4.3Het oordeel van de rechtbank
feiten 1 tot en met 3
Op 3 januari 2017 deed [aangeefster] aangifte tegen [verdachte] (verdachte) van seksueel misbruik van drie van haar kinderen, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte was de huisvriend die vaak bij hen was en ook periodes niet omdat ze dan geen oppas of hulp nodig hebben. Haar zoons gingen altijd met veel plezier naar hem toe.
[slachtoffer 3] gaf aan dat het bij hem gebeurde tijdens de derde keer dat hij bij [verdachte] (verdachte) bleef slapen, vier of vijf jaar geleden. De laatste keer dat iemand bij hem heeft gelogeerd, was zes weken geleden.
[slachtoffer 2] vertelde als eerste dat ome [verdachte] overal aan hem zat. [slachtoffer 2] was een beetje gespannen. Hij zei toen: ‘Hij zit overal aan mij’. Hij zei dat [verdachte] aan zijn billen zat.
Toen aangeefster aan [slachtoffer 1] vroeg: ‘Als jij bij ome [verdachte] bent, zit hij dan ook aan je?’, zei hij: ‘Ja’. [slachtoffer 1] zei: ‘Hij zit met zijn handen tussen mijn billen. Dan gaat hij masseren, knijpen en aaien’. Hij deed dit voor met zijn hand tussen zijn bilnaad.
[slachtoffer 3] vertelde dat hij het ook van zijn broertjes wist. Als ze bij [verdachte] waren geweest, vertelden ze tegen elkaar wat er was gebeurd. [slachtoffer 3] heeft verteld dat [verdachte] aan zijn kont gezeten heeft en deze heeft betast en gemasseerd. [verdachte] heeft aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] gezeten. [slachtoffer 3] zei: ‘ [verdachte] zit aan mijn piemel’. Hij vertelde dat [verdachte] bij [slachtoffer 2] in de anus had gezeten en bij [slachtoffer 1] dat hij aangeraakt werd.
[slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] aan zijn billen zat. [verdachte] kneep in zijn billen. [verdachte] heeft zijn vinger in zijn anus gestopt. [verdachte] heeft aan zijn piemel gezeten. [slachtoffer 1] zei dat dit in zijn broek op zijn piemel was. Toen zei [slachtoffer 1] dat [verdachte] over zijn piemel wreef. [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] zich aftrok in het bijzijn van [slachtoffer 1] . [verdachte] kwam dan klaar in zijn eigen hand. [verdachte] vroeg dan aan [slachtoffer 1] of hij met zijn sperma wilde spelen. Dit is gepleegd tijdens de vierde keer dat hij daar was, vermoedelijk 2011. Het was zes weken geleden dat hij daar voor het laatst alleen is geweest.
[slachtoffer 2] heeft verteld dat [verdachte] aan zijn piemel heeft gezeten. [verdachte] dwong [slachtoffer 2] om de piemel van [verdachte] in zijn mond te doen. [slachtoffer 2] liet dit toe omdat hij bang was. [verdachte] zat met zijn piemel in [slachtoffer 2] zijn billen. [verdachte] stopte zijn vinger in zijn billen. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat dit over helemaal in zijn anus ging. [slachtoffer 2] is twee keer terug gekomen van [verdachte] dat hij vertelde dat hij pijn in zijn billen had. Hij bedoelde hier zijn anus mee. [verdachte] trok aan [slachtoffer 2] zijn hand om [verdachte] zijn piemel vast te houden.
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) verklaarde op 12 januari 2017 dat [verdachte] aan zijn billen zat en aan die van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Hij ging zichzelf aftrekken en dan was er iets nats. Daarmee kwam hij tegen de billen van [slachtoffer 1] aan. Dan kwam er iets uit zijn piemel en dat veegde hij dan aan hem af. Ook ging [verdachte] [slachtoffer 1] aftrekken. Hij had gezegd dat [verdachte] moest stoppen, maar hij ging gewoon door. [verdachte] zat met zijn hand aan de piemel van [slachtoffer 1] . Hij ging met zijn hand over zijn billen en met zijn vinger in zijn billen. Dat deed hij best vaak. Dat wilde [slachtoffer 1] niet, want dat deed best pijn. [verdachte] zei dan dat [slachtoffer 1] moest relaxen. Hij ging met zijn vinger in zijn kont en best ver. [verdachte] zat aan zijn billen als [slachtoffer 1] aan het slapen was. [verdachte] drukte er hard met zijn vinger in en dat deed heel veel pijn. [slachtoffer 1] heeft alles verteld aan zijn broers.
