ECLI:NL:RBZWB:2018:4412
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing anticumulatiebepaling in de WAO en de gevolgen voor de uitkering van eiser
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toepassing van de anticumulatiebepaling van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S. Matadin, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 november 2017, waarin de definitieve berekening van zijn recht op uitkering over bepaalde periodes werd vastgesteld. Eiser ervaart een onrechtvaardigheidsgevoel door de toepassing van de anticumulatiebepaling, die zijn keuzes in het Individueel Keuze Budget (IKB) financieel nadelig heeft beïnvloed. De rechtbank heeft begrip voor de gevoelens van eiser, maar oordeelt dat het UWV de wettelijke bepalingen correct heeft toegepast en niet van deze bepalingen kan afwijken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de inkomsten van eiser correct heeft verrekend met zijn WAO-uitkering, zoals voorgeschreven door de wet. Eiser heeft niet de berekening van het UWV betwist, maar stelt dat de verrekening van de IKB-inkomsten leidt tot een lagere vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid en daardoor tot benadeling. De rechtbank wijst erop dat de wetgever het UWV geen ruimte heeft gegeven om anders te beslissen, zelfs niet als de uitkomst als onredelijk wordt ervaren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.