als verdachte tijdens zijn behandeling in conflict komt met zijn behandelaren doordat hij wordt geconfronteerd met lastige thema’s en in een behandelimpasse terecht komt. Bij oplegging van de behandeling en begeleiding als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf bestaat het risico dat hij zich onttrekt aan behandeling en dat zijn straf ten uitvoer wordt gelegd. Verdachte zal dan weer uit beeld raken.
Uit het psychiatrisch onderzoek van psychiater Hummelen van 18 oktober 2017 blijkt eveneens dat bij verdachte sprake is van pedofilie, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een ernstige stoornis in alcoholgebruik, in een vroege remissie in een gereguleerde omgeving, een stoornis in het gebruik van opioïde (heroïne), anxiolyticum (benzodiazepines) en stimulantia (cocaïne), alle in langdurige remissie. Geadviseerd wordt om verdachte voor de feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Daarnaast wordt geadviseerd om verdachte in een kliniek te plaatsen, met expertise op het gebied van zedenproblematiek en persoonlijkheidsstoornissen, voor een behandeling voor de duur van tenminste anderhalf jaar, met daarna plaatsing in een beschermde woonvorm met langdurige ambulante behandeling en begeleiding en toezicht door de reclassering, met tevens als voorwaarde het niet gebruiken van alcohol en/of drugs. Geadviseerd wordt dit te realiseren in het kader van een TBS met voorwaarden. Mocht verdachte zich niet willen verbinden aan de bovenbeschreven behandeling en voorwaarden, dan rest alleen TBS met dwangverpleging gezien het hoge recidiverisico. Overwogen is of een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel zou kunnen plaatsvinden, maar dit wordt niet geadviseerd. De redenen hiervoor zijn dat bij een intensieve behandeling verdachte geconfronteerd gaat worden met de moeilijke thema’s voor hem. Dit zal bij verdachte zeer waarschijnlijk leiden tot een gevoel van afwijzing, waardoor er een omslag optreedt en verdachte afstand neemt van het contact. Wanneer behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden plaatsvindt, lijkt de kans groot dat verdachte bij een conflict met zijn behandelaars zal gaan kiezen voor tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
Voorts is in het kader van een door de verdediging verzochte contraexpertise gerapporteerd door psycholoog De Groot op 12 februari 2018 en psychiater Ronhaar op 9 februari 2018. Beiden komen tot de conclusie dat de tenlastegelegde feiten in een verminderde mate zijn toe te rekenen aan verdachte en dat een intensieve klinische behandeling geïndiceerd is. Geschat wordt dat hiervoor ongeveer twee jaar nodig is, waarna het voor de hand ligt dat verdachte wordt toegeleid naar een RIBW. Ook door deze deskundigen wordt geadviseerd om de TBS-maatregel op te leggen. Hierbij wordt ingeschat dat TBS met voorwaarden voldoende veiligheidsborging moet kunnen bieden, gegeven dat verdachtes behandeling een intramurale aanvang heeft binnen een gesloten forensisch psychiatrische setting. TBS met voorwaarden vormt hierbij een benodigde stok achter de deur, omdat wordt ingeschat dat betrokkene mede op basis van zijn pathologie niet als vanzelfsprekend in behandeling komt en bij machte bleek om behandelparticipatie te suggereren binnen een focale ambulante behandeling gericht op beïnvloeding van het pedoseksuele gedrag, maar gelijktijdig recidiveerde. Er wordt afgezien van een advies om de behandeling plaats te laten vinden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Wellicht is er langere tijd behandeling in engere zin nodig dan twee jaar, wat bij een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk is. Ook ligt er het risico dat verdachte dan gemakkelijker uit de behandeling kan stappen en zal ‘kiezen’ voor tenuitvoerlegging van de reststraf.
Door de onderscheiden deskundigen wordt geconcludeerd dat de feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in deze conclusie en neemt deze over tot de hare.
Uit het reclasseringsadvies van 15 maart 2018 blijkt dat de reclassering de mogelijkheid en uitvoerbaarheid heeft onderzocht van een TBS met voorwaarden met onder andere de bijzondere voorwaarde van een opname in een zorginstelling. De reclassering acht een reclasseringstoezicht in het kader van de maatregel TBS met voorwaarden mogelijk, mits verdachte zijn volledige medewerking geeft in het kader van de behandelafspraken en de afspraken met de reclassering. De reclassering adviseert aan een TBS de volgende voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, een contactverbod, een locatieverbod, geen andere huisvesting zonder toestemming, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank - naast de hiervoor geschetste problematiek - met name acht geslagen op de impact die de gepleegde feiten op de slachtoffers hebben gehad.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Oplegging van dwangverpleging is thans niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van de volgende voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, een contactverbod, een locatieverbod, geen andere huisvesting zonder toestemming, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Nu er, gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 35.000,00 voor feiten 2 en 3.
De officier van justitie vordert het bedrag te matigen tot € 7.500,00.
