In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2018 een beschikking gegeven op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en mentorschap. Het verzoek is ingediend door de dochter van de rechthebbende, die tevens als voorgesteld mentor fungeert. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2018 betwistte de rechthebbende dat zij hulp nodig had, maar later gaf zij aan geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van een bewindvoerder. De rechthebbende was op dat moment gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en had onvoldoende ziekte-inzicht, wat door de kantonrechter werd vastgesteld op basis van medische verklaringen en getuigenissen van betrokkenen.
De kantonrechter oordeelde dat de rechthebbende tijdelijk niet in staat was om haar belangen adequaat te behartigen, en besloot het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap toe te wijzen. De voorgestelde bewindvoerder en mentor voldeden aan de kwaliteitseisen en werden benoemd. De kantonrechter legde ook een jaarlijkse rapportageplicht op aan de familiementor en bepaalde de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden. De beschikking werd ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open voor de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.