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) verklaarde op 12 januari 2017 dat de tweede keer dat hij bij [verdachte] sliep, hij wakker werd en de hand van [verdachte] in zijn bilspleet heen en weer voelde gaan. Dit was 2 à 2,5 jaar geleden. [verdachte] bekeek hem als hij aan het douchen was. Ook werd hij een keer wakker en toen zat [verdachte] aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] te trekken. [slachtoffer 3] was toen 14 jaar.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) verklaarde op 13 januari 2017 dat [verdachte] hem heeft aangeraakt bij zijn billen en bij zijn piemel. Dit gebeurde heel vaak, al een jaar ofzo. Ook pakte [verdachte] zijn hand en dwong hij [slachtoffer 2] zijn piemel vast te pakken. Verder ging [verdachte] met zijn hele vinger in zijn billen en met zijn piemel in zijn kont. [slachtoffer 2] lag dan te slapen en werd wakker van de vinger van [verdachte] in zijn kont. Daarna zat hij aan zijn piemel. [verdachte] dwong hem zijn piemel in zijn mond te doen en daarna ging hij hem dwingen om de hand van [slachtoffer 2] bij zijn piemel te doen. Ook ging hij met zijn mond bij de piemel van [slachtoffer 2] en ging dan likken aan het topje en het geheel van zijn piemel. Het gebeurde echt heel vaak dat [verdachte] met zijn hele vinger in zijn billen ging. Hij stopte dan zijn wijsvinger in de kont van [slachtoffer 2] . [verdachte] likte, zodat hij er dieper in ging. Als het pijn ging doen, dan deed hij crème van Dove in de billen. Als [verdachte] met zijn blote piemel in zijn blote kont ging, voelde [slachtoffer 2] in het begin alleen nattigheid en op het einde heel veel pijn. [verdachte] ging dan op en neer en dacht dat hij dieper ging, maar eigenlijk had dat geen nut. Het ging niet, het deed alleen maar pijn. Als [slachtoffer 2] dan ging poepen, kwam er water uit en diarree.
[slachtoffer 3] is geboren op [geboortedag 4] 2002.[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedag 2] 2004 en erkend door [naam 1] op 25 november 2008.[slachtoffer 2] is geboren op [geboortedag 3] 2007 en erkend door [naam 1] op 30 augustus 2007.
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie volledig ontkennende verklaringen afgelegd.
Vervolgens heeft hij op 17 juli 2017 een aanvullende verklaring afgelegd. Hierin verklaarde hij dat er een situatie was ontstaan van onderlinge genegenheid. Hij heeft inderdaad seksuele handelingen verricht met alle drie de jongens en is daarin te ver gegaan. Dit bestond uit knuffelen en betasten op plaatsen waar dat niet fatsoenlijk en niet toegestaan is. Dit vond plaats na 2013. Verdachte verklaarde [slachtoffer 3] te hebben betast aan de rug en billen. Hij wilde aan zijn piemel zitten, maar [slachtoffer 3] wilde dat niet en toen is hij daarmee opgehouden.
Met [slachtoffer 1] werd door verdachte geknuffeld, gemasseerd en ook aan zijn billen en zijn piemel gezeten. Dit gebeurde drie of vier keer bij verdachte thuis in Souburg.
Op een gegeven moment begon [slachtoffer 2] verdachte te betasten in zijn kruis. Verdachte betastte bij [slachtoffer 2] vooral zijn piemel, maar dat vond hij niet zo prettig. [slachtoffer 2] raakte hij bloot aan. Hij ging dan met zijn vingers eromheen en maakte dan een trekkende beweging.
Verdachte heeft ter zitting van 3 augustus 2017 verklaard de billen en penis van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te hebben betast en bij [slachtoffer 3] zijn penis te hebben betast. Dit was in de periode van 2013 tot 2016. Ze kwamen regelmatig bij hem logeren.De overige tenlastegelegde handelingen hebben volgens verdachte niet plaatsgevonden. Ter zitting van 12 juli 2018 is verdachte bij deze verklaring gebleven.
bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige of enkel op de verklaring van de aangever. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van de slachtoffers en verdachte tegenover elkaar staan - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van de slachtoffers voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van de slachtoffers volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad van 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1216) kan van steunbewijs sprake zijn als verklaringen van aangevers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan een verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. betrouwbaarheid
In alle strafzaken dienen aangiftes kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien. Dit geldt temeer in zedenzaken, waarin doorgaans naast de verklaringen van slachtoffer en verdachte geen getuigenverklaringen voorhanden zijn. In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als betrouwbaar zijn aan te merken. Er wordt door de jongens telkens consistent en gedetailleerd verklaard en de beschuldigingen worden niet groter naarmate zij vaker hun verhaal doen. Ook benoemen zij details die telkens in elkaars verklaringen overeenkomen, zoals het plaatsvinden van seksuele handelingen op momenten dat zij sliepen, de aard van de handelingen en het dreigen naar huis te worden gebracht als zij tegenstribbelden. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging, door het feit dat de slachtoffers in hun verklaringen ook allerlei details noemen waar een kind van onder de 10 jaar nog geen weet van heeft of niet zomaar verzint. Zo wordt door [slachtoffer 1] benoemd dat er ‘iets nats’ uit de piemel van verdachte kwam, waar hij de naam niet van weet. Door [slachtoffer 2] wordt het gebruik van crème genoemd, als het binnendringen niet lukte of pijn deed, en ook het hebben van diarree een dag later. Ten aanzien van de ontuchtige handelingen zoals tenlastegelegd onder feit 3 heeft verdachte bovendien, weliswaar in een later stadium na eerst alles te hebben ontkend, een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. Wat de niet op alle onderdelen overeenkomende seksuele handelingen van verdachte betreft, zoals die uit de verklaringen van de slachtoffers naar voren komen, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat deze verschillen - sommige van de jegens [slachtoffer 1] gepleegde handelingen zijn meer vergaand dan die jegens [slachtoffer 3] zijn begaan en sommige van de jegens [slachtoffer 2] gepleegde handelingen zijn nog weer meer vergaand - verband houden met de respectievelijke leeftijden van de jongens en de wellicht daarmee samenhangende verschillen in geboden weerstand.
