ECLI:NL:RBZWB:2018:4494
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over gevangenhouding met betrekking tot recidivegrond
Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen over de vordering tot gevangenhouding van een verdachte. De procedure omvatte onder andere een vordering van de officier van justitie en een bevel tot bewaring van 6 juli 2018. Tijdens het onderzoek in raadkamer zijn de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman gehoord. De rechtbank heeft de nadere vordering ex artikel 67 B van het Wetboek van Strafvordering toegewezen, maar de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, maar dat er op dit moment geen wettelijke gronden zijn voor voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het strafblad van de verdachte niet voldoende redengevend is voor het aannemen van recidivegevaar. Het enkele bezit van een vuurwapen is niet voldoende om de recidivegrond te onderbouwen. De verklaring van de verdachte over de verkrijging van het wapen werd niet overtuigend geacht, en de verdenking van overtreding van de Opiumwet biedt geen indicatie voor betrokkenheid bij de handel in softdrugs.
De rechtbank concludeert dat de vordering van de officier van justitie bij gebrek aan gronden wordt afgewezen. Deze beslissing is genomen door mr. G.H. Nomes als voorzitter en mrs. E.J. Zuijdweg en H. Skalonjic als rechters, in aanwezigheid van griffier R. de Moor. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.