ECLI:NL:RBZWB:2018:4442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
BRE 17/620
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van zorg op basis van de Wet langdurige zorg en de toepassing van overgangsrecht

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 20 december 2016, waarin haar zorgprofiel op grond van de Wet langdurige Zorg (Wlz) werd vastgesteld. Eiseres, die eerder een maximaal zorgzwaartepakket ontving, betwistte de vaststelling van een lager zorgzwaartepakket VG02, ondanks haar verslechterde gezondheidssituatie. Tijdens de zitting op 20 juni 2018 in Middelburg, werd eiseres bijgestaan door twee gemachtigden, terwijl het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat de vastgestelde grondslag somatiek niet leidt tot een blijvende behoefte aan 24-uurs zorg in de nabijheid of permanent toezicht. De rechtbank oordeelde dat het CIZ op goede gronden heeft gesteld dat eiseres in staat is om te alarmeren en dat er geen noodzaak is voor continue zorg. Eiseres had een indicatie voor zorgzwaartepakket VG03, maar het CIZ heeft haar nu een indicatie voor wonen met begeleiding toegekend, wat het hoogste zorgprofiel is dat zij op basis van het overgangsrecht kan krijgen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk op 17 juli 2018, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/620 WLZ

uitspraak van 17 juli 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser1] , te [woonplaats] , eiseres,