Door en namens verdachte is aangegeven dat de verklaringen op elkaar zouden zijn afgestemd of dat de oudste broer, [slachtoffer 3] , zijn twee jongere broertjes zou hebben opgestookt om het misbruik waarover zij hebben verklaard erger te maken dan het was. De rechtbank ziet voor deze scenario’s geen enkel aanknopingspunt in het dossier. Bovendien acht de rechtbank dit, gelet op de zeer jeugdige leeftijd van de jongens, niet geloofwaardig en wordt juist door [slachtoffer 3] over de minst vergaande seksuele handelingen verklaard. De op het punt van de betrouwbaarheid door de verdediging gevoerde verweren worden dan ook verworpen.
steunbewijs
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet anders dan de auditu kunnen verklaren over elkaars misbruik. Alle aspecten van de onderhavige strafzaak in ogenschouw genomen, is de rechtbank echter van oordeel dat de verklaring van de één in dit geval kan dienen als steunbewijs voor die van de anderen. Dit kan omdat naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van aangevers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. De omstandigheid dat er sprake is van drie afzonderlijke, betrouwbaar geachte verklaringen van soortgelijke, zo niet identieke delicten tegen dezelfde verdachte kan in deze zaak tot geen andere conclusie leiden dan dat deze elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de voornoemde bewijsmiddelen kan niet worden gesproken van slechts één bron. De evidente samenhang tussen de drie bronnen zou daarmee ten onrechte worden miskend.
Behalve dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] elkaar ondersteunen, wordt ook in de verklaring van verdachte steun gevonden voor de context en de aard van (een deel van) de verweten seksuele handelingen. Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de verklaring van [aangeefster] , waar zij verklaart dat [slachtoffer 2] twee keer van logeren van verdachte terug is gekomen met pijn in zijn billen.
Ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. Ze verbleven bij verdachte met goedvinden van hun ouders.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, dan ook bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 3 niet bewezen dat verdachte zijn penis heeft laten betasten door [slachtoffer 1] , nu daarover niet wordt verklaard door [slachtoffer 1] zelf en dit ook niet terugkomt in de aangifte. Zij zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Over de periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden wordt wisselend verklaard. Door verdachte zelf is ter zitting van 3 augustus 2017 verklaard dat de ontucht plaatsvond in de periode van 2013 tot 2016. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1 tot en met 3 genoemde seksuele handelingen in ieder geval hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 december 2016.
feit 4
Op 28 december 2016 werd de woning van verdachte doorzocht ter inbeslagneming van digitale gegevensdragers. Bij digitaal onderzoek aan deze gegevensdragers werden in totaal 370 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen, waarvan 367 ‘gedeletete’ foto’s, 1 foto in de ‘temporary internet files’ en 2 video’s in de ‘temporary internet files’. Uit digitaal onderzoek bleek verder dat er geen programmatuur op de gegevensdragers stond, waarmee verwijderde gegevens inzichtelijk kunnen worden gemaakt.
Verdachte heeft hierover verklaard dat dit oud materiaal betreft waar hij niet van af wist. Vermoedelijk betreft dit een Cd-rom die is blijven liggen na een eerdere doorzoeking.
De rechtbank overweegt dat de afbeeldingen niet zijn aangetroffen op de harde schijf van de computer of laptop van verdachte of rechtstreeks benaderbaar op een DVD, maar in de automatisch aangemaakte map ‘temporary internetfiles’ en als gedeletete bestanden, zonder software om deze te benaderen. Blijkens vaste jurisprudentie kan het opzet op de aanwezigheid van of het zich toegang verschaffen tot kinderporno, wanneer het gaat om gedeletete bestanden of ‘temporary internet files’, niet zonder meer worden verondersteld. Daarvoor is een actieve handeling vereist. Het opzet van verdachte dient dan te volgen uit nadere feiten en omstandigheden. Van dergelijke indicaties is niet gebleken en op grond van het verrichte onderzoek kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte bewust heeft gezocht naar deze afbeeldingen of dat verdachte bewust een handeling heeft verricht waardoor deze op de computer zijn opgeslagen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit volgt dat verdachte de afbeeldingen opzettelijk in bezit heeft gehad of dat hij zich daartoe opzettelijk de toegang heeft verschaft. Verdachte zal dan ook van het onder feit 4 tenlastegelegde worden vrijgesproken.