De verdediging verzoekt het gevorderde bedrag te matigen en bij het niet kunnen voldoen van de opgelegde schadevergoeding de vervangende hechtenis te beperken tot één dag.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 10.000,00 een rechtstreeks gevolg is van deze bewezenverklaarde feiten ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij categorie 4 van de Letsellijst schadefonds geweldsmisdrijven. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 20.000,00 voor feiten 1 en 3.
De officier van justitie vordert het bedrag te matigen tot € 5.000,00.
De verdediging verzoekt het gevorderde bedrag te matigen en bij het niet kunnen voldoen van de opgelegde schadevergoeding de vervangende hechtenis te beperken tot één dag.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 5.000,00 een rechtstreeks gevolg is van deze bewezenverklaarde feiten ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij categorie 3 van de Letsellijst schadefonds geweldsmisdrijven. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 10.000,00 voor feit 3.
De officier van justitie vordert het bedrag te matigen tot € 2.500,00.
De verdediging verzoekt het gevorderde bedrag te matigen en bij het niet kunnen voldoen van de opgelegde schadevergoeding de vervangende hechtenis te beperken tot één dag.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij categorie 1 van de Letsellijst schadefonds geweldsmisdrijven. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om de bijbehorende vervangende hechtenis te beperken tot één dag.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 89 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in Middelburg van 22 februari 2016 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 24c, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 3:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland (088-8041504) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte zich laat opnemen en behandelen in een zorginstelling, te bepalen door DIZ die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij verdachte zich totdat plaatsing mogelijk is in GGz FPK Assen, waar voor een klinische behandeling een indicatiestelling is afgegeven, laat opnemen in een nader te bepalen forensische zorginstelling, zolang als de inrichting in overleg met de reclassering nodig en wenselijk acht, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, terwijl het innemen van medicijnen (dus ook libidoremmende medicatie) onderdeel kan zijn van de behandeling en waarbij verdachte meewerkt, als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling start na de klinische behandeling en duurt zolang als de deskundige in overleg met de reclassering nodig en wenselijk acht, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, terwijl het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van die behandeling;
* dat verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, welk verblijf start na de klinische behandeling en duurt zolang als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd en mogelijke controlemiddelen bloedonderzoek, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) zijn;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2004), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2007) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 2002) [slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt in overleg met de reclassering;
* dat verdachte zich niet in de gemeente bevindt waar de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2004), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2007) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 2002) [slachtoffer 3] wonen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, waarbij de politie toeziet op handhaving van dit locatieverbod;
* dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van het Openbaar Ministerie en de reclassering;
* dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en deze contacten zoveel mogelijk vermijdt, waarbij verdachte als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt dat professionele hulpverleners c.q. toezichthoudende personen hierbij aanwezig zijn;
* dat verdachte zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
waarbij verdachte tijdens de gesprekken met de reclassering bespreekt hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen en het toezicht op deze voorwaarde onder andere kan bestaan uit controles van computers en andere apparatuur, waarbij verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 10.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 1.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
* benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2 en 3), € 10.000,00, 85 dagen hechtenis,
* benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 3), € 5.000,00, 60 dagen hechtenis,
* benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3), € 1.000,00, 20 dagen hechtenis,
vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een laptop van het merk Acer (G1653802), een desktop van het merk Fujitsu (G1653784) en een DVD (G1654022);
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd G1653810, G1653847, G1653880, G1653905, G1653963, G1653968, G1654007 en G1654087;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 februari 2016 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/688154-14
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 89 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. J.A. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2018.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016329509 van Politie Zeeland -
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 12 januari 2017, pagina 108, tiende en elfde alinea, pagina 109, derde en vijfde alinea, pagina 110, tweede alinea, en pagina 111, vierde, zesde en elfde alinea.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] van 12 januari 2017, pagina 120, tweede en derde alinea, pagina 121, tweede alinea, en pagina 122, negende alinea.
4.Het proces-verbaal van studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] van 13 januari 2017, pagina 136, zesde en achtste tot en met tiende alinea, pagina 137, eerste en dertiende tot en met vijfde alinea, pagina 138, tweede, vijfde, zevende, twaalfde, zestiende en achttiende alinea, pagina 139, eerste, tweede en dertiende alinea, pagina 140, achtste en elfde tot en met dertiende alinea, en pagina 141, eerste alinea.
5.Het schriftelijk stuk, inhoudende een akte van geboorte van [slachtoffer 3] van 1 mei 2002 (los).
6.Het schriftelijk stuk, inhoudende een akte van geboorte van [naam 2] van 22 december 2004 en het schriftelijk stuk, inhoudende een latere vermelding betreffende erkenning van [slachtoffer 1] van 25 november 2008 (los).
7.Het schriftelijk stuk, inhoudende een akte van geboorte van [naam 3] van 8 augustus 2007 en het schriftelijk stuk, inhoudende een latere vermelding betreffende erkenning van [slachtoffer 2] van 30 augustus 2007 (los).
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte van 24 juli 2017, pagina 15, eerste alinea, pagina 16, tweede en vierde alinea, pagina 18, vierde alinea, pagina 19, 20 en 28 van het aanvullend proces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016329509 van Politie Zeeland - West-Brabant, Team Zeden, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 t/m 38.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 3 augustus 2017.