en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 december 2016 (bestreden besluit) van het CIZ inzake het vastgestelde zorgprofiel op grond van de Wet Langdurige Zorg (Wlz).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 20 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde1] en [gemachtigde2] . Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres had een indicatie voor zorgzwaartepakket VG03, wonen met begeleiding en verzorging (klasse 7 = 7 etmalen per week).
Op 17 februari 2016 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor aanpassing van haar pakket.
Bij besluit van 26 mei 2016 (primair besluit) is aan eiseres meegedeeld dat zij per 26 mei 2016 in aanmerking komt voor VG wonen met begeleiding en verzorging, klasse 7. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 4 juli 2016 is het primaire besluit herzien en is aan eiseres ook een indicatie voor vervoer toegekend. Het bezwaar van eiseres is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht ook gericht tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft het CIZ zich op het standpunt gesteld dat eiseres op grond van het overgangsrecht aanspraak heeft op het profiel VG wonen met begeleiding met dagbesteding. Omdat dit een lager profiel is dan in het primaire besluit was opgenomen, gaat dit nieuwe profiel in 3 maanden na de datum van het bestreden besluit.
2. Eiseres heeft in beroep, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat haar gezondheidssituatie onjuist is geduid en er geen rekening is gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Eerder ontving eiseres een maximaal zorgzwaartepakket. Eiseres begrijpt niet dat, ondanks dat haar medische situatie is verslechterd, nu een zorgzwaartepakket VG02 is vastgesteld. Eiseres is van mening dat zij 24 uurs toezicht nodig heeft. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de tardieve dyskinese medisch is uitbehandeld en derhalve blijvend is. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres een brief van neuroloog Korf gedateerd 2 december 2016 overgelegd. Tot slot heeft eiseres opgemerkt dat Gilles de la Tourette een neurologische psychiatrische diagnose is en niet veroorzaakt wordt door psychische problemen uit het verleden. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding tot een bedrag van € 7.235,--. In aanvullend beroep heeft eiseres gesteld dat zij geen psychische aandoening heeft. Het CIZ is de oorzaak van haar burnout.
3. In artikel 3.1.1 , eerste lid onder b, van de Wet langdurige zorg (Wlz) is bepaald dat het op grond van deze wet verzekerde pakket persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging omvat.
In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is bepaald dat een verzekerde recht heeft op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
In artikel 3.2.3, vijfde lid, van de Wlz is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop de indicatie tot stand komt en over de inrichting en geldigheidsduur van het indicatiebesluit. Met het Besluit langdurige zorg is uitvoering gegeven aan deze bepaling.
In artikel 2.1 van bijlage A van de Regeling langdurige zorg zijn de zorgprofielen opgenomen.
In artikel 11.1.1, eerste lid, van de Wlz is bepaald, voor zover hier van belang, dat de meerderjarige verzekerde die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op grond van een indicatiebesluit is aangewezen op een zorgzwaartepakket 3 VG, voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld wordt met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste of derde lid.
In artikel 9.9, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat indien een verzekerde als bedoeld in artikel 11.1.1, eerste lid, van de wet anders dan met de bedoeling om buiten een instelling te gaan verblijven een herindicatie aanvraagt en het CIZ constateert dat hij niet voldoet aan artikel 3.2.1, eerste lid, van de wet het CIZ voor hem één van de zorgprofielen indiceert, bedoeld in bijlage F.
Vaststelling grondslag(en)
4. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is opgenomen welke grondslagen toegang bieden tot Wlz-zorg. Partijen zijn verdeeld over de vraag welke grondslag(en) op eiseres van toepassing is (zijn). Daarbij zijn partijen het er wel over eens dat voor eiseres de grondslag somatiek van toepassing is. De gronden van eiseres die zien op de vraag of ze al dan niet is uitbehandeld voor de tardieve dyskinese hoeft daarom niet meer besproken te worden. Het CIZ gaat er immers, net als eiseres, van uit dat daarvoor geen behandeling meer mogelijk is. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aanvullende conclusie in het medisch advies van 9 december 2016.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van het CIZ gesteld dat de motivering in het bestreden besluit de juiste motivering is. Het afwijkende standpunt zoals opgenomen in het verweerschrift ten aanzien van de grondslag verstandelijke beperking hoeft derhalve niet besproken te worden.
Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat de grondslag verstandelijke beperking niet kan worden vastgesteld. In het bestreden besluit is de onderbouwing daarvoor gegeven. Het CIZ verwijst naar haar beleidsregels 2016.
Niet in geschil is dat eiseres een IQ heeft tussen de 70 en 85. Ingevolge het beleid van het CIZ wordt bij een IQ onder de 70 de grondslag verstandelijke beperking vastgesteld. Bij een IQ tussen de 70 en 85 kan de grondslag verstandelijke beperking worden aangenomen, maar dan alleen als de verzekerde als gevolg van haar verstandelijke beperking afhankelijk is van intensieve ondersteuning in de conceptuele, sociale en praktische domeinen, ter voorkoming van ernstig nadeel voor de verzekerde.
Ingevolge artikel 3.2.1, tweede lid, van de Wlz wordt onder ernstig nadeel verstaan een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt.
Niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat eiseres ten gevolge van haar verstandelijke beperking afhankelijk is van intensieve ondersteuning ter voorkoming van ernstig nadeel. Ter zitting is gesteld dat eiseres twee begeleiders heeft die zij telefonisch of via WhatsApp kan bereiken als er sprake is van een situatie die kan escaleren, zoals een conflict of als eiseres in paniek raak. Het betreft hier een ondersteuning op afroep waarbij het initiatief bij eiseres ligt. Hoewel het voor de rechtbank wel duidelijk is dat eiseres veel hulp nodig heeft en dat het voor haar belangrijk is dat iemand op afroep voor haar beschikbaar is, betekent dit niet dat er sprake is van intensieve ondersteuning. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het CIZ op goede gronden heeft gesteld dat de grondslag verstandelijke beperking niet op eiseres van toepassing is.
Ter informatie van eiseres stelt de rechtbank vast dat het CIZ niet heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychiatrische grondslag. Hoewel de adviserende artsen wel spreken van (mogelijke) psychiatrische problematiek, is dit niet ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. In het bestreden besluit is op bladzijde 7 immers expliciet opgenomen dat er mogelijk sprake is van een psychiatrische problematiek, maar dat het CIZ niet bevoegd is om op basis daarvan te indiceren.
Geeft de vastgestelde grondslag toegang tot de Wlz?
6. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de vastgestelde grondslag, somatiek, toegang geeft tot zorg vanuit de Wlz.
Op zich kan de grondslag somatiek toegang geven tot zorg vanuit de Wlz. Er moet dan wel sprake zijn van een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid of permanent toezicht. En die noodzaak moet dan ook voortkomen uit die somatische beperking (zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 januari 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:CRVB:2018:334).
Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres in staat wordt geacht te alarmeren zodat er geen noodzaak is voor 24 uur zorg in de nabijheid, zoals bepaald in de Wlz. Uit de stukken blijkt ook dat eiseres een alarmeringssysteem gebruikt. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat dit systeem niet goed werkt. Ze kan pas alarmeren nadat ze een collaps heeft gekregen.
Nog los van de vraag of de collaps gerelateerd kan worden aan de tardieve dyskinesie, is de rechtbank van oordeel dat het pas kunnen alarmeren na de collaps, hoe vervelend ook voor eiseres, niet betekent dat dit leidt tot een ernstig nadeel zoals bedoeld in de Wlz. Verder is ter zitting gebleken dat eiseres in het voorgaande jaar twee keer de alarmering heeft moeten gebruiken. Ook dit gegeven leidt er niet toe dat geoordeeld kan worden dat er sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid of permanent toezicht. De zorg kan immers op afroep geleverd worden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het CIZ op goede gronden heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in de Wlz om voor zorg op grond van die wet in aanmerking te komen.
Overgangsrecht
7. Eiseres had, voorafgaand aan haar aanvraag om aanpassing van haar pakket, een indicatie voor zorgzwaartepakket VG03, wonen met begeleiding en verzorging. Gelet op het bepaalde in artikel 11.1.1. van de Wlz valt eiseres onder het overgangsrecht. Op het moment dat eiseres een herindicatie aanvraagt, is artikel 9.9, eerste lid, van de Regeling van toepassing. In bijlage F zijn de zorgprofielen opgenomen waarop eiseres nog aanspraak kan maken als vastgesteld wordt dat zij op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz niet in aanmerking komt voor zorg vanuit de Wlz.
Bij de vaststelling op welk zorgprofiel eiseres nog aanspraak kan maken wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het zorgprofiel dat eiseres al had. Nu eiseres een zorgprofiel VG had, zal gekeken moeten worden op welke zorgprofielen op grond van de Regeling nog recht bestaat. Het hoogste zorgprofiel VG dat genoemd wordt in de bijlage bij de Regeling is het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding. De rechtbank is van oordeel dat het CIZ op een juiste manier het overgangsrecht heeft toegepast. Dit betekent dat het CIZ op goede gronden de indicatie voor eiseres heeft vastgesteld op VG Wonen met begeleiding.
Oordeel rechtbank
8. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.